van die kleurige strikken aan haar lange vlechten droeg. Eenmaal had hij ook met Elsje op straat gelopen, ze moest een boodschap doen en hij ging terug naar huis, dezelfde kant uit. Het was tegelijk angstig en heerlijk zo alleen met haar te zijn; haar vlechten dansten onder het gaan. Toen kwamen ze Cassi tegen. Elsje zag hem niet eens, maar André had zo gewoon mogelijk met een amikale armzwaai gegroet. Cassi trok een gezicht en grinnikte. Later had hij hem er natuurlijk mee geplaagd.
Hij lag behaaglijk onder de dekens en dacht loom aan al deze dingen. Later? Wel nee, het was direkt de volgende ochtend geweest, op het schoolplein. Ze waren met een stuk of wat jongens aan het bokspringen, en ineens zei Cassi, terwijl hij naar André wees:
- Hij liep gister met z'n wicht! Iedereen lachte, ook André zelf, maar hij zei toch verontschuldigend:
- Het is mijn wicht niet, het is mijn nicht, en we moesten samen een boodschap doen! Maar toen riep Cassi triomfantelijk:
- Neef en nicht vrijt licht!
Ze dansten van plezier, de ene grap lokte de andere uit, waarop dan telkens een luid gejoel losbarstte. Cassi gaf hem een stomp en zei gierend:
- Je moet haar eens vragen: Hé wicht, heb je ook een...? De rest was zo vliegensvlug uitgesproken, tussen twee lachstuipen in, dat André het nauwelijks had kunnen volgen. Hij moest vragen het te herhalen, en Cassi voldeed met vreugde aan zijn verzoek. Wonderlijke woorden kende Cassi; hij had het die middag nog aan vader en moeder willen vertellen, maar iets hield hem daarvan terug. Zijn gedachten bleven er nog even bij hangen, verwijlden dan in de school, en kwamen ten slotte weer bij Baltus terecht.
Hij zou nu natuurlijk met hem niet meer spelen, en ook Cassi zou wel over te halen zijn van die vriendschap af te zien, als André hem waarschuwde hoe gemakkelijk hij zelf zweren op zijn hoofd zou kunnen krijgen!
- Je moet Cassi maar vaker mee in de tuin of in huis nemen, zei mama. Cassi zou vast wel willen, hij had er al vaak genoeg op aangedrongen, André's konijnen eens te