| |
| |
| |
Hans Plomp Oosterse nachten
Ze deed haar ogen open en keek niet om zich heen. Waarom zou ze? Vlak boven haar neus hing een fantastische vinger zonder nagel, die een doordringende, maar zeker niet onplezierige geur verspreidde.
‘Wijst... wijst u op mij?’ vroeg Thea bibberig, vooral toen ze zag dat er achter de vinger een grote, gebalde, harige vuist zat.
Er klonk een slobberend geluid ergens van beneden, waar ze niet veel wijzer van werd. Ze deed haar ogen dicht, omdat die reuzenvinger nu wel erg dicht bij haar gezicht kwam. Plotseling voelde ze iets op haar lip, en toen ze haar mond opendeed om te vragen wat dit allemaal wel te betekenen had, werd er een stevig voorwerp in haar mond geschoven.
‘Hier... een lollie voor je,’ meende ze nu aan het voeteneind te horen.
Aarzelend likte ze aan die lauwe lollie die vreemd genoeg uit zichzelf heen en weer bewoog in haar mond, zodat ze haar tong eigenlijk helemaal niet hoefde te bewegen. Ze móést likken, of ze wilde of niet. Even gingen haar ogen op een kiertje, éven maar, toen wist ze zeker dat ze droomde. En dromen zijn bedrog, dus ze kon er eens lekker voor gaan liggen. Hmmm, die lollie smaakte zo gek nog niet. Een pittige smaak, die haar borsten deed zwellen. Ze begon nu zelf te likken, en tot haar verrukking merkte ze, dat deze merkwaardige lollie niet alleen uit zichzelf langs haar tong bewoog, maar dat hij ook nog andere trukjes kende. Hij kon ronddraaien in haar mond, alsof hij voor het puntje van haar tong op de vlucht was, en hij kon stilstaan en sidderen als een sidderaal of kloppen als een trommelstokje, en, wat ze het leukste van alles vond: hoe harder ze likte, hoe groter die sprookjeslollie werd! Wow, dacht ze. Want ze was er wel achtergekomen, dat je dat als meisje het beste kunt denken. Wow, wat krijgen we nou! Het leek wel alsof haar billen op een zwevend tapijtje van het matras gelicht werden, zo'n zalige tinteling schoot er door haar onderlichaam. Het was alsof er een klein kupidootje tussen haar benen verzeild was geraakt, die met nieuwsgierige, zachte vingertjes ieder hoekje betastte en bekneedde. Ze voelde spiertjes en plooien die ze nog nooit gevoeld had, en die kleine rakker liet het niet bij een enkele aanraking, nee hij streelde elk genotspuntje zolang, dat ze dacht dat ze het niet meer hield. En dan hield ze het niet meer en ging een paar minuten volkomen in trance, als een korenhalm in de wind. En als ze bijkwam voelde ze weer een ander plekje in brand staan, zodat ze al gauw weer ik weet niet waarheen verhuisde, kreunend en fluisterend, kwijlend en met lieve, kleine zweetdruppels op haar neus. Ze kronkelde zich om die magiese lollie en ze sprong en wipte door de brutale bewegingen van dat fauntje in haar kut. Want daar was ze
wel achter nu: er zat in haar kut iemand die daar beter de weg wist dan zijzelf. Weer stond ze op het punt om weg te drijven, toen er een grote golf haar slokdarm binnenspoelde. Ze snakte en slikte en proestte, tot de slagroom (want naar zoiets smaakte het, maar dan duizendmaal overtuigender en krachtiger) op haar lippen zat...
Een paar uur later werd ze wakker, met die opwindende droom nog vers in haar geheugen. En niet alleen in haar geheugen, want toen ze haar lippen aflikte, proefde ze duidelijk die raadselachtige smaak uit haar droom, en ze had het gevoel dat tussen haar benen een grote warme kat lag te spinnen. Maar toen ze haar hand liet zakken, merkte ze, dat ze haar eigen poes lag te strelen, dat er helemaal geen andere kat op bed was!
Ze zuchtte eens diep en verzadigd en schrok
| |
| |
toen eigenlijk pas goed wakker.
‘Wow!’
