| |
| |
| |
J.B. Charles Waarom daarom
42. Vandaag, 31 december 1973. In Israël zijn er Meirs, Ebans, Dajans en Allons, ‘bottenbrekers’ en ‘moeders’, maar op vandaag 31 december 1973 weet nog niemand wie het stuur in handen zal nemen - heb ik dan in oktober van dit jaar ho! en kijk uit!! mogen schreeuwen? Zelden heeft iets mij zo gedegouteerd als de brullende patetiek van de oude Stokvis over ‘de Moeder van Israël’, die óók schreit als er arabiese kindertjes gewond worden door de kogels van de terroristen. Dat was nou precies avro, als het tenminste avro was, laat de oude man hebben staan brallen voor de eo dan was het nóg avro, namelijk het veertienjarige Nederland van Willem Duys, zo onrijp van oordeel, zo rot van sentiment.
Weer postvatten op ons punt van uitgang: welke kant gaat het op, die van de bottenbreker of van de wenende moeder? Het is 1 januari 1973 en ik weet het niet, maar jij ook niet, want de moeder wil het land vasthouden dat ze houden wil en de bottenbrekers zijn bij lange na nog niet gesneuveld.
43. Het lieveheersbeestje (1) Ik weet niet meer in welk boek, laat staan dat ik zou weten op welke bladzijde precies, maar ik heb geschreven dat wij de Nederlandse leeuw in ons heraldiese sisteem zouden moeten vervangen door bijvoorbeeld het lieveheersbeestje. Op de achtergrond van mijn afkeer van de leeuweflauwekul - in Nederland - ga ik voor het ogenblik niet in. Ik schreef de boeken zo'n vijfentwintig jaar geleden. En wat lees ik in The Cincinnati Post van 12 juni 1974? Het Huis van Afgevaardigden van de amerikaanse staat Ohio heeft in juni 1974 een resolutie aangenomen waarbij het lieveheersbeestje benoemd werd tot het state-insect, als totemdier bij wijze van spreken. Er was nog even een kleine kwestie. Lieveheersbeestje is in hun engels ladybug, zodat de afgevaardigde Charles Kurfess zijn kollega's die enige ongerustheid op dit punt hadden getoond, gerust moest stellen dat de ladybug niet diskrimineert tegen de mannen in Ohio, want: ‘ladybugs come in both sexes’.
44. Asshole Nixon. Het is goed dat sommige mensen bijnamen, roepnamen, kodenamen hebben, iedereen weet dan direkt wie bedoeld wordt. Nixon is Richard gedoopt, dat dat niet paste werd al gauw duidelijk, want Richard heeft iets ridderlijks - maar weten ze veel in de Quakerkerk? Ze gingen hem Dick noemen, dat werd al gauw Slicky Dicky of Tricky Dicky. Tijdelijk, het amerikaanse volk wachtte geduldig totdat Nixon zijn eigen voornaam zou kiezen. En daar wordt in het Watergate-onderzoek het bandje gedraaid waar hij zichzelf benoemt. ‘President, uw kollega van Canada is aan de telefoon,’ zegt een van de gangsters als zij net hun schurkestreken zitten te bespreken. ‘Die Asshole!’ roept de baas bitter, ‘zeg maar dat ik wel es terugbel!’
Het gaat er mij niet om wat ass-hole letterlijk of misschien zelfs overdrachtelijk betekent; de ene nederlandse krant vertaalde het met klootzak, de andere met smeerlap, een derde met schijthuis en voor vertaalkundige spitsvondigheden heb ik nu geen tijd. Het gaat erom dat de President van de Verenigde Staten de President van het naburige grote noord-amerikaanse land ass-hole noemt. Nou weten wij hoe wij hem zelf moeten noemen. De inhalige, meinedige kambodjanenverdelger heet Asshole Nixon.
