| |
| |
| |
Peter Simpelaar Gedichten
229 Blablabla.
Het meisje staat op en trekt haar bruidsjurk aan en ze kijkt door het raam.
De velden liggen daar, de kaaiman eet zijn mierenmaal en de stralen van de
pasopgekrikte zon breken op de tegels. De aarde walmt nog een beetje.
De notaris is al op vanaf 5 uur, hij drinkt een glaasje thee in een tuin-
stoel, terwijl de bosvogels tot binnen de ommuurde tuin zijn gekomen, hun glan-
zende veertjes licht weerkaatsend, en hun zo kromme teentjes krassen over het
glas van de serre. En de lucht is zwaar van geluiden, gezwollen uit barstende
vogelkelen, van dorpsvogels, fladderend rond de muziektent van het park.
Op het verveloze houten trapje daarvan ontwaakt de dronkaard, hij wrijft met
zijn hand langs zijn voorhoofd, het licht dringt in zijn hoofd en verwonderd
kijkt hij op het frisse groen en purper, dat zich wentelt als kralen, boven de
betonnen rijstraat. De groene ijzeren hekjes staan nog verslapen.
Ze zal zo gelukkig worden, het meisje.
| |
230
Daar rijdt Joke weg, bruin als een adelaar in de storm
Ginds staat een meisje, haar jurk tot boven haar middel opgetrokken, de verrich-
tingen gade te slaan van een vos in de ren.
De dahlia's stralen als poolbloemen aan een vrouwenjurk.
| |
231
Een stoombootje met shit vaart af de brede stroom, ik zie het vanaf mijn zon-
balcon, ik ben zo mooi, (de zon lacht). De hertjes huppelen tussendoor de gouds-
bloemen langs de kolkende vijver, mijn geest zweeft hoog als de torenklok.
In het café wijst een dikke vrouw, dikke vrouwen zijn altijd dik, naar haar voor-
hoofd, de loodsen zijn verlaten, en de glazen bouwsels, slakkenbergen en verroeste
railzen; in Mazingarde lopen al die moje meisjes tussendoor de pelargoniums
en walnootboompjes. Zo zinloos de lucht met sterren, een jongen en 1 meisje
ruiselen door de stilte en nog een meisje, door de stilte, de stilte achter de
| |
| |
processie en nog 1 meisje. Het geduld in zijn wollige zak is gelijk bij koude
en warmte, maar hij is eenzaam. Hij is eenzaam, als de melk toevallig wordt uit-
gestort overheen de grijze straat, als de kiwi wordt vertoond, als de Canned
Heat op de televisie komt.
Zo zingen de sterren, een tijdrit van vrouwen omgeven door gouden golven, hun
lachen naar de hemel getrokken. Het is tijd./Er lopen meisjes met zwarte kousen
aan om hun behaarde benen te bedekken. Misschien zijn het wel jongens. Er hangt
een klauwhamer aan de muur.
| |
241
Een luie hond ligt in de grote tuin
Er kruipt steels onkruid over 't land.
Dromende bos. Gekroond met tamara
Vuil ijzergrauw, vogel, doetje.
Aan het looppad onberegend. Spanvlies
en dwarsbanden van millimeters, knollen met witte spitsen,
Lichtroze geilverliefd. Landdief, zo'n grenspaaltje. Nou, nou.
Je gluurt vanachter de ouderwetse beker.
Wolharen worden over de steenhoop geblazen.
Je bent mijn lokspijs en draaitol, troupy, een warme ligplaats,
met wat steengruis, bruisende branding in de vissekom,
Door jouw zielige streling.
Mis de zon. Streel, streel. Continu, O allerheiligst Gedicht.
Zo bluft de marter en de knoffels staren roodogig op de Keulse potten met
rotsbloemen in het zaailand, het rotsland, met kindjes en pintjes.
En experimenten welgevallig.
Ik kijk in de bowl, van jouw harig borstje klontje, kleedje.
| |
251
Deze eenblauwe lucht, blaadjes kruikelen voorbij.
Vlissingen is zo wit. Alles wordt zo diep.
Ik ga naar het water, omdat het glinstert
Ik ben een afgezant van de hel; een lila lintje rond mijn penis.
Een dief met satijn rond zijn bokkepoten
Petunia's leer ik de mensen kennen,
maar hoevele bloemen zijn er nog, waarvan ik de naam niet ken.