Nu zei ze het, en ze meende het ook. Want ze kon weer haar ogen bijna niet geloven, toen ze om zich heen keek. In het zonlicht draaiden gouden engeltjes langzaam een rondje vlak onder het plafond, die ontelbare lichtflitsjes op de muren maakten. Het was net of de hele kamer met de langzame draaiing van de engeltjes meedanste, en er klonk zachte muziek van alle kanten. En ze voelde ook dat er iemand in de kamer was, die ze ontzettend graag wilde zien. Alsof ze weer een klein meisje was, en wakker werd op haar verjaardag, of de dag dat ze op vakantie zou gaan. Ze kwam overeind. Achter het bed zat een jongen gehurkt bij een stoel. Aandachtig vette hij een leren jasje in, waar blauwe en rode sterretjes op vastgenaaid waren. Ze keek hem op zijn rug, dus ze zag alleen zijn blote billen, bruine rug (zijn billen waren trouwens ook bruin, nu ze nog eens goed keek), en lang haar dat warrig over zijn schouders viel. Hij deinde langzaam op de muziek op en neer, en nu viel haar oog op iets dat meedeinde, op en neer, heen en weer, maar waarvan ze alleen het puntje kon zien. De lollie, schoot het door haar hoofd, maar meteen dacht ze: ach nee, gekke meid, dat was toch maar een droom. Nu ben je wakker. Maar... maar... het is of ik nog steeds droom. Maar ik zie toch échte dingen. Die jongen, die lichtjes... ze kuchte maar eens, om te kijken of er iets zou gebeuren.
‘Slaap maar, mijn roosje, slaap maar,’ hoorde ze de jongen achter het bed zeggen.
Maar ik slaap helemaal niet, ik ben wakker, dacht ze. Ze deed haar ogen dicht, en ze zag niets; ze deed ze weer open en ze zag alles.
‘Héé,’ riep ze zachtjes.
Meteen dook de jongen naast haar op. Hij keek haar blij en ondeugend aan, en hij zei: ‘Mond open, ogen dicht.’
Ze gehoorzaamde en meteen proefde ze die heerlijke lollie weer in haar mond. Wow, dacht ze, wow wow wow! En de hele droom herhaalde zich, stukje bij beetje en nu wist ze dat het geen bedrog was en dat ze deze droom iedere nacht kon dromen, of zelfs overdag, wanneer ze maar zou willen.
De jongen schudde als een leeuw zijn lange haar, rolde naast haar en fluisterde in haar oor: je bent een grote orchidee, je bent een kick van een vrouwtjesdier en ik ben Hompie. Ik heb je eerlijk gevonden vannacht op het Museumplein. Je zat te slapen op een bank en er scharrelde een vreemde man, een mannetje eigenlijk meer, bij je rond. Ik keek het eens een tijdje aan, en toen was ik er van overtuigd dat er iets niet in de haak was, met dat mannetje. Nou, toen ben ik volkomen koel naar die bank toegestapt en naast je gaan zitten. Had je die vogel moeten zien kijken. Hij schrok zo dat hij zichzelf de hand begon te schudden en zich voorstelde aan zijn linkerhand. Ik kon z'n naam niet verstaan. Iets als Kontblaar.
Nu pas drong het eigenlijk tot Thea door dat zij het meisje was geweest dat op het Museum-plein had zitten slapen, dat dit hele verhaal over haar ging.
‘Ik denk natuurlijk dat je zo'n hippiechick bent, God weet waarvandaan, die rustig zat te slapen, en dat die man je bagage of zoiets wilde pikken.’
‘Ik had gewandeld,’ zei Thea nadenkend. ‘Ik had een heel eind door de stad gelopen, want ik voelde me een beetje rusteloos gisteravond.’ ‘Volle maan,’ zei die veelbetekenend. ‘Ik had er ook last van. Die maan was gewoon te gek gisteravond. Als een volle uier hing hij boven de stad en welke hoek je ook omsloeg, die maan scheen je recht voor je bek. Ik liep maar wat, als op rolletjes, en ik werd steeds verliefder op de maan. Hij leek net op een vrolijk maar door en door pienter wijf. Moonface baby. En op het laatst liep ik gewoon kushandjes in het rond te strooien op de Prins Hendrikkade en ik begon zo geil te worden als een ouwe sim, ik zweer het je. Nou en toen zag ik jou zo zitten in dat maanlicht, met je mooie wimpers op je wangen gekruld, en toen dacht ik dat je zó van de maan was komen zweven en dat je daar speciaal op mij zat te wachten.’
| |
| |
Thea zuchtte nog eens diep, zó had het verhaal haar geboeid. En ze voelde voorzichtig aan haar wimpers. Waren die echt zo mooi? Wat kon er nou mooi zijn aan wimpers. Ja, er zat wel een beetje een krul in, voelde ze. Nou ja.
‘Wat leuk van die maan,’ zei ze ten slotte.
Ze ging verliggen en voelde een lauwe druppel langs de binnenkant van haar dijbeen naar beneden zakken.
‘O,’ zei ze, ‘je dekens.’
En ze tastte naar haar kleren, maar die waren nergens te bespeuren.
De jongen gromde heel aardig en dook omlaag om haar benen schoon te likken.
‘Ben je gek?’ fluisterde ze. ‘Dat is heel vies. Ik ben... ik ben... in mijn...’
Maar voordat ze haar zin kon afmaken drukte hij zijn lippen alweer op de hare en ze proefde een smaak die haar de mond snoerde.