45. Het recht op berechting. Toen Magruder tot zijn nek toe in het Watergate-schandaal was gezakt en enkele zaken tegenover de Grand Jury had moeten toegeven, sprak Haldeman daarover zijn bezorgdheid uit tegenover
| |
| |
de gangster, die president van de Verenigde Staten was. ‘Hij moet maar liegen als de hel’ klinkt de stem van Asshole Nixon op het geluidsbandje.
Het heeft niet geholpen.
Er zal wel meer gelogen zijn in Washington. Het hoeft ons niet te interesseren, geen nederlander heeft er tijd voor om het uit te zoeken. Maar één kwestie moet toch wel worden onderzocht: zijn er nederlandse en indonesiese jongens gesneuveld omdat Washington loog, of omdat Luns loog? Ook de misselijkste hufter heeft tenslotte aanspraak op een eerlijke berechting. Wij hebben allemaal recht op zijn berechting.
46. Tweeërlei weegsteen is den Heere een gruwel. Dit staat in de Bijbel maar het geldt niet voor quakers. Oud-president Asshole Nixon krijgt voor zijn inhalige, bedrieglijke, door zucht naar macht ingegeven meinedige kriminaliteit die hem, zolang het goed ging, in alles voordeel bracht, gratie. Ook voor de feiten die nog niet bewezen zijn, zelfs voor de misdrijven terzake waarvan hij nog niet is gedagvaard. De 15.000 voortvluchtige Vietnamdienstweigeraars en de 12.500 deserteurs die zich openlijk aan moorddadigheid hebben onttrokken, waarbij zij konden rekenen op nadeel in alles, krijgen voor straf twee jaar, een laag betaald baantje en misschien ooit gratie. Daarbij reken ik nog niet eens de al gevangen zittende dienstweigeraars en deserteurs. De man die niet dienst weigerde - hij zorgde wel dat hij er bij kwam! - massa-moordenaar-in-uniform Calley kreeg levenslang, toen twintig jaar, toen tien jaar en werd nu na drie jaar vrijgelaten.
47. Ik ben een Nederlander. Heinrich Böll schreef in de engelse krant: als een fransman niet zeker is of ik een duitser ben, zal hij behoedzaam vragen of ik soms een nederlander ben, of een deen, of een belg. Maar hij zal nooit aan een deen of een nederlander vragen of die soms een duitser is. Hij zal zeggen: bent u een zweed of een noor?
Waarom laat ik in Frankrijk gauw vallen dat ik een nederlander ben? Omdat men mij voor een duitser zou kunnen aanzien. Maar ik zeg niet, om een buitenlandse misdadige patser in het gevlei te komen, dat de nederlandse taal het meest op diergeluiden lijkt. Ik heb trouwens ook niet verkozen om, onder Hitler, in Duitsland te studeren. Die gemankeerde schout bij nacht in Brussel wel.
48. Het land van Vader Abraham. Toch is Nederland voor mij voor tachtig procent Vader Abraham, Cor Coster en een paar straatvechters op het voetbalveld, de Hese Hufter en de schreeuw Alaaf! die het zootje verenigt als het karnaval viert. Nee, dat is niet bemoedigend. Geen wonder dat het touw en de tabletten zo duur worden in Nederland, maar laten wij nog even geduld hebben want van die tachtig procent staan de hoofden nog niet helemaal naar politiek, zij stemmen of niet, of zij stemmen uit sleur of krachtens een vroegere inprenting en de herinnering aan honger - op niet alle kinderen van twentse tekstielarbeiders zijn de striemen van de industriële uitbuiting gesublimeerd - voor het grootste deel nog niet op Wiegel. Nog niet.
49. Boeiend is een blik op Zwitserland. Daar zijn tien op de zestig personen buitenlander. Onder de andere vijftig is er een aantal gestoorden die menen dat God Zwitserland destijds aan de zwitsers gegeven heeft, waaruit volgt dat de eerstgenoemde tien hun teveel worden. Ach, in principe zie je hetzelfde in alle landen.
