Portfolio Johan Briedé (* 1885)
Door Jaap W. Brouwer en Jan Laurens Siesling
Op twee planken van het statige eikehouten seize-kabinet, dat, zo verzekert Briedé ons met grote regelmaat, familiebezit is, staan ettelijke meters tekeningen in volle mappen. De studies en schetsen die hij geslaagd vond heeft Briedé keurig in albums geplakt, van 1903 tot heden chronologisch geordend. Daarbinnen heeft hij nog een onderordening naar onderwerp aangebracht: er is een album met dieren, waaronder veel dode vogels, kevers, koppen van kevers, poten van vliegen, een ander is gewijd aan planten en bloemen compleet met naam en toenaam, een derde aan een aantrekkelijk naakt.
De tekeningen zijn met een scherp potlood en hartverwarmende nauwkeurigheid gemaakt. Onder elk werkje staan in preciese lettertjes en cijfertjes de signatuur en het jaar.
Nauwkeurigheid en ijver typeren Briedé het best. De kamer waar de zojuist genoemde kast staat is zijn atelier. Daar staan, behalve vele honderden schilderijen (alle, ook de onvoltooide, gedateerd) een verzameling dierschedels (niet luguber, eerder wetenschappelijk), een fossielenverzameling, Japanse en Spaanse mooie kitschbeeldjes, gipsafgietsels van Romeinse keizerkoppen, een Griekse vrouwetors, foto's, prenten en exotische maskers aan de muren, een forse boekenkast. Er is weinig plaats over voor Briedé. Die is mager, 89 jaar oud, goed gezond, alhoewel sinds kort wat moeilijk ter been. Hij heeft een zeer vriendelijk hoog-aristocratisch gezicht. Zijn neus kromt naar voren.
Sinds de tweede wereldoorlog heeft Briedé uitsluitend nog getekend en geschilderd. Hij kwam niet meer aan de slag in zijn vooroorlogse beroep van ontwerper. Verwonderlijk snel was zijn naam, evenals die van een aantal verdienstelijke collega's, vergeten. Verwonderlijk als we vernemen wie zijn vrienden en medewerkers waren: Chris Lebeau, Theo van Hoytema, Nieuwenkamp, de jonge Voerman, de oude Wenckebach (de laatste twee bekend van o.a. de Verkadealbums). In 1917 wijdde W.F. Gouwe al een fors artikel aan hem in het tijdschrift De Bedrijfsreklame. In 1921 doet G. Das het in hetzelfde blad nog eens, waaraan wij het volgende verbluffende citaatje ontlenen: Men bedenke echter (...) dat er tweeërlei artistiek temperament bestaat: het impulsieve dat de werkelijkheid beleeft als aanleiding tot emoties, die gevoeld worden als physieke aandriften, krampend tot in de toppen der vingers, aangolvend tot een rythmisch polsbewegen, of zwellend tot dichterlijk geluid, en het meditatieve, dat de emoties beleeft als bron van fantasieën, die in veelkleurig bewegen voorbijtrekken aan het stilkijkend oog, van tijd tot tijd den adem stuitend of het bloed versnellend, zonder dat deze toestanden de uiterlijkheid des lijfs beroeren. De artiesten, die met het eerste begaafd zijn, maken het snelst bewonderaars, zij, die het tweede bezitten, maken blijvende bewonderaars. Tot de laatste behoort Briedé. Hij is de visionnair die zich niet meer behoeft af te zonderen om met de beelden zijner fantasie vertrouwd te raken... Enz. (De Bedrijfsreklame, serie ix, no. 1, januari 1921).
Briedé had plant- en dierkundige willen worden, een ideaal dat wel meer kunstenaars gekoesterd hebben. Willem Roelofs bijvoorbeeld, de Haagse Schoolschilder, achtte zijn verhandelingen over vliegen van groter belang dan zijn schilderijen. Zo is Briedé zijn leven lang enigszins natuurhistoricus gebleven. Kort na de eeuwwisseling, nadat hij al voor de land-