‘Je bloedeigen bloed,’ zei de jongen Hompie tussen twee kussen door. ‘Je bent toch niet vies van jezelf?’
En tegelijkertijd voelde ze zijn vinger in haar holletje wroeten. Hij haalde hem eruit en ze rook een kruidige strontlucht, toen hij zijn vinger afsabbelde.
‘Ik ben gek op alles van je,’ zei hij. ‘Op je navel en je kont, op je oorlel en de nagels van je kleine teentjes. En ik lik ze allemaal schoon, iedere dag.’
‘Eet je... eet je... poep van mij op?’ vroeg Thea ongelovig.
Ze voelde nog steeds een plezierig gevoel in haar bibs, alsof ze een hete stevige wind had gelaten, die haar geweldig had opgelucht, daar waar zijn vinger had gewroet.
‘Jazeker,’ zei die vreemde jongen, ‘en als je niet oppast, eet ik je helemaal op. Met huid en haar.’
‘Nou,’ zei Thea, ‘jij hebt me zulke heerlijke vlaatjes en lollies gevoerd, ik gun jou ook best een lekker hapje. Neem maar een stukje dat je lekker vindt hoor.’
Zijn hand schoof heerlijk zoekend rond over haar lichaam, als zocht die het lekkerste hapje uit. Steeds bleef hij een poosje keurend op een plekje hangen, en net als ze hem wilde smeken haar alsjeblieft helemaal op te eten, schoof hij dan weer naar een ander plekje. Totdat hij een borst aanraakte. Het leek wel of haar borsten in de houding vlogen, zo snel werden ze keihard als stevige appeltjes. Ze sprongen en dansten een modern ballet onder zijn vingers, en daar kwamen zijn lippen aan.
‘O god,’ kreunde ze, ‘o god.’
‘Nou, nou,’ lachte hij tussen twee verrukkelijke hapjes tepel door, ‘zo'n vaart loopt het niet - ik ben Hompie maar.’
Hij draaide aan een knopje naast het bed en ze hoorde de muziek aanzwellen. Warme, geile mannenstemmen zongen en speelden dat het een lieve lust was, en ze werd meegesleurd in het vochtige ritme van Hompie's lippen en de muziek.
‘Op,’ zei hij na een poosje, ‘helemaal op die heerlijke tiet. Die andere bewaren we tot vanavond.’
‘Ach,’ smeekte ze, ‘eet die andere ook nog even op. Op één been kan ik niet lopen.’
‘Goed.’
Hij sprong van het bed af en ging voor haar staan. Hij was helemaal naakt en ze had nog nooit iemand gezien die daar zo gewoon over deed. 't Was of hij altijd in z'n blote gat liep. ‘Goed,’ herhaalde hij plechtig. ‘Maar eerst serveer ik mijn roosje een kopje thee uit het oosten. Een bizonder theetje, een héél bizonder theetje.’ En met een geheimzinnig lachje verdween hij in de keuken. Ze hoorde hem even bezig en toen kwam hij terug met een klein serveerblaadje, heel deftig, met twee prachtige glaasjes erop, waar goudgroene slangen op geschilderd waren. Even kreeg ze een onbehaaglijk gevoel. Waarschuwende vingers en vermanende stemmen flitsten voor haar geestesoog voorbij. Kindje, blijf van die rommel af... Thea, zul je nooit snoepjes van vreemde mannen aannemen...
Maar toen ze de mensen achter die vingers zag, die saaie, kwabbige gezichten, die kwallige stemmen en die visse-ogen, toen dacht ze: Wat
| |
| |
er ook verkeerd is, het kan niet zijn wat die gekke dikdoeners zeggen, die rare padden en nijlpaarden die haar van achter de lessenaar en de kansel, de televisie en uit de krant hadden aangestaard, met hun waarschuwende vinger in de lucht. En deze jongen had alleen nog maar gelachen en fijne dingen met haar gedaan. Dat kon eenvoudig niet verkeerd zijn. En toen ze de thee opsnoof, kreeg ze bijna tranen in haar ogen, zo heerlijk rook het, naar velden met ochtenddauw en naar pepermunt en naar zachte, warme dieren. Ze brandde haar tong, zo gulzig dronk ze het kopje leeg en zo kwam ze voor de zoveelste keer die dag in de hemel terecht, maar nu met een blaartje op haar tong.
Toen ze eindelijk uit bed kwam, en dan nog alleen maar omdat ze een plas moest doen, was het al drie uur geworden. Ze kon bijna niet op haar benen staan, maar hij sprong naast haar en zette haar netjes op de wc. Toen ze klaar was, kuste hij de druppeltjes van haar kut, en nam haar mee naar een groot plat, dat helemaal vol leek te staan met grote, groene planten van wel een meter hoog. Hij leidde haar voorzichtig over een paadje naar een open plekje, waar ze precies met z'n tweeën konden liggen.