De tweede man in het bestuur van deze beweging in Zwitserland was Georges Breny. Helaas voor Georges werd ontdekt dat hij een in 1956 genaturaliseerde tunesiër was, die oorspronkelijk Ali Ibn Abdallah heette. Van hem was de slogan afkomstig: ‘Wij hebben de plicht het land aan ons nageslacht over te dragen zoals wij het hebben geërfd.’ Ach, in beginsel zie je ook dit in alle landen, het bewijs is maar een
| |
| |
kwestie van tijd. Als de opa van Ali Ibn Abdallah in 1856 een Breny geworden was, had niemand het ooit geweten. Ook Georges niet.
50. Iedereen is jood. Elisabeth, met haar engelse achternaam deelt mij mee: ‘Ik ben bijna voljoods.’
‘Nee,’ zeg ik, ‘dat had ik nooit gedacht! Weet je het zeker?’ Waarom zeg ik het vleiend? Omdat ik haar erg bewonder en omdat ik iets van trots in de vaststelling hoor. Als ik tegenzin zou hebben beluisterd zou ik gezegd hebben: ‘Misschien valt het nog mee,’ of zo iets, omdat ik Elisabeth nu eenmaal bewonder en omdat ik nu eenmaal lak heb aan rassen.
Zij antwoordt: ‘Nou, ik heb er nooit over nagedacht, maar sinds enige tijd ben ik wel tot deze slotsom gekomen en het is gek dat het je geinteresseerd maakt in de oorlog in het Midden-Oosten.’
‘Oh,’ zeg ik, ‘je werd meteen zioniste ook.’
‘Nee,’ stelt zij vast, ‘ik vind juist dat zij het daar heel gek doen in Israël en ik trek me dat aan. Het is juist de andere kant.’
‘Goed,’ ik weer, ‘wie weet wat voor joods bloed ik in mijn aderen heb. Ik weet het niet en het kan me ook niets schelen. Iedereen heeft joods bloed. Iedereen is min of meer jood.
Ken je het boek van Roger Peyrefitte? Hij beweert dat prins Bernhard joods bloed heeft door een voorvader Pacheco, wat voor lummel dat ook geweest mag zijn. Het kan zo zijn. Het is allemaal niet interessant, het maakt hem er niet minder door en ook niet akseptabeler. Koning Boudewijn van België heeft joods bloed, door zijn voorvader Pereira, koningin Elizabeth van Engeland heeft joods bloed door de voorouders van haar moeder Bowes-Lyon. Haar man heeft joods bloed door de familie Hauke die zich in zijn klub van voorouders bevindt. De familie Bernadotte heeft joods bloed, dus alle zweedse koningen hebben het. Generaal de Gaulle had het door afstamming van een van zijn voorouders, die Kolb heette. Peyrefitte bewijst in Les Juifs, dat boek van meer dan 500 bladzijden, dat Kennedy en Johnson, beide amerikaanse presidenten, joods bloed in hun aderen hadden...’
‘Nixon ook?’ (Zij valt mij in de rede. Bliksemsnel bedenk ik welk antwoord zij wil horen, en ik kies.)
‘Nee, Nixon niet. Je kent de uitdrukking: Zie, waarlijk, een Israëliet in welke geen bedrog is...’
‘Dit klinkt mij antisemities toe.’
‘De bijbel. Nathanaël. Ja, als je 't goed beschouwt is de bijbel anti-semities. Maar van Nixon kan gezegd worden: “Zie, waarlijk, een goj dewelke hardstikke vol bedrog zit, het loopt hem tot de neus uit!” En dan een hele groep franse ministers...’
‘Wat?’
‘Van joodse afkomst. Maar dat zal jou niet interesseren. Het zou me tegen vallen als het je wel interesseerde.’
Zij zei dat het haar niet interesseerde, maar nu ik een keer bezig was moest ik het verhaal afmaken.
