Maatstaf. Jaargang 22(1974)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 51] [p. 51] Peter Simpelaar Gedichten 366 Ik ben fantastisch. Gezeten in het ronde glasloze venster, met mijn naakte kommagroene billen Achter mij duizend kilometer zon en zonneschepen Der struisvogels zwaaiende paringsdans Jodiumrood en parelgrijs, de kleuren van de polder. O God, wiens strelende handen is de golvende aarde. Waar is de rust voor het hoestend oog. Het is alsof de zon met z'n lichtstralen, als taaie vlindertongen, (de pereprik ligt te zieden in de warme sloten) Vrouwen in lichtgroene bikini's liggen over het oude land uitgespreid En willoos verliezen elders de perelaars hun bloesems in losse regens. Een vrouw met een boa constrictor in vervellingen Hennahavik pakt weke slang. En de jongensachtige vrouw kruipt in bed, en houdt de hand vast van hem die mij eergisteren een bal uit het jeu de boules op de neus gooide. Aan de houten wand hangt een schilderij over miljoenpoten Op de achtergrond is een raderboot volbeladen met mustangs. De boot heet Madrid. En met rood plakband is de gele boot aan het roze schip gekoppeld. Het graan staat op de zacht glooiende hellingen, voor de onweerswolken en de roosschuimige wolken, geblazen uit de rood-paranoïde terebinten-’verzameling’, waar de meisjes met de gloedgele kontjes uitrusten. In het veld bloeien geometrische bloemen. De boer draagt een jas van bunzingvellen, en zijn 3 vrouwen lachen om de jonge muisjes. De skblzz rent langs het oogstweggetje De biljartballen klepperen-klakken en toch hebben ze een verfje nodig. 17 jaren geleden woonden wij in de Compoststraat in Zenderdorp. [pagina 52] [p. 52] Ach, hoefden mijn handen toch alleen maar dit papier te strelen, mijn harige hoeven, om via-via-via, de herinnering, mijn herinnering, in de roze bek van de lezer te steken. 369 etc. Een varken sjilpt niet, dus zegt de haas: Tjuwie? Oranje nachtsterren, en wat soms voorbijvliegt De as met de nachtwind. De nachtwind met de as. De sacre-coeur. Zo glijdt de dansboot Marie-Annabel, de hennep overwoekert de ruïne Koffieterras aan het water. Een wilde poes in een traliehok op de kermis. Mijn linker lichaamshelft is weg, want ik liep langs de linkermuur. De New Seekers De serene dansluchten. De venetiaanse narcissen. Ik voorspel niets. Eén roosje op je schoen is beter dan de ongekochte brandnetels, in 't algemeen. Vrijend op de verloren gladiolen Lees in de krant de groenomlijste rouwadvertenties. Oranje nachtharen. You gatta feel before you feel. En ik had de langste rozen van de Rozenstraat. De oude Phoenische boten op het bazalt. De ijsvogels tussen de nachtrailzen. Waar blijft Chrysalis met de grote Vieux Extra. Zoveel meisjes Gelukkig schrijf ik op het geschiedenisboek Zijn jullie niet gelukkig in juli? Juli is het wel in jullie. Het meisje gooit haar bril in het kikkerkwaakmoeras, en begint een appel te eten. Al de spreeuwen hebben negens op hun voorhoofd. Windjammer de oude baas trekkebenen Een penalty wegens het gebruik van opium een doorkijkbloes naast een bladderende misthoorn. O het zevend plantenrijk. Onder de Geraniums met hun gespleten eisen. Oi, het fijnbesnaard ongeluk. Ravenkruid. Wieden. En telkens ben je anders aangekleed. De kerktorens dragen mayonaiseklodders. Op de platte daken van dees' huishoudscholen groeien de appelbomen Op de hemisfeer de groupies de zuiverte de zuiverte Wat een zachte oude vis. Lentemeisjes. [pagina 53] [p. 53] De uitbundige, uitputtend bewerkte tuinen Zijn bonte dansvloeren, vol van Begonia tremens Maar je leeft toch in het land waar er leven zonder bloed is. Waar de beestjes uithangen, daar willen ook wij zijn. Waar er leven zonder woestijn was, Toen jij, eens, jong was... Je woont hier ver van de zee, waar ik erg van hou. 's Nachts mocht ik mijn mond niet open doen, tenzij om te likken. De grote rhododendrons kalmeren de hippe zenuwen. de wantsen vluchten op de alpenkruisers, voor de stuifbrand op de Kilimandscharo Ondanks jullie positieve invloeden hebben we hier een kalktuin. De schaduw van de zomertuinen van Kaap Surnion tot Cap Gris Nez. Zeldzame fazanten karsteil Maar er zijn nog chocoladekoekjes Een gedicht wegens uitvallen licht. Veewagon onder de wilgebomen die een reclamebord torsen. De bromfietsen utopie van het lila meisje, hengelend staande tegen de bronfiets. Jonge mensen in Zuid-Mysterie, aan de rand van de Hysterie. Levensgroot is het weidenkroos klokjes in de weiden. Zulk een woest stoomschip vaart langs de gouden kamer. De reutelende en dialectsprekende grijsaards en grijsaardinnen. Discussieren over het ontstaan van de landomheiningen. De bladeren vielen in een lila vijver met woestgeel oevergras./ God is in Mostar. Waar het ligt geeft niet. En ik zit neer tussen de troep, maar wij hebben schone fantasie en vuile voetjes en bakstenen en meisjes die ons niet kunnen missen. Hengsels het hoofd is. Oude Kalchas watermunt fucking. Aardbeien op het kermisfeest. De missen krijten. De storm doet de Lily's likjes. Zachte en grote ogen mogen niets. De Zachte mooie ogen mogen wel. Gewemel van ogen op de kade en in de haven met de lange zeilschepen. I'm your esclave, I'm your estate. Zoekend door de duinen, is het einde jou met de paradijsvogels. Lang, lang. En heb ik ook maar iets gezegd over de sinaasappelbloesem? Vorige Volgende