‘Laat je hennep op je platje groeien?’ giechelde ze. ‘Bij ons staan ook hele velden vol hennep, en een jongen uit de buurt heeft me verteld dat je hartstikke heet wordt, als je die oprookt. Die rook jij zeker ook hè, mannetje?’
‘Ik rook het en ik eet het en ik drink het.’
Hij leunde op een elleboog en keek haar geïnteresseerd aan.
‘Wat zeg je me nou?’ ging hij verder. ‘Staan er bij jou in de buurt hele velden vol met gras?’ ‘Ook met gras,’ zei ze, ‘en ook met hennep.’ ‘Nou, daar praten we nog wel eens over,’ zei hij. ‘Vroeger stond er veel wiet in de Haarlemmermeer, totdat de Amsterdamse sien het ontdekte en er iedere nacht ging oogsten. Toen heeft de politie die velden platgebrand. Is het geen zonde? Dat ze een plant uit gods schepping verbieden te groeien, omdat ze in hun broek pissen van angst voor de werking. God heeft de marihuana geschapen en gezien dat het goed was. En Adam en Eva aten de kruiden des velds, dus ook marihuana. En als God wil, dat er marihuana in de Haarlemmermeer groeit, en papaver in de Beemster, dan hebben de mensen dat niet te verbranden. Zijn ze nou helemaal gek geworden!’
Thea keek vol bewondering naar hem op. Zijn ogen glommen, en hij praatte zo sterk en zij voelde zijn lichaam tegen zich aan kloppen, toen hij zich opwond. Dat was nog eens wat anders dan dat gelul op de televisie. Dit was een echte man! Een Erik de Noorman! Ze keek hem nog eens aan. Hij leek ook wel een beetje op Erik de Noorman met dat mooie haar en die aardige ogen.
‘Ben jij een hippie?’ vroeg ze maar eens, omdat ze bang was dat ze flauw zou vallen van verliefdheid, als ze hem nog langer aankeek.
‘Ik wel,’ zei Hompie grinnikend. ‘Ik zou wel gek zijn als ik geen hippie was. Je leeft toch voor je lol?’
‘Voor je lol?’ vroeg Thea eerlijk verbaasd. Dat had ze nog nooit gehoord, leven voor je lol. Hij leeft voor zijn werk, zij leeft voor haar gezin, die man heeft zijn leven geofferd voor het vaderland, hij leeft in dienst van de mensheid, ja, daar had ze weleens van gehoord. Maar leven voor je lol.
‘Maar je kunt toch niet altijd lol hebben?’ vroeg ze.
‘Dat moesten we maar eens proberen met z'n tweeën,’ zei hij. En hij trok haar bovenop zich en ze kwam als vanzelf op de goede plaats terecht...
Tegen de avond werd het kil tussen de marihuana en gingen ze naar binnen. Ze keek nu eens goed de kamer rond. Dat was heel wat anders dan de mooie kamer thuis. En toch voelde ze zich hier meer thuis. Het was hier zo rustig, ondanks de muziek. 't Was of de stad buiten, het spitsuur nog wel, helemaal verdwenen was.
‘Waar zitten we hier eigenlijk?’ vroeg ze.
| |
| |
‘O,’ zei Hompie, ‘in de Noorderstraat.’
Dat zei haar niet zoveel, en toen ze naar buiten keek zag ze aan de overkant een lange blinde muur.
‘Een bankgebouw,’ zei hij veelbetekenend.
‘Terwijl wij hier liggen te naaien, zitten die vogels en meiden daar de hele dag rentetjes te berekenen, en 's avonds thuis berekenen ze de rentetjes die hun eigen aandeeltjes Albert Heijn opleveren, en als ze daarmee klaar zijn, berekenen ze de kinderbijslag voor de nieuwe koter, en als ze dan naar bed gaan, berekent hij of haar helft niet groter is dan de zijne.’
Thea moest bijna de hele tijd lachen. Hij kon zo grappig over mensen vertellen, net of het allemaal mensen van de moppenpagina van de Panorama waren.
‘Maak jij soms moppen?’ vroeg ze ‘Wat doe je eigenlijk?’
‘Ik reis meestal.’
‘In moppen?’ vroeg Thea. ‘Feestwinkels natuurlijk, gô, wat is dat leuk. Daar zou ik best willen werken, in een feestwinkel. Alleen maar vrolijke klanten krijg je daar.’
‘Ik zal je gauw eens meenemen op reis,’ lachte Hompie. ‘We gaan een gezellige weekeindtrip maken, bij leven en welzijn.’