Petunia's ken ik sinds vanmorgen, Ik ken ze uit mezelf.
Er is een weelderig weglopen van mijn hand.
Een stralend bal van kevers, hommels, oorwurmen, beestjes.
Het is een waar orgie. De kever gaat naar de bâr en vraagt een kleintje paranoia.
Haantjes die sprinken en slagen die kwinken.
| |
| |
Er worden geen moppen verteld, want alles is er leuk.
Er staan bakken met palmen in de feestzaal.
43-98-jr. Karmozijn + Fluweel.
Ik wandel door mijn natuur, als de rector door de school.
Een Vanessa naast een weggegooid Caballero-pakje.
Potentilla & Wat de ouders niet weten.
Een vrouw gaat met een emmer naar de zee om drinkwater te halen.
De zee zo, en de lucht, natuurlijk allebei blauw, te symboliseren door
een meisje, licht en klein als een groupie door een camera,
snoezig als een parasol, tastbaar als een worstje.
Ik zit temidden van een herfstig bramenveld
Het zondrinkend strand is bijna geheel verlaten
Een paar late zomerwandelaars, worden oosterse zonnespoken.
Ieder woord wordt een formule om de zomer hier te houden
Maar de vruchten zijn tot dode geraamtes geworden.
Och, ik wou dat ik een paar meisjes kon vermaken met gelul over wrakhout
De Branding: Golfstril, wiedelbronk, wonkende vijla.
En de Schelde is net de Middellandse Zee
| |
258
Handen naar de wind, gezicht naar de zon.
Mensen bekijken de akkers met vergrootglazen.
Er klinkt ge-i-oe van 4 of 5 meisjes.
Ik denk steeds opnieuw, dat een vogel rond mij sluipt.
Maar het is een papieren zak, met erop geschreven: Saskia de Melker.
De meisjes willen dat ik blijf staan
Ja, alleen voor een zak wijn, Ik kies mijn eigen exil, en kan net
zo goed de liefjes met een rammelaar op het voorhoofd timmeren.
Met dit weer zitten de meisjes veilig in auto's naast hun echtgenoten
en vaste vrienden: kies, attent, zorgzaam,
mijn geest is een eenjarige zwerfplant, en zij weten geeneens hoe klimop eruit ziet.
Dit land is een corrupt land.
Maar de lucht is kristalhelder. De bladeren zijn niet te
vernielen, ook al zijn ze niet gelijmd.
2 Oude mannen staan met elkaar te vrijen.
De herfst sluit zich over ons allen.
En de mensen lopen meer en verloren aan zichzelf.
Er ligt een pad begroeid met varens.
Waarop een reus rotsblokken heeft uitgestrooid.
| |
| |
Daar groeien bleke zwammen. Je lange benen lopen daar.
en smijten een griezelige weelde van kleuren neer,
onmiddellijk weggezogen door je zinloos gewauwel & onbereikbaarheid.
niets is veranderd in 2 jaar.
Die kleurenzee, een manifest. Soms
stoot je je hoofd tegen een tak.
En pruttelend uit een leger vogels gestileerde kreten.
En steeds danst je levend variëteitenbos verder, soms abrupt
wegsnokkend, als een coïtus van witte paarden in een rivier.
En dit gedicht wil ik inslikken, voor jou, zwierig
sierende, draagster van de lampions, getooid met giechelgrapjes.
Wat een typische stijl en stylus ook, over de heuvels zwevend.
zwermen, wemelen als witte vissen in een beek, die
niet ruiselt, een modderbeek, met water als zwarte wijn, en gruizel-
strandjes met tegelkantelen en wierooksteeltjes.
Mooie droombeek, of niet?
Een dikke jongen is bezig met zijn bongo's
Er hangt een foto van een kustvaarder.
Op straat lopen tientallen huichelaars, ik kus mijn eigen exil.
De meeuwen zeggen ongeveer Kwuh, wat een meeuw precies zegt,
is echter nooit op te schrijven, jammer.
De leraren op school zeggen (vriendelijk), “prettige vacantie.”
We zijn inderdaad een lief klasje geweest.
thuis moeten zij vanavond stamppot eten, maar het eten
van stamppot zal het leraarshumeur niet bederven, want: het regent niet.
Een vrachtwagen morst een beetje asphalt
En zo eindigt dit waterkant-verhaal. Het meisjesclubje.
