Maatstaf. Jaargang 22(1974)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] F.G. Dalenoord De troubadour Waarom zingt, onhoudbaar, de dichter, altans mummelt hij met kollektivistisch dekorum? Omdat hij denkt, dat hij belangrijk is. Dit nu, vrienden, is een grote vergissing. Toch zwelt vaak de tranenrijke gorgel. Maar hoe duidelijk ontbreekt het Grote Luisteren van het harige oor, vroeger, naar men zegt al bereikbaar met eenzelvig fluisteren en al gauw van de kaart door rondborstig balken bij de klaagmuur. Er bestaat een verbazingwekkende leegte in de kosmische ruimte. Men zegt dat de overbekende materie zich eindeloos voortzet, d.w.z. mijn astma. Misschien is de muziek der sferen gewoon een onbedaarlijk snerpen van geflitte kakkerlakken, begeleid door de bourdon van de zuiplap die in een moeras gleed en maar geen veenwater en gras drinken kon. [pagina 50] [p. 50] Het is ook niet waar, dat wij troubadours met de flageoletten van onze harsige snaren heel aparte nimfen tot ons lokken, die sproken mimeren in de intieme tent van haar ontbonden haren. Wie ons horen zijn meestal nogal moe en oud en getrouwd met overspannen accountants. Ze blijven thuis, ze hebben het koud en zoeken in onze verborgen rijmen geen krassen in een boom, geen geheime dwaalweg. Ook wij blijven thuis, terwijl het zilveren baken van Apollo's maan opgaat, maar ons naar niets anders loodst dan naar de zweetvoeten van de ruimtevaarders die er zojuist aan zijn afgeveegd. Vorige Volgende