met de ontworpen intrige, het gestelde probleem, de beweegredenen van een mensenziel.
En nu zei ik wel: je roept die dingen op uit het niet - maar dat is natuurlijk niet waar.
Geen mens schept uit het niet, het komt altijd ergens vandaan, en ook bij jou komt het ergens vandaan, namelijk uit die stugge en tegelijk subtiele kop van je.
Dáar heeft zich dat enorm kompleks van levenservaring opgehoopt, waaruit je put: resultaat van ontmoetingen, persoonlijke en intellektuele, overwegingen, invallen van speelsigheid en intuïtie, van muziek en reizen, kortom van al waaruit een mensenbestaan en een mensengeest worden gemaakt.
Jouw land van herkomst is daarbij onbegrensd: Friesland is dat nog slechts wat de burgerlijke stand betreft, maar jouw hoogst onburgerlijke stand als schrijver kan bogen op een universele oorsprong en verwantschap.
Die universele trek in jou, in Nederland een niet alledaags verschijnsel, is het die zoveel ruimte schept in je werk. Het is nooit lokaal in de slechte, benepen zin. En dat komt, geloof ik, omdat bij jou de levensmaterie zo goed geordend is: de tovenaar in je, de mens van de intense verbeeldingskracht, de penetrante klaarheid van je denk- en schrijfvermogen brengt die ordening in rusteloze vlijt tot stand.
Je hebt toen wij in het begin van dit jaar in Doorn met elkaar keuvelden, onder meer gezegd: de roman is een struktuur. Alles wat jij maakt en gemaakt hebt, draagt het stempel van die struktuur: een wereld die in zichzelf besloten is, zeer zeker, maar als éen immense glanzende kiemcel, iets met eigen logika van groei en wording, met een innerlijk volume, doorstraald met het licht van je magische aanleg, bewogen door je misschien koele maar onmiskenbare hartstocht.
Dat strukturele, die rationele passie in de opzet van je verhalen, maar ook van je beschouwelijke stukken, die ten einde gedachte gedachten, die analytische gave, telkens weer door de syntetische greep van de kunstenaar in het hele bouwwerk opgenomen, vormen jouw ongeëvenaardheid, je ‘éenmaligheid’.