Het lijkt toch. Ioew, joew (een meeuw)
De wind vreet in op mijn sandalen. Als ik een meisje was, zou ik mij de kleren
van het bovenlijf rukken, en iedereen mijn bh laten zien, gesteld dat ik er een
droeg. Een gele, slijkerige landweg.
Grint rolt onder mijn wieltjes. En dit mos is zo mooi groen.
Er vliegt een bij in mijn mond, en mijn tulband rolt af van schrik.
| |
263
Liedjes om een verdrietige Melanie op te vrolijken.
Verder plonzen. Het zaaien van kneuterige uitzichtloosheid.
Een zangeres van een Nederlandse groep, op een Zuidhollandse plas. Zwarte ran-
den rimpelen langs de plinten aan de vloer, van het vooruitgeschoven paal-
woninkje, en kleine, wilde knotwilgen en oevers met rots-
sprintjes, waarop voorzichtig speciale jongens hoeden met lange veren hebben
neergevleid. Oceanetrane, geel, roze, wit.
| |
| |
Zakkie Baudelaire, discjockey voor Radio Donkeroranje, smijt met porceleinen
borden, Delfts blauw. En in de goedgestichte stad, met de goedgedichte lin-
Fijngevormde. Ik wil brandstichten en vernielen en me voor- en achter-lichten
laten lichten. Het klettert en het zeikt, en de televisies zijn gestorven. Rook
een beetje vlugger. Kaketoes en hoofdknikken.
en glimmende huid van een vinger, waar een lamp over schijnt. Roze paarden rond
een mandje vol met penen en groene vruchten.
Wijngaarden en het vege lijf, overstroomd door een zandberg met wiegende woestijn-
vogels. Haar krullen donderen en vormen een trapje en worden lang.
Maar haar gezicht roept ons aan, als een duivel op een vlot.
Zeer verleerd het verlangen onder de geveltjes.
Dit passeert een nulpunt in de regen. Extraroest en gordijnrailzen.
Maar misschien is dit wèl geniaal en kan niemand er meer onderuit over een
paar jaar. iedereen moet er nu induiken, of hij nu Ineke heet of niet.
Maar wie heet er nu Rosita?
Een hele dag lang inhoudloosheid
Een gevoel van verstikking en obstructie
Ga een brief schrijven, of bouw een hut, zoals in de vroege maart.
Schrijf een brief over hippies en kleren, over Melanie en peren.
En dat paste eens goed bij mekaar
Wat is een cymbaal? Dan maar zilveren gongen.
Een oude man met een ijzeren baard, in extase, in zijn groei geremd, de groei van
wanhoop, onverduisterd door wolken nietige duinbloempjes. Een verdord slijmvlies,
dode ogen, een mond die huilt als een sirene, een kromme penis en ontregel-
de scharnieren en geïsoleerde nieren
en 3 dode kinderen, en eitjes zachtgekookt.
Zijn huis is een brandtrap met zenuwpijlers,
en nieuwe oranje wrevel, een zeer algemene stalen degen.
Geen zonneglans.... verbittering en zandloperij.
| |
266
Een masochistische Oedipus-verhouding in een wachtkamer van een dokter.
Rod Mc. Kuen wordt door mijn moeder het banale zwijgen opgelegd.
Een uitkijktoren is een aardig ding, zeker als Jezus door de straten loopt.
Jezus bibbert van de kou, in zijn dunne witte jurkje en op blote voeten.
De discipelen zijn weggekropen in een kapelletje en rakelen schuine
2. Een boeddhistische monnik op het station te Rotterdam.
De kerk te Delft verzakt, en die te Edam is kitsch.
Mijn meisje rilt (weer bij Woubrugge. Er is toch wat met dat plaatsje), met haar
rode lippen en nagels, haar bril met ronde glazen, haar voorzichtig verwarde,
| |
| |
donkere, lange haar, en haar lenig en wellustig uiterlijk en be-
dachte bewegingen. Ze is echt mooi.
Daarna vertrekken zij met een Engelse boot (Pakketvaart) naar Canada. Zo'n schip
heet passagiersschip. Zullen jullie goed je les leren?