Thea keek rond of ze haar kleren ergens zag, want ze had overal kippevel, en dat vond ze toch wel een vreemd gezicht. En toen ze langs een hoge spiegel liep, zag ze dat haar billen zo rood als bieten waren, zó had ze die dag in haar eigen bloed rondgerold. Zenuwachtig liep ze de kamer rond. Hompie stond buiten nog wat hennep te oogsten voor de avondthee. En voordat hij binnenkwam, wilde ze haar broek aanhebben. Mijn tampon! ging het plotseling door haar heen. Gejaagd wroette haar vinger rond op de plaats waar de tampon het laatst gesignaleerd was. Ze voelde van alles, maar geen tampon. Dat hoefde ook eigenlijk niet meer, want ze was meteen vergeten wat ze aan het doen was en liet zich op een paar zachte kussens met het hoofd van Elvis Presley erop zakken, en haar vinger tastte verder. Toen Hompie binnenkwam, lag ze glimlachend en kreunend op de kussens te wentelen, haar hand tot haar pols in haar eigen onderlichaam gestoken. Hij knikte tevreden en liep naar de keuken door met een bos geurige, verse wiet onder zijn arm. Ze had al heel wat geleerd, in een dag, vond hij. Of afgeleerd, liever gezegd. Toen ze haar ogen weer opsloeg, lag er een prachtig gewaad over haar warme lijf heen. Het voelde koel aan en had de meest ongelooflijke kleuren. En naast haar zat Hompie, zijn gekruiste benen in een heel klein strak spijkerbroekje, en hij lachte en knipoogde naar haar. Wat lig ik hier toch te doen? dacht Thea. Ze voelde een lichte kramp in haar arm, en ze wilde hem verleggen. Maar dat ging niet zo een-twee-drie, want haar hand bleek muurvast tussen haar benen te zitten.
‘Even een handje helpen?’ informeerde Hompie grijnzend.
Ze voelde dat ze bloosde en hoe... Dat moest wel een krankzinnig gezicht zijn, rooie dijen, rooie billen, rooie wangen en daartussen in haar lichte vlees. Hompie tilde het oranjeblauwe gewaad omhoog en bekeek de situatie tussen haar benen eens filosofies. Of liever gezegd: phielosofies. Want hij had al gauw door dat de zaak echt muurvast zat. De spieren in haar vagina hadden zo'n geweldige training gehad vandaag, dat ze opgezwollen waren tot kloppende spierballen, die Thea's slanke vingertjes in een stevige greep hielden. Hij aarzelde niet lang en begon de spierbundels vaardig te masseren, totdat hij de spanning uit haar lichaam weg voelde trekken, en haar hand weer langzaam op en neer begon te glijden. Die weet van geen ophouden, dacht Hompie, wat een gezellige meid is dat! Hij keek eens in zijn spijkerbroek, of daar nog een beetje leven was, en dat viel nogal mee. Wat Thea dacht? Niets. Die zag alleen maar wiegende billen voorbijdansen, in de meest fantastiese kleuren voorbijschuiven, begeleid door de wilde trommen van haar bonzende hart. Met een knalletje schoot haar hand los, en tot zijn verbazing zag Hompie dat haar kut hapte en zoog als een échte mond. En uitgehongerde, sensuele mond
| |
| |
met purperrode dikke lippen en een stevig tongetje. Ze slorpte zijn pik in één geweldige hap naar binnen, en Hompie had het gevoel dat ze het geil onder zijn kiezen vandaan wegzoog, toen hij voor de dertigste keer die dag in haar leegliep.
‘Wow!’ was alles wat Thea nog uit kon brengen. Ze liet hem die prachtige jurk om haar schouders hangen, ze dronk van zijn thee, ze at een schaaltje met noten leeg en toen zei Hompie, die iets kleiner was dan zij, dat de dag nu eigenlijk pas begon. Ze keek naar de spiegel en bekeek zichzelf. ‘Wow!’
‘Je lijkt wel een beetje op Medusa, met al dat prachtige haar van je als vlammen om je hoofd,’ zei Hompie.
‘Wow!’ zei Thea, hoewel ze geen flauw idee had wie die Medusa dan wel mocht wezen.
‘Die vrouw had een gezicht, niemand weet precies wat voor gezicht. Want iedereen die naar haar gekeken heeft, is ter plaatse versteend! We weten alleen dat ze slangen op haar hoofd had, in plaats van haar, en onweerstaanbaar mooi moet zijn geweest.’
‘Maar ik ben helemaal niet mooi,’ zei ze.
‘Jij niet mooi? Je bent te gek. Te gek mooi. Ik durf je gewoon niet meer alleen de straat op te laten, omdat het hele verkeer vast zou lopen en de mannen uit het raam van hun kantoor zouden springen. Dat kunnen we niet hebben. We wachten rustig tot het donker is buiten.’
