Maatstaf. Jaargang 22(1974)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] Eddy Evenhuis Gedichten Laat voorjaar Het is genoeg. De eerste vlagen verrafelen een laatste roos. De mensen dragen zomerkleren, maar huiveren. Het licht verschraalt, wordt grijzer dan het weken was. De zon scheen en de zomer duurde tot in de herfst, haast eindeloos. Het licht was goud. Een warme gloed kon in de middag zich verbreiden over mensen, grachten, huizen, bomen. Het wordt een barre winter, zei men behaaglijk: de lijsterbes zit vol. Het is genoeg. Sinds enkele dagen voel ik het sterven. Een begin hechtte zich pijnloos vast en zal doorzieken als de herfst allengs verruwt tot schurend winterweer. Ik schop wat in de dorre bladen, goedmoedig stuurt de wind ze door. De mensen gaan voorbij en kijken noch op noch om, geen ziet mij meer. Een laatste roos verlept diep in mijn borst, een klonter grauwe cellen. Van veel gaat nu de zin teloor. Het is genoeg. Mijn schaarse klagen vermagert tot een meeuwenkreet. Sneeuw daalt bezwerend op de daken. De dokters doen wat dokters kunnen, maar ieder weet: dit brengt geen baat. Het is niet erg. Een laatste roos bloeit op het kastje naast de boeken. [pagina 49] [p. 49] Ik denk aan vroeger. Het was goed en zeer afwisselend. God, wat een leven. De pijn verspreidt een warme gloed, die afstraalt op wie afscheid nemen. Het voorjaar komt dit keer te laat. Hymne aan nacht Dit zijn de uren van de zuster nacht. Het is al donker en de stilte hangt als zwaar velours. Nacht is verlangzaming en onvermogen zich nog te verzetten. Nacht is wegglijden. Nacht komt na het drinken van wijn en whisky, eerst daarna komt nacht. Houd nacht in ere, broeder dag is kwader. Denken is doen en de gemiste kansen, vermeend of niet, haalt niemand ooit weer in. Nacht druppelt dood in onze aarden vaten. Even aanmeren, naar de stilte horen, ervaren hoe de vuren zijn gedoofd. Terugzeilen in een overzeese droom, niet te herinneren bij het wakker worden. Een vaag vermoeden waaiert weg als rook. Nacht is geborgenheid voor zich en anderen. Gevoel van onrust reduceert tot rust. Langzaam ontheft de geest zich aan het lichaam. Men ziet zichzelf, al zijn de ogen dicht, en heeft er vrede mee zolang het duurt. Vrachtauto's trekken op. Nu zou een haan staccato moeten kraaien naar het licht. Hanen zijn heengegaan, maar het verraad loert elke morgen door de smalle kieren. De dag breekt aan. Alweer een dag met zon en vaart en vrolijkheid en veinzerij. Hoe lang het duurt, de zon gaat eenmaal onder en straks stapt nacht weer van haar Drostebus. Moe en verzadigd zijn passen bij donker. Nacht brengt na nacht het einde naderbij. Vorige Volgende