2
‘Jan en ik gaan trouwen,’ zei mevrouw van Vuurendam tegen de groentevrouw.
Ze was binnengekomen voor een bosje prei, wat bleekselderij en een pond spliterwten.
Want ze wilde erwtensoep koken. Ze zag er minder moe en verkommerd uit dan de laatste jaren het geval was. Ze had wat rood op haar lippen gedaan en dat gaf haar gezicht zelfs iets stouts.
‘Trouwen?’ zei de groentevrouw, een beetje wantrouwig. ‘Nou weer trouwen!’
‘Ja,’ zei mevrouw van Vuurendam. ‘We hebben er heel ernstig over gepraat. En we weten allebei dat dat het beste is.’
De groentevrouw zuchtte. Ze was erg op mevrouw van Vuurendam gesteld. Maar daarom maakte zij zich juist zorgen. Mevrouw van Vuurendam was een lief mens. Maar ze had vaker domme dingen gedaan.
De groentevrouw pakte een mooie bos prei en legde hem op de weegschaal. Maar ze keek niet eens naar het gewicht terwijl ze daar anders zo fel op was.
Ze zei bezorgd: ‘En je eigen man dan?’
Mevrouw van Vuurendam lachte vrolijk.
Zo was ze werkelijk in jaren niet geweest.
‘Ja dat moet ook geregeld worden. Dat begrijp je..’
Ze maakte haar tas open om haar portemonnaie te zoeken. Ze stond altijd klaar om te betalen. Nog voor de boel was ingepakt. Dat was een van haar heel goede karaktereigenschappen. ‘Gaan jullie dan scheiden?’
De groentevrouw vroeg het met een zuur mondje.
Ze hield niet van echtscheidingen in haar wijk. Ze hield helemaal niet van veranderingen. Dat komt een zaak nooit ten goede. Dan heb je kans dat er een huis leeg komt. En nieuwe klanten moet je eerst weer leren kennen. Daarom zei ze: ‘Je kunt beter niet gaan scheiden. Dat geeft alleen maar narigheid. En wil je man wel scheiden? Want die moet ook willen. Anders kan het niet.’
‘Nee,’ zei mevrouw van Vuurendam.
Ze had opeens iets stiekems gekregen. Een beetje griezelig.
‘Nee we gaan niet scheiden. Dat wil Jan ook niet hebben.’
‘Maar mens, als je niet wil scheiden dan kan je niet trouwen. Je hebt je hoofd op hol laten brengen.’
De groentevrouw zei het triomfantelijk. Ze was opgelucht nu ze wist dat er geen echtscheiding van komen zou.
Maar mevrouw van Vuurendam keek ernstig. Koppig ernstig, zoals een jong meisje dat over haar eerste liefde praat.
Ze had een naïef stemmetje.
‘We gaan echt trouwen hoor.’
En het scheelde niet veel of ze was gaan stampvoeten. ‘Jan en ik gaan trouwen. Daar is niets meer aan te doen. En het moet vlug gebeuren anders zijn wij er te oud voor.’
De groentevrouw voelde zich onbehaaglijk. Net of ze een natte broek had. Dat was altijd zo als zij zich schaamde. En zij schaamde zich, al wist ze zelf niet waarom.
Om er iets aan te doen ging ze naar de bak met de spliterwten. Ze moest dat gevoel van zich afzetten. Maar ze had niet eens een zakje meegenomen om daar de erwten in te scheppen. Ze keerde dus weer naar toonbank terug. ‘Maar dat is toch te gek. Te gek om los te lopen. Je wilt trouwen. En je wilt niet scheiden. Dat kan niet!’
Punt uit!
De groentevrouw raakte weer wat terug in eigen doen.
‘We gaan wel trouwen,’ zei mevrouw van Vuurendam. Nog steeds even koppig.
‘Luister.’
En ze begon langdurig te fluisteren met haar gezicht vlak onder het hoofd van de groentevrouw.
‘Vergif!’
De vrouw van de groenteboer deed van ellende twee stappen achteruit en ze keek bang om zich heen of niemand gehoord had dat zij zo hardop vergif gezegd had.