op het christelijk geloof: met een paradijs aan het begin en een paradijs aan het eind, en een duivel, en een zondeval en alles wat je maar wilt. Dat kun je in die marxistische geschiedbeschouwing allemaal vrij nauwkeurig terugvinden.
Dat is ook geen uitvinding van mij natuurlijk, dat hebben al zo veel mensen gezegd.
Gaat het schrijven u net zo gemakkelijk af als het praten?
Nee, erg moeilijk... erg moeilijk. Dus ik doe... over een ehh... zo'n Schopenhauer-ding, daar heb ik enige dagen aan gewerkt.
't Is iets wat je in een uur zou kunnen opschrijven. En waarvan ik eigenlijk alles wat er stond toch wel in mijn hoofd had, ik heb er niet veel over hoeven na te zoeken of zo... ik wou dat ongeveer ook schrijven. Maar ja, dan schrijf je het nog een keer over, en nog eens een keer over, en nog eens een keer... Dus ik doe er ontzettend lang over. Ik zou nooit zo kunnen werken als Scheepmaker bij voorbeeld, die ehh... ik weet niet, tien, twaalf, dertien stukken in de week schrijft, en die nooit iets overschrijft, die meteen op de schrijfmachine dat stuk tikt. Hoewel, als ik het ook zou doen, zou misschien het verschil in kwaliteit 80% zijn van wat het nu is, hè... Soms zou het helemaal niet... Vaak zijn de dingen die ik gebruik, de dingen die ik zo, bóm, heb opgeschreven. Maar ik kan niet laten daar steeds maar aan te zeuren en te mieren, en weer over te doen, en te laten liggen. Soms doe ik over een artikel één, twee of drie maanden... en dan doe ik eigenlijk niet veel anders dan steeds weer te denken ‘hoe zal ik dat nou doen...’
Nee, ik ben geen makkelijke schrijver...
Dat wat u opschrijft moet waar zijn, scherts uitgezonderd, heeft u ergens geschreven...
Nou...! eh, ja, moet waar zijn, moet waar zijn... wel... Als je iets beweert moet je vinden dat het zo is, natuurlijk. Waarom zou je anders schrijven...
Ja. Ik wou toch even terug naar de wereldbeschouwing van Schopenhauer, die niet zo optimistisch is, dacht ik. Is die ook de uwe?’
Nou, ik geloof dat ik... ja, 'k weet niet hoor... Ik ben misschien ietsje optimistischer dan Schopenhauer. Een soort irrationeel vooruitgangsgeloof of zo, dat heb ik geloof ik toch ook wel.
Ja?
Ehh... jjaaa... Ja, eigenlijk wel, ja.
Maar daar denk ik niet zo vaak over, hoor.
Nee, maar toch... ja, ja.
Wat moet ik in dit geval verstaan onder ‘vooruitgang’?
Ten eerste dat... de maatschappij waar wij nu in leven heel wat beter is dan een heleboel vroegere maatschappijen, vind ik. Dus dat al die materiële vooruitgang toch niet zo maar iets is... hoewel ik wel weet dat je kan zeggen dat het geluk of het ongeluk van de mens niet helemaal afhangt van hoeveel hij te eten heeft... maar toch...
Ik heb de indruk dat meer mensen meer plezier in hun leven hebben nu, dan in 1900 of 1800... de nederlandse bevolking. En dat ik dus een soort hoop heb... of een soort geloof, nou ja, ik weet niet hoor... dat is een beetje door elkaar heen, die twee dingen... dat dat soort maatschappij zich uit zal breiden... misschien... min of meer in deze vorm met deze mate van welvaart en vrijheid. Dat zich dat ooit over de rest van de wereld zal kunnen uitbreiden. Dat soort vaag vooruitgangsgeloof...
Ik denk dus niet, als sommige mensen: ‘Dat gaat allemaal naar de verdommenis toe... en over 100 jaar is de hele wereld in een stel Oeganda's of zo veranderd met allemaal Amiens aan het hoofd? Dat acht ik niet uitgesloten... maar ik denk toch: dat zal dan geloof ik maar