De heer K., achtergelaten te Hongkong, zwalkt nu langs de straten, gevoerd met
hondevlees en prostitutievlees en passagiers-niertjes. Bevrij-d! denkt hij moei-
zaam, hij denkt aan meisjes, zoals mijn meisjes. Het licht wordt ochtend, aan de
kust. Zuinig-zeurig kijken de vervrouwelijkte gestalten van kwijnende slinger-
apen, ik hoop dat ze nu nog leven, op het niemandsland van slijk, waar Satan
een roze jurk wast, bespied door giechelende kleutermeisjes, zonder zor-
Schaatsers in pofbroeken met handen bruin als chocolademelk.
Méchancetés. Er is zoveel rottigheid. Er fladderen meeuwen die de mossels
krakkelen. Een kaardebol vliegt in mijn ver-dwazende geest. Herstellingen
aan de Festoenenkade te Vlissingen. Ik hijg in de avondstilte met Celia.
Een schrijfmachine tikt in de regen. 6 bootjes in het Hollands Diep; 3
lammetjes in een wei. Een fiere schimmel steigert in een
onweerszwangere huisslovenklucht. De schimmel moet worden losgelaten.
Eieren verven is zeer leuk. 4 Groupies langs de boulevard van Scheve-
ningen en even later in de tropische kas van een dierentuin.
Moederschaap met drie lammetjes. Papegaai met geen lammetjes, één oor
en een leiding. prunus. Prunus. Een zesjarige zwaan zit voor een ver-
roeste bretonse windwijzer. De zon aait een dagboek.
Asterix is dood. Valentino en Mossadecq ook.
Zijn ze dronken. Maar ik ben opgevlapperd uit hopen as,
| |
301
In de schiettent onder de linde wordt lippenstift verkocht.
speelweiden met pijnen, natuurstralen na de storm.
Girobiljetten en rot vlees op een vuilnishoop.
Mijn opdrachtgeefster eindigt als explosieve knallen.
Staartveren superwit. Ik adoreer haar.
De wachttijden zijn zeer lang voor mijn hart.
Je moet een schildpaddeleven lang wachten.
Gruis bedondert de Ariër.
Marily Rush naast de nieuw aangelegde vuilnisbelt.
De auto is helemaal gevuld met bloemen
Prunus sterilis, zwoerden van het bovenleven.
Is hoofdpijn grappig. De aardappelenloods
omgeven met rinkelende draden, kent grappige lucht.
Eenzame brievenkoning, Lege wierookzomer, Kale wierooklokalen.
zonder lampen, licht of liefde. Affectieloze kruisjes en stipjes.
September struikelt over molshopen. Duizenden de
| |
| |
mensen en meisjes zien miljarden dode konijnen, mensen en sterren,
en rammelen in angst sierkettingen. Elders turquois.
Schone rivier van her-en-der denken
Beschimmelde koude lila laarzen en roestige ankerkettingen.
Fletsgekleurde omgeworpen mitrailleur in oorvouw.
De oorworm staat verwonderd over het statief.
| |
302
Paradijsvogel met vruchteogen.
Gitaar in tweeën gesneden.
Buiten de stad maakt gij, Brutus, van uw toga een zak.
Een vrouw trekt haar linnentunicakleed uit aan de Inn.
Daarna trekt ze een katoenen jurk aan, over haar turnpakje.
Een driebenige man benadert haar vanuit het toeristisch handboek.
De rivier schuimt en bruist over de bijenbomen.
in het water van de zijrivier Oorlogspaard ruiselende takken.
In de rivier drijft wol en verdronken schapen.
De huiden van mekkerende geiten, blatende dikhoorns,
gevelde heren en kalveren met gedempte stem
schuren langs het donker kwartszand.
Kijk naar blijdschap. Een man eet yoghurt
Vol verwachting klopt zijn hart. De radio's klinken alle keihard.
Hij zal over kabels lopen in een tropisch mistig dal.
Paardekont op deftige lakens in deftige landen.
Gebruind vel kruist nauwelijks ademend gereformeerd “moedertje”.
Ik heb een fles drank verloren in het bosje.
Ik had mevrouw B. geschaakt.
Slechts één vrouw was ooit lekker geparfumeerd.
en zij vertrok van hier met een boot.
Ik raap een kluit aarde op en smijt hem in het water
en dan een salvo grint erachteraan.
Salie de bains au loin. Common tears, all our fears.
Joujou dorre hoogvlakte. Het is Sabbat.
Chryzantenbouquet, Chryzantenboetiek.
De dorsmachine valt het meisje, de domineesdochter, aan.
|
|