De konklusie van Peyrefitte zelf. Die is in zoverre van belang dat hij zegt dat hij met dit boek de mond van alle antisemieten kan snoeren. Nee. Hij begrijpt er niets van. Hij kan met dit boek de mond van alle zionisten snoeren. Als je, wetende dat iedereen op joods bloed kan bogen, wilt volhouden dat de bewoners van Palestina die dat niet doen eruit moeten ten profijte van groningers en russen die het wel doen, dan ben je tenminste duidelijk op een mooi vals spoor.
51. Onze nationale rijkdom. Op 20 februari 1974 schrijft Mervyn Stockwood in The Times dat zeven procent van de britse belastingbetalers voor 84 procent eigenaar zijn van de nationale rijkdom van het land. Hoho, zegt de schrijver van een ingezonden stuk drie dagen later, hoe zit het dan met de wegen, scholen, dokken, mijnen, luchthavens, en ga maar door, zijn die niet van ons allemaal? I am Sir, yours faithfully.
De heer Williams zal zich voldaan voelen, en dat is dan het erge, want het is gelul. Wat
| |
| |
heeft de grote meerderheid van de bevolking over de eigendom die haar op deze manier wordt toegewezen, te zeggen? Dat zie je als de werkelijke eigenaars van de mijnen en spoorwegen zich bedreigd voelen in hun beschikkingsrecht. Denationaliseringen en, kijk maar naar Chili: slachting onder de arbeiders die het werkelijk geloofd hebben.
In dezelfde krant kun je overigens lezen dat de rijkdommen aan olie en gas in het britse deel van de noordzeebodem voor zeventig procent aan de multi-nationals ten goede zullen komen.
52. ‘Holland kritieser tegenover Israël’. Op 4 november 1974 komt nrc-Handelsblad met deze grote kop over de eerste drie kolommen van de eerste pagina. Den Uyl heeft het verklaard tegenover een Israëliese krant. Het standpunt van de tegenwoordige premier (Rabin) lijkt hem realistieser dan dat van diens voorganger (Meir). ‘De wereld heeft zich jarenlang beziggehouden met de humanitaire kant van het vluchtelingenprobleem maar sedertdien (Brussel) is het een politiek vraagstuk geworden dat de identiteit van de Palestijnen als volk raakt.’
Mijn interview in Vrij Nederland is nu ongeveer een jaar oud. Ik heb er geen spijt van en ik ben nog niet klaar. Als Genève zal betekenen dat Israël de in 1967 op de arabiese volken veroverde en nog steeds bezette gebieden mag houden, stel ik voor Genève in het vervolg München te noemen.
53. Wat zijn fascisten? Ik heb het al zo vaak uitgelegd dat het mij verbaast dat daar nog misverstand over bestaat. Daarom laat ik je de brief lezen die ‘de generale staf der fascistiese bevrijdingslegers’ in Italië, augustus 1974, aan de regering, de generale staf en de hoogste politieautoriteiten heeft gestuurd.
‘In september zullen wij onze oorlog ontketenen met het doel Italië weer te voegen bij de landen met eergevoel en bij de grote mogendheden. De bevolking zal tijdig gewaarschuwd worden, maar zo wij tegenstand mochten ontmoeten, zullen wij voor niets terugschrikken. Wij moeten tot elke prijs Italië reinigen van het moorddadige kommunisme en van alle landverraders.’
‘De strijdkrachten moeten worden uitgebreid voor de toekomstige herovering van de aan Italië ontnomen gebieden.’
Is het begrip nu weer een beetje opgefrist? Het heeft allemaal veel minder met de Korporatieve Staat te maken dan met Colijn, Van Heutsz en het konsentratiekamp Boven Digul. Als ik Libië was of Abessinië zou ik maar wel weer uitkijken.