In de vroege avond liepen ze door de stad. Haar nieuwe gewaad was overal om haar heen, en ze was zelfs vergeten haar broekje eronder aan te trekken. De straten dansten kleurig langs haar heen en vlak naast haar danste Hompie. Zijn slippers klepperden naast haar en Thea, ze keek naar beneden en zag haar blote voet onder een oranje plooi vandaan komen. ‘Moet je nou kijken, ik loop op blote voeten,’ zei ze.
‘Lopen?’ zei Hompie, ‘noem je dat lopen? Meid, je schrijdt! Het lijkt wel of je een klein stukje boven de straat zweeft.’
En toen ze naar beneden keek, leek het haar ook net of ze op wolkjes liep. En toen ze om zich heen keek, zag ze de gezellige herenhuizen in de zomerverlichting en ze zag de miljoenen blaadjes van de bomen ritselen in het zachte koeltje en er schoot een brok in haar keeltje. ‘O, wat is het hier mooi,’ zei ze.
‘Dat komt omdat jij van binnen zo mooi bent,’ knorde Hompie. ‘Als je in een rotbui bent, dan laat het je helemaal koud waar je bent. Moet je nagaan dat ze op de mooiste plekjes ter wereld rustig bommen gooien en dat de mensen elkaar midden in Gods natuur liggen uit te moorden. En dat de meeste Nederlanders nieuwe autowegen belangrijker vinden dan dat beetje natuurschoon dat we nog hebben. En dat de mensen zichzelf en alle planten en dieren langzaam vergassen.’
‘Nou nou,’ zei Thea, ‘kan het niet wat vrolijker, Hompie?’
‘Ja hoor,’ zei hij.
En hij stak zijn hand ergens tussen een plooi van haar jurk door (hij wist blijkbaar de weg!) en legde die precies tussen haar billen. En toen gleed hij langzaam onderlangs naar voren. ‘O,’ hijgde ze, ‘dat kan niet op straat! Ik begin vast te gillen of ik val om als je nog langer doorgaat. Ik kan mezelf niet in bedwang houden.’
‘We zijn er bijna,’ zei Hompie. ‘En waar we heengaan mag je doen wat je wil.’
Met haar tanden in haar onderlip en haar ogen half dicht van genot, schoven ze een deur binnen en ze kwamen in een schemerige gang, met nissen waar half open gordijnen hingen. En in die nissen zag ze mensen zitten of liggen, die genoeglijk op een mondorgeltje lagen te blazen of van kopjes thee nipten. Het was heel rustig in die gang en ze deed haar ogen weer dicht en liet zich gaan. Ze liepen nog verder, maar daar merkte Thea niets van en toen ze haar ogen in opperste extase opsloeg, zag ze dat ze in een grote ruimte waren beland, en overal in het rond lagen mensen te vrijen. Thea kreunde en spartelde en ze gleden op de grond. En hoe meer ze kreunde, hoe luider ook het geluid om haar heen werd. ‘Iedereen komt tegelijk klaar,’
| |
| |
hijgde Hompie in haar oor. ‘De hele wereld tegelijk. Iedereen wordt meegesleept door je gekreun,’ jubelde hij.
Maar dat kon Thea allemaal weinig schelen. In haar hele lichaam spatte heerlijk vuurwerk uit elkaar en ze had het gevoel dat ze een voortsnellende lokomotief tussen haar benen gevangen had.
‘woooooow!’ gilde ze.
En de hele zaal gilde: ‘woooooowoooowoooooowoooooow!’
Langzamerhand werd het rustig. Overal klonken nog zachte vrijgeluidjes, en hier en daar werd gegiecheld. Plotseling viel er een sterk licht op Thea's gezicht. Ze zag het zelfs terwijl ze haar ogen dichthad. Ze werd ruw bij haar arm gegrepen en overeind getrokken.
‘Wij moeten maar eens even praten, snol!’ zei een kwaadaardige mannenstem.
En toen ze haar ogen opsloeg, knipperend tegen het felle licht van de zaklantaarn, zag ze vaag dat er drie mannen om haar en Hompie heen stonden.
‘Doe de grote lichten aan,’ schreeuwde een van de mannen, maar niemand in de zaak verroerde zich. Allemaal keken ze ongelovig en geschrokken naar de drie mannen, waarvan er twee nu een revolver in de hand hielden. Zo op het eerste gezicht leken ze in de nogal vage verlichting wel wat op hippies. Ze hadden keurige spijkerpakken aan. Al zat er op een van de broeken een veeg verf, er prijkte toch een messcherpe vouw in de pijpen. En onder het lange haar, glinsterden drie paar koude ogen.
‘En jullie houden allemaal je gemak,’ zei de man die net om licht geschreeuwd had, ‘anders schiet ik je voor je donder.’ Hij zwaaide met zijn pistooltje in het rond.
‘'t Zijn smerissen! Het zijn verklede smerissen,’ riep opeens een stem in de zaal.
