suikerdiefje gezien? Die zijn zeldzaam geworden. Vorig jaar had ik er nog een. Maar wat die eh - kelderbedden in de w.c. aangaat, nu die leven daar, zeer vies, niets aan te doen behalve buiten zetten, maar dát helpt weinig. Vooral niet dood maken, Groika, denk er wel om!’ Ai! ‘Néé,’ brult Groika, ‘groen, groen! pleepapier!’
‘Jezus,’ zegt Fedo, die zich dadelijk bekruist en het penseel neerlegt om een sigaret ter hand te nemen: ‘Het was een geschenk van vier rollen, een geschenk uit het Westen, je moedersland. Kan ik het helpen. We zullen ons er doorheen schijten. Indien wij niet, doen de anderen het voor ons. Er bestaan erger dingen. M'n broer hep, o nee “hééft” al eens rolletjes uit America meegebracht, eerst enkel bloemetjes, maar later buitensporig gekleurde indianenafrolverhalen, ware slachtpartijen en nóg later, voor ernstiger gestemde schijtlaarzen en hunne -huzen, zelfs een rol met Ovidius - in een nieuwe engelse vertaling.’
Groika, hierop zweeg. Enigszins tot ongenoegen van Fedo, die de sigaret maar weer omzette in het penseel.
‘Ach, weet je, Groika,’ begon verzoeningsgezind en moe vooral, Fedo dus maar weer, (je kan best aquarelleren en quarellen tegelijk), ‘er kleeft van allerlei onhebbelijks aan mijn w.c.tje. Maar verbeteringen van situaties, zijn beter gesitueerd en vooral beter uitvoerbaar in warmer dagen. Het is januari! man. Heb jij ooit gehoord van iemand die de lange winteravonden b.w.v. vrijetijdsbesteding, in z'n plee doorbracht! Ter verbetering v.d. daar heersende wantoestanden! En dan eigenlijk, te mijnent, niets ernstigers aan de hand dan je home-of-god-knows-where-made-niet-groén, maar lindegroen, toiletpapier. Nog even, of ik ga het nieuws van 8 uur voor je aanzetten. Hoor je nog eens wat anders. Kom nou Groika; neem eens een mooi boek. Zet liever ons een potje thee. Ik zit hier niet voor niets te verven.’ (Het is n.l. ochtendtend, let wel). Hiertegenin had Groika niets te brengen.
Echter: ook geen thee en lezen leek hem in 't bijzonder de keel uit te hangen.
Fedo begreep dit maar al te goed en nam, later op de dag, het privaat te pakken. De muren (alweer) werden gewit en de nieuwe en oude verfvlekken op de vloer meedogenloos weggestoten met het enige nog goeie paletmes, voorhanden. F. bleekte, schoonde, boende, vierf, lapte, knapte op, kortom aan het einde van deze gedenkwaardige maandag, zaten ze aan het hoofd, nou ja, het hoofd, meer op de bril, van een closet, zo schoon dat die maannacht er bijna aan verbleekte.
Fedo, hoewel verliefd op een onbereikbare persoon, voelde zich lichtelijk aangenaam gestemd. ‘Hoop?’ - nee. ‘Geloof?’ - ook niet. Maar liefde. En stak, Fedo, de foto van de indertijd ongeveer twintigjarige geliefde achterstevoren onder het ondergoed, links.
Alleen begon Groika zich nu zorgen te maken over de verminderende afvoercapaciteiten v.h. badhok. ‘Morgen, morgen,’ zei Fedo, die, hopende op Willem (met de waterpomptang, of wie anders dan ook, maar mét em), de foto vaster tegen z'n gloeiende vel aandrukte en nog een sigaret beetnam.
‘Morgen.’ En vandaag was gisteren ‘morgen’. En ‘nu’ is morgen gisteren, etc. De foto kleeft aan het vel. Vandaag. En Fedo is betrekkelijk gelukkig, met dit ongedeelde privaat, dat ook nimmer schoner hoeft gemaakt, dan het was, ooit. Een foto.
Vervuilt eenvoudig niet.