54. De krant van de vijand. In de trein heeft iemand het blad van de vijand laten liggen. Op de bladzijde die naar mij toegekeerd is staat een welgetipeerde tekening van de Hufter uit Brussel. Hij draagt zijn knuppel in de hand en heeft volgens het plaatje Zijne Excellentie de Minister van Defensie ir. Vredeling tegen de grond geslagen: ik zei toch, het blad van de vijand. Onder de kop ‘Onverwoestbare Luns’ leest men: ‘Want wie maakt er nou eigenlijk de dienst uit? Aanvankelijk moet Vredeling hebben gedacht dat hij dat was. Hij heeft al wat moeten wegslikken toen hij de indruk kreeg dat het Den Uyl en Duisenberg waren. Goed, dat zijn dan nog partijgenoten en dan moet je tegen een stootje kunnen. Maar nu blijkt dat het toch Luns, de onverwoestbare Luns is, die het Nederlandse defensiebeleid voorschrijft.’ Het is gelukkig niet helemaal waar. Hoe lang nog is het niet waar?
55. Galileï schreef: ‘Ik geloof, dat er in de wereld geen grotere haat bestaat dan die van de onwetendheid jegens het weten.’ Hij vergiste zich. De haat jegens mensen die gevoelig zijn voor een bepaald artistiek fenomeen is, van de zijde van diegenen die deze gevoeligheid missen, ‘het niet zien’ enzovoort, nog groter.
De onwetendheid haat het weten wanneer de onwetendheid niet volstrekt is. Zij weet dan in elk geval één ding, namelijk dat er een beter, een hoger weten bestaat, waaraan zij geen
| |
| |
deel heeft.
Zo is het ook met de man die kwaad wordt omdat een ander Moore of Picasso zegt te appreciëren. Hij heeft de Ahnung dat er toch ‘iets is’. Was hij helemaal van de muzen los, dan kon het hem niet schelen. Maar hij heeft ergens, op het negende niveau van bovenaf zo ongeveer, nog wel een gevoel voor kunst: Werumeus Buning, Toorop, Johann Strauss. Zo is één van de kondities van zijn haat de Ahnung dat er ‘iets is’, maar dat hij daar niet bij kan. De andere is zijn autoritaire drift. Zo mocht Werumeus Buning gedurende de bezetting door Bennecke en Kotälla, gedichten schrijven en kon Johann Strauss worden gespeeld.
Wat de beeldende kunsten betreft bleef het zelfs na de oorlog zo in Gorkum. Als kunst die voor de burgemeester niets voorstelt toch iets zou voorstellen, is de burgemeester niet langer superieur. Daarom dekreteert hij dat deze kunst waardeloos, verziekt, ontaard is. En dat de beeldjes die wijlen mevrouw zijn moeder ooit eens uit klei geknepen heeft, wel kunst zijn, leve het vaderland! Leve de koningin!
56. Nederland, immigratieland. Nederland is een immigratieland van den beginne. Hier zijn op een gegeven ogenblik - en wat is hier? Wat toen plas was is nou bouwland, wat toen gras was is nou plas - mensen gekomen, zij zijn weer weggetrokken of zij hebben zich gevestigd. Het is moeilijk om de ontwikkeling te zien: eerst worden de eerste mensen aangetoond in Friesland en Drente, nu blijkt dat ze ook al zo vroeg in Noord-Holland geleefd hebben, of nog vroeger. Er komen altijd weer andere mensen, sommige tweeden verjagen sommigen eersten, sommige derden sommige tweeden, sommigen blijven gewoon naast de nieuwen leven, en er komen wéér andere mensen, en daarop volgen weer andere mensen, er komen dan eindelijk die mensen die wij kelten noemen, waar we niets van weten, dan komen er friezen die de oudere zwartharige bewoners van wat nu Friesland heet bijna ver- | |
| |
dringen, dan komen de zogenaamde bataven en de zogenaamde konijnevangers en wie je maar wilt, dan komen er de zogenaamde franken, saksen, ieren, noormannen en daarmee is het niet uit, Nederland blijft maar aan het ontstaan omdat er overal vandaan mensen blijven komen, er komen zigeuners en joden en fransen en duitsers en russen en portugezen bij al die anderen, die voor een poosje wortel schieten en verder gaan of blijven. In mijn tijd heb ik ‘indiese nederlanders’, die hier nooit geweest waren, zien komen, ambonezen en menadonezen waarvan maar een klein deel ooit terug zal keren, hongaren - die het bizonder moeilijk schijnen te hebben met onze opvattingen over aangepast gedrag, grieken en armeniërs. Na een korte tijd allemaal nederlanders.