‘Precies,’ zei die namaak-hippie. ‘En als je je grote bek niet houdt, zal ik je zakjes even navoelen. Een stukje stuff is gauw gevonden.’ Een andere man praatte intussen tegen Thea, terwijl hij met zijn knie hard tegen een borst van haar drukte: ‘Dus jij bent de gangmaakster
| |
| |
hier, vuile del! We hebben hier al een paar avondjes doorgebracht om je te kunnen pakken, en nou hebben we je, in je mooie jurkie. Je hebt er niks onder aan hè?’
Met de punt van zijn glimmende zwarte schoen tilde hij haar jurk tot boven haar middel op. ‘Kijken jullie ook even jongens, dan kunnen we het alledrie vaststellen. Deze juffrouw loopt hier in haar blote pruim rond.’
Thea zat nog steeds half verdwaasd op de grond. Naast zich zag ze Hompie overeind komen. Maar ze zag ook een schoen langsflitsen, die hem onder zijn kin raakte en hij tuimelde achterover.
‘Liggen jij, rioolrat.’ En tegen Thea zei hij: ‘Dat soort kereltjes raak ik met geen vinger aan. Ik durf te wedden dat mijn schoen straks ook nog van mijn voet schimmelt.’
Een van de andere mannen boog zich nu voorover en keek eens aandachtig onder haar rok. ‘Zeg,’ zei hij grijnzend, ‘ik zou toch wel even zeker willen weten of dat geen broekje is. Je schijnt tegenwoordig broekjes te hebben waar gewoon een plemoes op gedrukt staat, zodat het net lijkt of je niets aanhebt.’
‘Ga je gang Cor,’ zei de man die haar jurk omhooghield.
Cor bukte zich en stak zijn hand uit naar haar onderlichaam, terwijl de twee anderen gretig toekeken. Ze kroop achteruit en raakte een van de drie mannen in zijn zak. Op dat moment begon er een geschreeuw en tuimelde iedereen op en over elkaar heen. Thea kroop over de vloer de zaal uit. Vlak voor ze de deur uitrende, keek ze om en ze zag wel dertig hippies tegenover de drie mannen staan, die haar daardoor niet konden achtervolgen.
‘Opzij of ik schiet jullie tot pulp,’ hoorde ze brullen, toen rende ze door het gebouw, waar ze absoluut de weg niet kende. Ze rende van de ene zaal naar de andere, en overal waren mensen en kleuren en gangen. Ten slotte rukte ze een deur open en zag een diepe, donkere kast. Daar ging ze in staan. Ze was doodmoe en wilde op de grond gaan zitten, om even uit te huilen. Maar toen ze zich liet zakken, bleef ze al halverwege steken op een stoel of zoiets, die wel heel vreemd aanvoelde.
‘Hei,’ zei een stem achter haar.
Van schrik plofte ze neer op wat de knieën van een of ander manspersoon bleken te zijn. Een zwarte man nog wel, want ze had hem niet zien zitten in het donker. En ze was niet zomaar neergeploft, want ze voelde al vlug iets tussen haar benen glijden, zonder dat ze zich noemenswaardig bewogen.
‘Jij mij niet kwalijk nemen, hoor,’ zei de onzichtbare man. ‘Als je met zoiets op mijn pik gaat zitten, mij nergens meer voor instaan.’ Hij had een hele zware, aardige stem, met een of ander leuk negeraksent.
‘Wat... wat doet u hier?’ vroeg Thea.
‘Zeg maar Sjimmie,’ zei de man. ‘Van Sjors en Sjimmie, weet je wel.’
‘Dat kleintje, met die ene krul?’ vroeg Thea.
‘Je het bij het rechte eind hebben, baby... oeeewaaah! Maar Sjimmie wat jaartjes ouder geworden.’
‘Heb je dat leuke krulletje nog wel?’ vroeg ze. ‘Jaaa... oooeeewaaah, dat wel. Maar mij dragen meestal een grote hoed, weet je wel. De mensen zo naar dat krulletje kijken. Wat mij hier doen? Nou ja, mij zat hier op mijn gemak een bolus te bakken en nu zit mij jou te neuken, omdat je zomaar in mijn schoot vallen.’
‘Een bolus bakken?’ vroeg Thea. ‘Is dit dan een keukentje?’
‘Nee hoor,’ zei Sjimmie. ‘Mij zat te poepen, ruik je dat niet? Dit zijn de plee. Ooooeewaaah...’
Ook Thea begon nu plezier in haar nieuwe stoeltje te krijgen en ze bleef erop zitten tot de blaren uit haar billen sprongen. Toen lag ze een tijdje in Sjimmies armen, voordat ze zich het voorval uit de zaal herinnerde. Opeens begon ze te huilen. Sjimmie knipte het licht aan en probeerde het afgebroken haakje te repareren. Door haar tranen heen zag Thea een vriendelijk zwart gezicht, met een prachtige fluwelen hoed erboven.
