dat de hemel blauw is falsificeren. Zolang dat niet het geval is, blijf ik, als goed Popperiaan, bij mijn vroegere overtuiging. Hieruit blijkt dat het model van revolutionaire informatie (waarin dus iemand grif toegeeft dat zijn overtuiging, door toedoen van nieuwe feiten, gefalsificeerd is) daarom zo zeldzaam voorkomt, omdat ons gevoel voor identiteit gevoed wordt door een veilige marge van stabiliteit, gerationaliseerd als trouw aan onze overtuigingen.
Ieder heeft zijn globale overtuiging heelhuids door de oliecrisis kunnen slepen. Het verrassende feit is door allerlei verklaringen achteraf weer tot de orde geroepen, geïntegreerd in vroegere overtuigingen. Zo is wat eerst onwaarschijnlijk was nu ingelijfd tot de orde van de waarschijnlijke feiten, het leek alleen maar onverwacht, maar achteraf is het voorspelbaar geworden. Ook deze crisis heeft onze overtuigingen links of rechts bevestigd. Wel zijn er wat verschuivingen opgetreden binnen het globale geheel, zijn sommige deelstandpunten verzacht, andere verhard. Dit ingewikkeld geheel van verschuivingen die een nieuw evenwicht begeleiden is niet aan de informatie van één boodschap te meten. Propaganda werkt door steeds te hameren. Dat geldt ook voor doorbraken in de literatuur. Er is altijd een klein publiek - al was het maar een publiek van één, de verloofde van de dichter - waar de schrijver op mikt. De schrijver stelt zich een ideale lezer voor, maar dan zweeft een verstandig schrijver toch steeds een mogelijke lezer voor ogen. Die ideale lezer lijkt daarom zo verrassend op zijn tijdgenoten. Voorlopers bestaan niet, want niemand kan de toekomst voorspellen. Hoe meer avant-garde, hoe beter dateerbaar. Kunst kan niets bewijzen, en moet dus altijd spelen met gemeenplaatsen. Alles is, in dit perspektief, schon dada gewesen.
Ook het verschil tussen een zg. kulinarische kunst, die verwachtingen bevestigt, en een grote kunst die verwachtingen doorbreekt is dus op dit niveau illusoir, het is een kwestie van min of meer ontvankelijk, min of meer intellectueel publiek. Ook de ‘gesellschaftskonträre Typus’ van schrijvers heeft een deelpubliek dat het met hem eens wil zijn, in laatste instantie de omnivore, ook Baudelaire bewonderende academicus. Verwachtingen worden niet alleen steeds grotendeels bevestigd, maar wie deconditioneert, conditioneert iets anders, doet wisselen van club.
Het schema van de whodunit staat vast; het raadsel wordt opgelost doordat de boef gevonden wordt. Naarmate het genre bekender wordt, kunnen zich nog extra konventies konstitueren, bij voorbeeld dat de minst waarschijnlijk verdachte achteraf altijd de dader zal blijken. Behoort dit tot de verwachtings-patronen, dan kan een schrijver proberen om ook die verwachting te doorkruisen door nu eens een keer achteraf toch de meest waarschijnlijke als de dader aan te wijzen. Erger wordt het als de dader ongestraft blijft, want dat tast de grondslag van het genre aan. Bij Simenon kan het nog weleens gebeuren dat Maigret zoveel medelijden heeft met de dader, dat hij hem tenslotte niet arresteert. De detective is echter uit de aard conformistisch. Dat wil zeggen dat naar goed christelijke moraal wel de zondaar sympathiek moet worden voorgesteld, maar niet de zonde. Ook al zijn echtelijke perikelen begrijpelijk, de film mag niet, volgens de katholieke League of Decency, die de Hollywood-code dicteerde, eindigen met echtbreuk en een happy-ending in een tweede huwelijk. Ook al is de misdadiger sympathiek, de misdaad moet bestraft worden. Een doorbreking van dit schema is alleen mogelijk bij veranderende maatschappij-opvattingen.
Als de maatschappij zelf slecht gevonden wordt, kan de misdadiger een eerlijke kans krijgen tegen de al even slechte politie. In Frankrijk, waar de politie steeds weinig populair was, was het moeilijker de detective als held voor te stellen; daar heeft de misdadige held, industriële neef van de goede struikrover, een lange carrière sinds Balzac's Vautrin, en Hugo's Les Misérables. In Amerika komt de