bont, ernstig en speels tegelijk dat zij vele critici op het waanidee bracht, om in Weöres alleen een ongrijpbare Proteus, een lustige experimenteerder en taalvirtuoos te zien. Maar wanneer men dit doet, vergeet men dat bij hem alle virtuositeit en verscheidenheid in dienst staat van een centrale gedachte, nl. dat het onvergankelijke zich juist in het duizendvormig bewegen en vergaan van het vergankelijke manifesteert. Deze overtuiging van Weöres wordt het duidelijkst in zijn langere gedichten geïllustreerd, waar een grote hoeveelheid beelden nu eens met wild geweld dan weer in harmonische rust de onstuitbare beweging van alle waarneembare dingen suggereert. Minotauros wordt hierdoor niet alleen een apocalyptisch beeld van de ondergang, maar tevens een grandioos benoemen van de fasen van het menselijk bestaan: eigenlijk bestaat aldus het bestaan niet, alleen de fasen bestaan, van zuivere maagdelijkheid tot tomeloze erotiek, van vrede tot oorlog, van onvervulde harmonie tot overvuld geweld. Een meer rustige beweging ligt aan De verloren parasol ten grondslag, waarin Weöres in veertig lange klankrijke coupletten het volledig vergaan van een parasol beschrijft die door een meisje op een open plek in een bos vergeten is; een merkwaardig, bijna lachwekkend thema waarvan Weöres dankzij een subtiele orkestratie en een vuurwerk aan beelden een indrukwekkend liefdes- en natuurgedicht weet te maken.
De natuurverschijnselen zijn aldus niet losgerukt om door de dichter ‘vereeuwigd’ te worden: een bos, een vogel, een rots in de branding; neen, ze bevinden zich op de hun toekomende plaats. Geen platgeperste bloemen als souvenir, want, zegt Weöres, ook de herinnering is vergankelijk: alleen het vergetene is onveranderlijk.
Woordspelingen en het veelvuldig gebruik van paradoxen dienen hetzelfde doel. ‘De minuut pers ik uit steen’, schrijft de dichter aan het begin van Innerlijk landschap: het koppelen van het (schijnbaar) vluchtigste, de minuut, met het (schijnbaar) hardste, de steen, onderstreept de paradox van het herinneren en het vergeten, van het vergankelijke en het onvergankelijke. Ook de tijd hanteert Weöres op een opmerkelijke wijze.