Daarom is het zo dat wij wat wij nu Nederland noemen, alleen maar kunnen zien als een immigratieland. Wie zegt dat de gang van zaken op een gegeven ogenblik moet stoppen? Nee, het interessante van de populatie van Nederland is juist dat die blijft veranderen. Dit land is en blijft een immigratieland. Er is nog nooit een staatshoofd geweest van puur nederlands bloed, omdat dat bloed niet bestaat. Er is nog nooit zo'n staatshoofd getrouwd met een ander dan met een volledige buitenlander. Over honderd jaar zullen ministers en professoren hier Manahatta heten of It Mud, Rumkatella, Tarnoczi of Kovac, evengoed als nu Jansen, De Vries en Polak. Evengoed als honderd jaar geleden er nog geen professoren en nog geen ministers waren die Cohen heetten. Wij zijn nu blij met ze!
Deze kleine inleiding dient om tot het schandaal van het jaar 1974 te benoemen dat Willem Drees junior - en wie anders dan hij weer - in september 1974 verteld heeft dat Nederland geen immigratieland mag worden. Hij nam zelfs het woord Groot-Nederland in de mond. Kan Drees niet emigreren? (Samen met Veenendaal.) In Duitsland en in Israël zouden zijn geopolitieke dromen beter passen dan hier.
57. Gezag komt niet van God. Een van de landverraders, een van de paar schoften onder de nederlands schrijvende dichters die zich aan de kant van de blauwogige kortgeknipte slachters stelden, schreef de regel ‘alle gezag, het komt van god’.
Van Maasdijk en Roskam-de-Verkeerde zullen de regel prachtig genoemd hebben. En god met een hoofdletter geschreven. Wat zeg ik? In gotiese letters, net als De Ruiter, ik bedoel De Ruyter. Jammer dat we in god geen iegrek kunnen plaatsen en een c, maar hoe godvergeten onze politiek is, een hoofdletter hebben we wél voor hem in huis. Die haalden ze uit eerbied uit de kast zeiden ze, maar het was omdat zij godzelf waren, evenals de dichtende ss-er, en zij hadden het gezag, jou te laten ophangen als jij hun gezag in twijfel durfde te trekken.
Het is bijna onmogelijk niet in te zien dat iedereen die beweert oorlog te mogen voeren, land te kunnen veroveren en volken onder de duim te houden omdat god aan zijn zijde zou zijn, die eigen god zelf is. Daarom betekent godsdienst misschien veel grote en goede dingen maar is hij ook de meest kriminogene kracht die bestaat. Godsdienstige mensen waren in de oorlog het merg van het verzet en godsdienstige praatjesmakers waren de kanker van het verzet: vaak was het dezelfde denominatie. Neem de grote verkeerde paus van Rome, neem de kleine paus van de Noorderkerk, Douwe van Diek, die er zijn gelovigen in de oorlog op wees dat het gezag van god was, ook het gezag van Hitler dan maar. Neem de besnorde voorman van mijn vaders politieke partij, die een poosje gezeten had en snel weer vrijgelaten werd en naderhand hetzelfde zei. Jawel, mijn vader geloofde het. De pausen en pausjes uit alle tijden stonden medeplichtig aan de kant van het gezag dat kruistochten wilde en nog wil, want god wordt ook gebruikt voor de oorlogen in het Midden-Oosten.