‘Wat is er?’ vroeg Sjimmie, en hij gaf haar een kusje op haar wang.
| |
| |
Thea vertelde haar verhaal.
‘Aiaiai,’ zei Sjimmie toen ze uitverteld waren. ‘Dan eerst mijn stuff maar even doorslikken, want als er iets aan de hand zijn hier, wij kans hebben de politie met veel mannen komen en iedereen doorzoeken. Zij iedere kans aangrijpen om mensen hier te pesten. En mij zijn neger, dus zij mij zeker pakken.’
Toen hij dat gezegd had, lachte hij breed zijn witte tanden bloot en liet een balletje achter zijn kiezen glijden.
‘Hmmmm,’ zei hij kauwend. ‘Dat zijn een traktatie. Mijn portie voor heel de dag in één hap. Hmmmmm, zo ik mezelf niet vaak verwennen. Maar nu wij iets voor jou bedenken moeten, nietwaar? Zij jou goed gezien hebben?’
‘Ja,’ zei Thea. ‘Ze weten wat voor jurk ik aan heb.’
‘Mooi, dan jij je verkleden moeten. Jij trekken mijn kleren aan, met hoed op en ik trekken jouw jurk aan.’
‘Maar die jurk kennen ze,’ zei Thea.
‘Ik hem binnenstebuiten aantrekken. Zij toch denken dat negers half idioot zijn.’
Sjimmie bleek een nauwe zwarte spijkerbroek, een zwart T-shirt, zwarte laarzen en een zwart leren motorjasje aan te hebben. Zonder moeite kroop Thea erin en Sjimmie liet lachend haar jurk binnenstebuiten over zijn glimmende schouders glijden. Ze trok de hoed diep over haar ogen.
‘Wij nu uit elkaar gaan, dat zijn veiliger. Mij jou nog wel zien.’
Thea liep door de gangen, totdat ze terechtkwam bij de nissen, die ze vaag herkende van toen ze binnen gekomen was met Hompie. Ze liep naar de uitgang, maar toen ze er nog een eindje vandaan was, zag ze de weerspiegeling van een blauw zwaailicht op de gangmuren. Politie buiten. Zo kalm als ze kon liep ze naar een van de nissen en ging op een vrij kussen zitten in de gezellige, schemerige ruimte. Van waar ze zat kon ze precies de buitendeur in de gaten houden, zodat ze meteen naar buiten zou kunnen glippen als de kust veilig was. Behalve een jongen en een meisje die alleen oog voor elkaar hadden, zat er verder niemand in de nis, zodat ze op haar gemak op de gang kon letten. Er kwamen een paar politiemannen voorbij met een baardige man, die grote gebaren liep te maken, en die riep dat hij hier de baas was, en dat ze hier niets te zoeken hadden. Even later kwamen de drie mannen in spijkerpak uit de zaal aanlopen, met Hompie tussen hen in. En vlak voor Hompie, liep een kleine man achteruit naar de deur, zodat hij hem voortdurend in zijn gezicht kon kijken.
‘Weet je niet waar ze is?’ hoorde zij dat mannetje zeggen...
Maar Hompie zei: ‘Dat durfde je gisteravond ook niet, lafaard, toen je met mij alleen op het Museumplein stond. Toen kneep je er met je staart tussen je benen tussenuit. Maar met drie van die jakhalzen aan je kant durf je wel, hè?’ Een van de drie mannen gaf Hompie een stomp, maar Hompie grijnsde alleen maar.
‘Laat hem nou even met rust,’ zei de vierde man. ‘Ik moet hem hier nog spreken, voordat hij naar het bureau gaat. Begrijp je wel, dat je vrij bent, als je me helpt haar te vinden?’ zei hij tegen Hompie. ‘En dat je in het andere geval een gepeperde aanklacht wegens schennis van de openbare eerbaarheid, verzet, brutaliteit en nog een stuk of wat dingen meer te wachten staat?’
‘Wat moet je van haar?’ sneerde Hompie.
‘Dat gaat je niets aan.’
En tegen de drie pseudo-hippies zei hij: ‘Over tien minuten kunnen jullie hem meekrijgen. Ik moet deze heer nog even spreken. Als hij eenmaal in de cel zit, is hij onbruikbaar voor me. Maak even een van deze nissen vrij.’
De gordijnen werden opzij gerukt en een van de drie boeven riep: ‘Opsodemieteren jullie. Ga maar naar huis.’
Thea keek strak naar beneden, doodsbang dat hij haar zou herkennen.
Toen ze de gang doorliep naar buiten, durfde ze zelfs niet om te spieden naar Hompie, die haar misschien wel stond na te kijken...
|
|