C. Buddingh' In memoriam Benjamin Péret
Misschien moet ik, Benjamin, zeker voor een Nederlands publiek
- maar is het in Frankrijk echt zoveel beter?
Nauwelijks toch, dacht ik - eerst wel even uitleggen
wie je eigenlijk was: goed: groot surrealist, groot dichter,
groot hater van smerissen en zwartrokken en - vooral later -
stalinisten (die Spaanse burgeroorlog
deed ook voor jou de deur dicht), groot schranser,
die alles wat je at veel te heftig bepeperde,
(maar waar was je niet heftig in?), groot anti-schipperaar:
een mens was ergens voor of ergens tegen,
groot lacher, groot belediger, groot non-conformist,
tot je laatste reuteling kwajongen gebleven,
een vriend heeft je nog eens een keer in Parijs gezien
en vond je maar een miezerig kereltje.
En inderdaad, wanneer je die oude foto's bekijkt:
Breton Imperator, Eluard jeune premier,
Soupault duidelijk rijkeluiszoontje, Crevel
de droom van iedere midinette, ben jij, Benjamin,
met je half-kale bats en je cynisch argwanende mondje,
typisch de mus in die toch eigenlijk heel sjieke
volière: met jou komt de straat erbij,
met, als 't moest, zijn viswijvenvocabulaire,
en die straat heb je nooit verloochend, integendeel:
bij jou speelt zich nooit iets binnenskamers af, bij jou
is alles één totaal onheroïsche kermis,
boerenmetworst was je liever dan paté de foie gras,
en als men bij je aankwam met plicht, eer, vaderland, hoonde je:
‘Dat soort brood vreet ik niet.’
| |
Er zijn weinig mensen voor wie ik zoveel bewondering
heb als voor jou, die zei van je leven:
‘Zelfs worteltjes in botersaus zouden er nog
niet jaloers op worden,’ maar dat is dan, geloof ik, ook de enige
klacht die ooit over je lippen is gekomen: wat heb je
niet afgespot, ook met jezelf, lucide
analyticus van de ‘Amour sublime’,
je hoofd in de wolken, maar met alle zes je benen
onverzoenlijk op de grond, die wel rood zag, ja, maar rood
van bloed inplaats van vrijheid en van liefde.
Je bent opgejaagd, verbannen, doodverklaard, zat tweemaal
in de gevangenis: het kon je niet deren.
Nu lig je alweer vijftien jaar op het kerkhof van Batignolles
en krijg je ook af en toe een boeketje.
Wat, Benjamin, heb je bereikt? De paus is nog altijd
niet weggebrand uit het Vaticaan,
er is altijd nog een hausse in eregraven,
het huwelijk van de engel met de artisjok
blijft op last van de daarmee belaste autoriteiten
ook dit jaar verboden, en de Russische beer
ronkt vaster dan ooit in elk Tsjechisch bed.
Je verzen, verhaaltjes? Je wierp ze af
als een appelboom zijn vruchten, maar zelf beet je liever in wat anders.
Toch, voor menigeen blijven ze leeftocht. En soms, hier en daar,
in plaatsjes zelfs die op jouw eigen kaart
niet voorkwamen, denkt een man, waar de wegen
elkaar kruisen en in het donker verdwijnen: ‘Welke kant zou
Péret hier zijn opgegaan?’
|
|