hemen juichte zo, dat de moffen stuurs achterom keken. O ja, ze hebben hem wel te pakken gekregen later, hem en zijn vrouw en zijn twee dochters en hun schoonzoon. Eerst landarbeid, in Drente, jawel, toen Westerbork en toen weg. Een jonge pas getrouwde landverrader uit Haren kwam in het huis. Hij stond soms in zijn zwarte wa-pak voor de deur om vervaarlijk te noteren wie hem niet groetten.
Wat ik niet begrijp is dat beleefde gemeier van zoveel ook joodse mensen nu, dat de meeste duitsers niet wisten dat de joden afgemaakt werden. Wij wisten, de Bohemens komen nooit terug. En natuurlijk zijn zij niet teruggekomen en zij zullen evenmin terugkomen als mijn broer Hendrik terug kan komen, want die Joseph Straussen zijn doodslagers, waren het maar alleen revolvergekken, hoerelopers en kristenen, het zijn slachters.
Hoho, zeg je, Joseph Strauss was een militair! Natuurlijk, daarom juist. Wat hadden die Sicherheitsdienst en Sicherheitspolizei met hun loopjongens onder de nederlandse politie ooit kunnen beginnen zonder de garantie van Hitlers legers?
Piet Bohemen had zelf ook gebokst, wat mij van die kleine man - maar ik moet zeggen dat hij er taai uitzag - verbaasde. Hij had zich op kermissen in Antwerpen en Amsterdam regelmatig voor een rijksdaalder in elkaar laten slaan omdat hij niet te eten had. ‘Maar ik heb ook wel es raak terug kunnen stoten!’ gniffelde hij. Toen ik dit verhaal bij het interview van Ischa Meijer ter sprake bracht vertelde die mij dat het boksen altijd een tipiese sport voor arme joden geweest was. Hij kon heel veel namen noemen. Het geeft te denken. Maar wat, dat wordt nog niet duidelijk.
Ik ga weer naar bed. Het nachtelijke intermezzo begon met een ‘realiteit’ van Armando in de nieuwe stijl, ook al weer jaren verdwenen, het eindigde met een verhaal dat ik mij, voordat ik in slaap viel, herinnerde van bezet Parijs. Een grote duitse officier koopt elke ochtend bij hetzelfde stalletje dezelfde krant, die hem door de koopvrouw toegestoken wordt met dezelfde woorden ‘voici, grand con’, welke laatste twee woorden zoals jij weet met ‘grote klootzak’ zouden kunnen worden vertaald. De geüniformeerde doodslager wist het echter niet en vraagt er op een keer in een kafee naar, aan zijn franse kennissen. Kennissen van een duitser, in de bezetting, zijn natuurlijk hoogstwaarschijnlijk erg fout, zwarthandelaars, Hirschfelds enzo, maar deze man dacht na en, om geen krantenvrouwtje in moeilijkheden te brengen, legde hij uit, dat ‘grand con’ ‘grote held’ betekende. De volgende morgen, als de rotmof zijn krant krijgt toegestoken met de woorden ‘voici, grand con’, blijft hij staan, glimlacht, en zegt in zijn beste frans ‘moi, très petit con, Hitler grand con!’ Maar het verband met Allah, in de punch van Mohammed Ali, dat mij duidelijk was toen ik deze uitweiding begon, is mij ontschoten voordat ik in slaap val.
66. Je moet de kranten lezen, dan verrast niets je meer. In de New York Times van mei 1973 wordt in een hoofdartikel al gewezen op de bedreiging van het Westen door een energie-krisis. Nixon zinspeelt in die zomer op het lot van Mosadek in Perzië.
In de zomer van 1973 houden de amerikaanse mariniers woestijnoorlog-manoeuvres. In de International Herald Tribune van 26 september dat jaar wordt gesproken wat dit kan betekenen: zijn de amerikanen misschien van plan om voorzorg te nemen betreffende het bezetten van arabiese landen wegens een energie-krisis, wegens de toenemende arabiese kontrole van de arabiese golf?
In juni 1973 wordt al gesproken over de olie-krisis, de Neue Zürcher Zeitung, 29 september 1973. Dayan wil met enig genoegen een streek van twintig à dertig kilometer ten oosten van het Suezkanaal ontruimen en daar dan geen enkele egyptiese soldaat toelaten en bepaald ook niet de hele Sinai ontruimen. Golda Meir spreekt echter van een strook van tien tot vijftien kilometer. Dit is een herhaling van een aanbod van 1971.