Portfolio W.O.J. Nieuwenkamp
Door I. Sitniakowsky
Wijnand Otto Jan Nieuwenkamp (1874-1950) heeft een leven geleid waar bijna alle kunstenaars van dromen. Op school was hij ‘wegens gebrek aan belangstelling’ een minder dan middelmatige leerling. Zijn vader, die notaris was, wilde hem degelijk carrière laten maken op zijn kantoor, maar op zijn twintigste had Wijnand er schoon genoeg van, en vaders dichtdraaien van de geldkraan mocht niet meer baten. Korte tijd volgde hij nog wat lessen aan de Amsterdamse Kunstnijverheidsschool, maar spoedig al trok hij het grote leven in, om zich voortaan uitsluitend te wijden aan zijn talrijke hartstochten en hobbies. Hij trouwde niet veel later met een vrouw uit een zeer goede, welgestelde familie, die alle begrip had voor zijn kunstenaarsziel en hem ook nog vier kinderen schonk. Wijnand ging in zijn eentje op reis.
Wel te verstaan: niet om te luiwammesen, maar om te werken. En hoe. Telkens weer maakte hij lange reizen naar Nederlands Indië, en met name op Bali vond hij een cultuur die hem buitengewoon aansprak. In Brits Indië heeft hij, zoals hij zelf schreef, eindeloos naar tempels zitten kijken, en hij liep er eens een lelijke zonnesteek op. Omdat er in dat land wel meer mensen op de grond plegen te liggen viel zijn bewusteloze toestand er helemaal niet op.
Ook in Europa reisde hij veel, nu vaak samen met zijn vrouw. Hij had een boot gekocht, die hij ‘De Zwerver’ noemde, en had zelf de woonruimte ontworpen en getimmerd, voor een deel met het hout van zijn afgebroken atelier in Santpoort. Zijn boottochten voerden hem onder meer naar Düsseldorf en Bremen, maar ook naar tal van plaatsen in eigen land. Vaste grond onder de voeten kreeg hij in Edam, waar hij een hele rij oude huizen opkocht omdat hij bang was dat ze, in andere handen, zouden worden gesloopt, of omdat hij er tegenaan keek vanuit zijn eigen woning.
Die huizen liet hij op zijn kosten bijwerken - naar eigen inzicht, want hij had grote belangstelling voor architectuur, had zelfs al eens een uitzichttoren in Lunteren gebouwd (die er nog moet zijn) en bestektekeningen van ‘De Zwerver’ gemaakt. Of die tekeningen technisch verantwoord zijn kan ik helaas niet beoordelen. Hij tekende ook graag landkaarten, zoals van het eiland Bali, die er te artistiek uitzien om te kunnen kloppen. Nieuwenkamps hang naar het decoratieve en zijn afkeer van alle ‘modernisme’ blijkt ook uit het volgende: in 1920 kon en wilde hij de invoering van nieuwe straatverlichting en de opmars der fabrieken in het centrum van Edam niet langer aanzien. Hij nam de wijk naar Italië, eerst naar Rome, later naar Florence, waar hij in het ‘Huis op den heuvel’ ging wonen, dat hij van alle kanten heeft uitgetekend en waar hij zo uitvoerig en idyllisch over heeft geschreven.
W.O.J. Nieuwenkamp was werkelijk zeer veelzijdig geïnteresseerd, zoals dat wel meer voorkomt bij totale autodidacten. Hij schilderde, tekende, etste, maakte houtsneden, lithografeerde, ontwierp tegels, had - ik vermeldde het al - grote belangstelling voor architectuur, was schrijver en journalist, publiceerde een eindeloze reeks stuk voor stuk helemaal door hem zelf ontworpen boeken (waar hij kapitalen op moet hebben toegelegd omdat ze vrij prijzig waren en dus om te beginnen al niet bereikbaar voor het grote publiek: amateurisme in zijn meest zuivere vorm), was een zeer smaakvol verzamelaar van vooral Indonesische oudheden (van Balinees houtsnijwerk tot keteltrommen en ikats), en daarnaast nog een verdienstelijk ethnograaf. Autoriteiten op dit gebied roemden zijn collectie toen die werd