beiderspers). Boeiend is bij hem het overzicht van de wijzen waarop de samenleving in de loop der tijden de zelfmoord heeft bezien. Tot voor kort was zelfmoord in Engeland een misdaad. Alvarez doet het nogal lugubere
relaas van een man, die in 1860 opgehangen moest worden omdat zijn zelfmoord door keel afsnijden mislukt was. Het probleem was dat als hij werd opgehangen de wond zou open gaan en dat hij dan door die wond zou ademhalen, zoals de dokter voorspelde. Men luisterde niet, hing hem toch op met het voorspelde resultaat. Daarop moesten de vroede vaderen in spoedzitting bijeenkomen over wat nu? Hals afbinden onder de wond tot hij stierf. Er wordt wat afgetobd om het recht zijn loop te laten krijgen! Het voorval wordt beschreven in een brief aan een geliefde, een brief die besluit met: ‘O mijn Mary, wat een waanzinnige maatschappij en wat een idiote beschaving.’
Alvarez staat vrij uitvoerig stil bij de romantiek, bij de rage, die Goethe's ‘Werther’ ontketend heeft, maar Von Kleist noemt hij niet, zomin als Harry Crosby in het rijtje zelfmoordende kunstenaars uit onze eeuw. Schrijvers als Delmore Schwartz, Cesare Pavese, Paul Celan, Randall Jarrell, Hart Crane, en de Sylvia Plath met wier leven en dichtkunst Alvarez zijn boek begint. Schilders als Modigliani, Jackson Pollock en Mark Gertler, die dus duidelijk niet genoeg heeft gehad aan de vertroostingen van D.H. Lawrence.
Malcolm Cowley, A Second Flowering is een soort balans na de tweede wereldoorlog. Hij behandelt er negen schrijvers: Scott Fitzgerald, Hemingway, Dos Passos, Cummings, Thornton Wilder, Faulkner, Thomas Wolfe en Hart Crane met nog een slothoofdstuk over Hemingway, ‘The Old Lion’. Na de immense, wat bleke biografie van Carlos Baker, na de herinneringen aan Hemingway's laatste levensjaren van A.E. Hotchner, Papa Hemingway, brengt Cowley voor de enigszins geïnformeerden niet veel nieuws. Hetzelfde geldt voor William Faulkner, de bijna God-gelijke heerser over zijn eigen staat: Yoknapatawpha, waar hij oppermachtiger heeft geregeerd dan welke Zonnekoning ook. Vrijwel gelijktijdig met dit boek van Cowley verscheen de al even immense en waarschijnlijk wel definitieve biografie over Faulkner van Joseph Blotner, een werkje van bijna 2000 pagina's dat ik als ‘timide’ omschreven heb gezien en dat blijkbaar ook nogal bleek is uitgevallen. Boeiender vind ik Cowley's herinneringen aan Hart Crane, een bezeten schrijver, die in 1932 zelfmoord pleegde. Cowley trekt een parallel met Hemingway, op dezelfde dag als Crane geboren, maar die er eerst dertig jaar later een eind aan zou maken: ‘Beiden voelden dat als ze niet konden schrijven, ze niet meer wilden leven’. Er zijn evenwel grote verschillen: Crane, gewoonlijk straatarm, een dronkaard, een homo - in die tijd! - en vrijwel zonder enige erkenning behalve bij enkele vrienden, en Hemingway, eindelijk gesteld voor de beslissende keuze tussen zijn integriteit en zijn zucht naar succes. Hij had best nog wat voort kunnen kabbelen in de trant van het postuum verschenen Islands in the Stream of nog wat voort kunnen mijmeren als in A Moveable Feast, twee boeken van een geroutineerde, maar duidelijk uitgebluste schrijver.
Over Thornton Wilder is Cowley eigenlijk nogal vaag, niet zo onbegrijpelijk want ik heb hem altijd een moeilijk vast te pinnen schrijver gevonden. Cowley beschrijft zijn eerste, zo onverwachte succes met The Bridge of San Luis Rey uit 1927. Ja, ik herinner me het begin: ‘Op vrijdagmiddag, de 20ste juli 1714 stortte de mooiste brug van Peru in en smeet vijf reizigers het water in.’ Cowley noemt het succes ervan nog altijd moeilijk te begrijpen: 200.000 verkoop in Amerika, Pulitzer Prize, succes ook in Engeland, in Europa. Ik herinner me de verhitte discussies er over met mijn vrienden, zij het dan wat later. Als ik het goed heb dan speurt Wilder de levens van de vijf slachtoffers na en hij ‘toont aan’ dat hun einde zinvol was, dat ze alle vijf, ook de jeugdige, ‘toe’ waren aan hun dood. En nu ik bij Cowley