58. De moord is jarig en wordt in de kerk herdacht. Het is nu een jaar geleden dat Allen- | |
| |
de vermoord werd en mijn krant bericht in een kop over vier kolommen: ‘Chili zinkt verder weg in tirannie en armoede’. ‘Met een roomskatholieke godsdienstplechtigheid worden vandaag in Santiago de militairen herdacht die een jaar geleden omkwamen bij de gewelddadige staatsgreep tegen de wettig gekozen regering van de socialistische president Salvador Allende. De enige betogingen die mogen worden gehouden zijn demonstraties van aanhankelijkheid aan het militaire bewind.’
‘Het aantal doden is ongekend hoog in de recente geschiedenis van Latijns-Amerika. En er zijn weinig aanwijzingen dat er verbetering komt in de situatie of dat de militairen streven naar een terugkeer naar normale toestanden,’ schrijven waarnemers van Amnesty die een bezoek hebben gebracht aan Chili. De militaire leiders beroepen zich er inmiddels op dat zij met sukses de inflatie bestrijden, die tussen juli vorig jaar en dit jaar een percentage bereikte van 678, en dat zij hebben gezorgd voor voldoende voorraden in de winkels. Maar de officiële prijzen in Chili zijn nu hoger dan die op de zwarte markt onder Allende. Na een jaar militair bewind dreigt voor de armen in Chili hongersnood.
59. Hoe bereidt men een ketter? Het volgende kan men lezen in de Scholia van Erasmus. Op Palmzondag 1522 at de doopsgezinde blaasstenensnijder Sigismund in het gezelschap van anderen vlees, wat zeg ik, varkensvlees. Hij viel gelukkig onder de oostenrijkse jurisdiktie, dus kon de kerk zeggen, heren, doe even wat aan deze man. Dat deden de Hufters met liefde. Na hem eerst flink te hebben gemarteld, dat was de appetizer, plukten zij hem met roodgloeiende tangen het vlees van zijn rug. Zijn armen werden slordig maar royaal, dat is met de heupen en de schouders erbij, getrancheerd. Tenslotte werd zijn tong uitgetrokken. Zo deden christenen toen.
Zijn de paus, de keizer, de kardinaal en de bisschop van de streek naderhand onheilig verklaard? Nee? Wat heb ik dan verder met jullie heiligverklaringen te maken?
60. Wakker worden. Wakker geworden, moest ik even stil op mijn rug blijven liggen. Er was iets aan de hand dat aandacht vroeg. Ik had namelijk drie hoofden. Naast elkaar. Even aan wennen.
Zou ik overeind hebben willen komen dan zou ik dat alleen gekund hebben door mijn bovenlijf op te heffen van mijn middel uit, wat geen moeilijkheid zou opleveren omdat het voeteneind nog ingestopt was. Maar ik vond het in de toch wel bizondere omstandigheden waarin mijn hoofd, dat ben ikzelf, verkeerde, beter om maar even te blijven liggen.
Eerlijk is eerlijk, ik raakte niet in paniek, ik was zelfs niet bang. Maar ik vond het wel vreemd en daar kwam al gauw meer verwondering bij. Mijn linkeroor, ik moet nu eigenlijk zeggen mijn gewone of oorspronkelijke linkeroor, begon een soort van verstandhouding met het rechteroor van mijn linkerhoofd. Ik zeg niet dat zij spraken, ik weet heel goed dat oren niet spreken. Het was een geluidloos miespelen, als miespelen, wat dat ook moge zijn, geluidloos plaats kan vinden. Nee, laat dat woord maar vallen, connivance is wat ik zoek, een verstandhouding, een geheime uitwisseling van gedachten.
