zijn nooit meer uit mijn herinnering gegaan, later hebben ze beslist invloed gehad op mijn eigen wijze van tekenen.
Als ik nu een typering zou moeten geven van het werk van deze tekenaar, deze caricaturist zonder moraal, dan zou ik de titel kunnen gebruiken die Baudelaire zette boven zijn prachtige stuk over de tekenaar Constantin Guys, ‘Le Peintre de la vie moderne’. Want dat geldt ook voor Rowlandson, die trouwens mijns inziens een behoorlijke invloed op Constantin Guys heeft gehad, Guys heeft druk in Engeland gewerkt. Het is zelfs mogelijk dat Constantin Guys Rowlandson nog ontmoet heeft; dat Guys zijn tekeningen kende staat voor mij in ieder geval vast.
Rowlandson is overigens helemaal niet zo engels, dat onderscheidt hem van zijn tijdgenoten-caricaturisten. Gillray, Bunbury, de Cruikshank-familie, die typisch engels zijn wat hun lijnvoering aangaat en daarbij politiek bijzonder geëngageerd en beslist wel moralistisch waren. Scherp gezien was Rowlandson in zijn tijd in Engeland een buitenbeentje en ook geen echte caricaturist want die kunnen niet zonder de moraal.
Rowlandsons tekenkunst, zijn tekenopvatting kwam uit Frankrijk, hij heeft ook twee jaar in Parijs gewerkt, een rijke tante die er woonde stelde hem daartoe in staat.
Ik denk dat hij te Parijs, hij was nogal een luchthartige persoonlijkheid, niet erg naarstig op de officiële Koninklijke Academie heeft gewerkt, maar eerder op de Academie van Saint-Luc, een instituut waar het heel wat vrijer toeging. Hij zal daar Gabriel de Saint-Aubin hebben ontmoet, die gaf er wat lessen, een geniaal tekenaar die eveneens onder de noemer Peintre de la vie moderne kan vallen. Een man die het hele parijse straatleven van 1750 tot 1780 in kaart bracht, een eeuwige tekenaar, een monomaan; hij stond op en ging naar bed met een schetsboek, priaap van de tekenkunst noemde Greuze hem. Geniaal, zonderling, scherp geestig en zeer erudiet, was hij volgens berichten van zijn tijdgenoten. Een dergelijk man moet een grote indruk op de jeugdige Thomas gemaakt hebben, en dit niet-academische, dit tekenen voor het blote plezier, het zou ook Rowlandson kenmerken, later.
Er loopt een lijn van Gabriel de Saint-Aubin naar Thomas Rowlandson en via deze weer naar Constantin Guys en niet alleen betreft dit de techniek, de stijl van hun tekeningen, zij hebben ook een trek in hun persoonlijkheid gemeen, ze traden niet op als officiële kunstenaars, hadden een amateurkant ondanks hun grote vaardigheid.
Gabriel de Saint-Aubin liet de Koninklijke Academie verrekken toen hij slechts een tweede prijs kreeg en trok met zijn schetsboek de straat op, experimenteerde met het tekenen als geen ander in zijn tijd, bedreef een teken-alchemie die nu nog heel interessant zou behoren te zijn voor een tekenaar.
Rowlandson zat liever aan de speeltafel dan aan de officiële tekentafel en hij schudde vaak de tekeningen uit zijn mouw om aan zijn speelschulden te kunnen voldoen, tekeningen die het dik waard waren.
Constantin Guys ging het verst, hij wilde niet eens weten dat hij het ‘beroep’ van tekenaar uitoefende, heren, dandy's hebben geen beroep, ze flaneren.
De stapel ‘Illustrated London News’ was al lang verdwenen voordat mijn ouders, ze hebben er hun hele leven gewoond, het winkelhuis fatsoenlijk zijn uitgedragen, eerst mijn vader dan mijn moeder. Maar mijn belangstelling voor Rowlandson is blijven bestaan, ik zei het reeds. Als ik een schetsblad van deze tekenaar tegenkom in een of andere collectie, in een prenthandel, dan zie ik de stapel ‘News’ weer, komen er herinneringen en gaat mijn hart open, dan heb ik een ‘avond, middag of morgen vol kunstgenot’ om de woorden van de onvergetelijke Jan Gras aan te halen, vandaar stelde ik deze portefeuille samen.