Ik lette nu ook op het paar oren dat aan de rechterkant naar elkaar toegewend lag. Daar was niets gaande, dat dacht ik tenminste. Later bleek mij dat er, toegedekt door de stilte, wel iets aan de gang was: deze oren hadden een hekel aan elkaar en lieten dat door een speciale manier van stilzwijgen blijken. Ik ging mij afvragen of dit betekende dat de verhouding tussen die twee hoofden rechts niet al te goed was en wilde weten op welke gronden. Toen mij daar zo gauw geen zinnige gedachte over inviel, vond een speelse ondergeest in het vestzakteater van mijn middelste hoofd - ik voelde aandrang dat als het hoofdhoofd te blijven beschouwen, maar waarom eigenlijk? - een voor mijn nieuwe situatie passende hoed uit: drie naast elkaar aan elkaar verbonden
| |
| |
stijve dophoeden die ik met één armzwaai kon op- en afzetten. De gedachte amuseerde mij niet, ik vond hem zelfs ongepast voor de omstandigheid waarin ik nu in bed lag en ik werd ontstemd wakker.
61. Hebben de heiligen zelf wel inspraak? Wij kunnen tevreden zijn met de demokratisering in bijvoorbeeld onze universitaire maatschappij, maar ontslaat dat ons van de plicht hetzelfde recht te bepleiten voor andere groepen, bijvoorbeeld voor de corporatie der heiligen? Zo heeft een vorige Paus, ik geloof dat het Pacelli was (nu ja) een vrouw die Clara heette en ruim zevenhonderd jaar geleden in Italië woonde, uitgeroepen tot de patroonheilige van de televisie. Zij zou in het jaar 1253 op haar sterfbed in San Damiano de kerstplechtigheden in de basiliek van het nabijgelegen Assisi hebben waargenomen.
Deze mededeling komt er dus op neer, dat men haar voortaan kan aanroepen voor voorspraak bij God in televisieaangelegenheden. Dat weten de gelovigen dus weer. En de Vara. Maar weet Clara het zélf ook? En heeft ze het aangenomen? En weten de andere heiligen het, vinden zij het goed? Nee, wij moeten niet alleen bedacht zijn op onze eigen demokratiese rechten.
62. Was het Nathanaël wel? Ik begin te twijfelen, de naam Achitofel komt mij in gedachten, maar jawel, Nathanaël. Ik zocht het op, Johannes 1, vers 46. Een mooi arrogante jongen. Als Jezus zegt: ‘Zie, waarlijk, een Israëliet in welke geen bedrog is,’ antwoordt hij niet op versierde toon - dat zou jij doen, en ik ook -: ‘Nou ja, goed, ik heb óók wel es een enkel keertje gelogen,’ maar hij laat opgeruimd horen: ‘Hé, hoe wist jij dat?’
63. Het lieveheersbeestje (2). Jean Luis Vives bood op 1 juli 1524 zijn op verzoek van koningin Katarina (toen nog de vrouw van Hendrik viii) gemaakte boekje voor prinses Marietje aan: Satellitium siue symbola.
De vorsten die er plezier in hebben verscheurende dieren in hun emblemen te voeren zou je eigenlijk niet ‘koninklijke hoogheden’ enzo moeten noemen, maar ‘hunne verscheurendheden’ (their ferocities), of zo. ‘Hunne dierlijkheden,’ zegt Vives, ‘nemen de tekens aan van leeuwen, beren, panters, wolven, slangen, honden, arenden, gieren. Ook zwaarden en vlammen of dat soort van dingen zijn in trek. Moet Zijne Verscheurendheid door zijn ensigne afgewend worden van menselijkheid, goedheid, mildheid, menselijke waardigheid?’ (Vrij vertaald.) Vives noemt de gewoonte van vorsten om een wilde-beesten-teken op te doen er een van stompzinnige arrogantie. Dag Nederlandse Leeuw, met je bek vol tanden, met pijlen in je poten en je staart in de krul, dag leeuw zonder kloten, dag fake, dag sul!
|
|