| |
| |
| |
[Nummer 12]
H.M. van Randwijk
Ondermaans commentaar III
Het onmogelijke ambt
Jawel, dit gaat over het koningschap en de moeilijkheden waarin een jongedame van 24 lentes de eigen familie, de regering en het nederlandse volk heeft gebracht. Stel U gerust: de zaak met alle détails wordt hier niet opnieuw opgerakeld. Dat is uitvoerig genoeg gebeurd in die voorbije dagen, toen het leek alsof bladen als Der Stern, (die bij Fürstengeschichten van wanten weten!) enkele van hun geroutineerdste redacteuren aan de nederlandse pers hadden uitgeleend. Die jongens van de internationale geïllustreerde pers weten dat Fürstenklatsch mét sex platweg gevreten wordt, in republieken en koninkrijken, bij burgervrouw en proletarische, bij rechts en links. Zelfs dat het één van die aangelegenheden is waarbij oud én jong van dezelfde maaltijd schijnen te smullen. Probeer dat eens met andere schotels! Overigens: niets ten kwade van onze journalisten. Ze moesten wel! En voor de tweede keer in korte tijd hadden onze kranten koppen over hele voorpagina's en stond het volk op stelten.
‘Zo is het toevallig ook nog eens een keer’ dwong onze ministers tot zondagsarbeid, Prinses Irene voegde er nog lange nachtdiensten aan toe. Er is geen wereldprobleem groot genoeg om zo'n rel in Nederland te bewerkstelligen en zo zie je: wij blijven een Madurodam tussen de naties. We moeten bij onze ingenieurs, kunstenaars, jazzmusici en, voor mijn part!, nozems terecht komen om enige allure aan ons nationale bestaan toe te voegen, dat boven dit formaat uitstijgt. Zelfs Zwolsman. ten spijt.
Er is over deze zaak veel geschreven, dat in een maandblad herhaald, slechts mosterd na de maaltijd zijn zou. Daarom beperken we ons tot enkele wezenlijke punten, die, naar onze mening, in die turbulente dagen, die achter ons liggen, te weinig aandacht hebben gekregen.
Niet de faits et gestes van Irene verbazen ons. Er kunnen
| |
| |
door verliefde jongedames op die leeftijd dommer en catastrofaler dingen worden uitgehaald en wij hebben nooit gehoord bij diegenen, die menen dat het lidmaatschap van een koninklijk huis enigerlei waarborg biedt voor méér verstand.
De zaak waarom het gaat is, dat een jongedame van 24 jaar het nederlandse volk in een heksenketel, en troon plus kabinet in een crisis kan storten. Affaires als die van Irene komen in de beste families voor. Churchill heeft een dochter, die op de ene politiepost na de andere verscheen, al of niet onder invloed, maar zij veroorzaakte zelfs geen rimpeltje in de engelse vijver. Mevrouw Lee Radziwill moge, naar thans is gebleken, jarenlang (naar katholieke begrippen) in de vs. in zonde hebben geleefd, er kraait geen haan naar en de dispensatie van de Paus komt toch, zij het laat.
Adenauer moge zijn dochter tot grande dame promoveren, in de eerste gelederen bij alle grote internationale plechtigheden waar vader een rol speelde, Adenauer weg, dochter weg!
In de merkwaardige staatsrechtelijke constructie, die men constitutionele monarchie noemt, ligt dat alles niet zo eenvoudig. Wie zulke zaken als bloed en afstamming in de nationale mythologie betrekt, heeft niet alleen met een koningin maar ook met een prins en vier dochters te maken. Not only for the time being maar ook voor morgen en overmorgen en zo kan een hypothetische situatie van bv. over twintig jaar, waarin dan nog sterfgevallen c.q. troonsafstanden, geboorten of het uitblijven daarvan en nog vele dingen meer moeten plaatsvinden, nu, vandaag een rel veroorzaken als we hebben meegemaakt. Het moet toch in het brein van velen zijn opgekomen, dat, welke goede kanten er aan de constitutionele monarchie mogen zitten, dit een kwade, zelfs ietwat ridicule zijde is, die ons gewaarwordingen opdringt, midden in de twintigste eeuw getuigen te zijn van een gebeurtenis, die onze vroege en minder vroege voorouders in beweging zou hebben gebracht. Maar ons?
Het blijkt anders te zijn. Regering, regeringspartijen en oppositie hebben kennelijk met een zucht van verlichting, en
| |
| |
zelfs niet zonder trots, vastgesteld dat de constitutionele monarchie ongeschonden uit de crisis is tevoorschijn gekomen. Zelfs een blad als De Groene spreekt ervan dat ons land behoed is ‘voor een crisis, die ongetwijfeld aller-ongelukkigst zou zijn uitgepakt’.
Op gevaar af voor wereldvreemd en zelfs idioot versleten te worden vraag ik: Waarom?
Is de constitutionele monarchie meer waard dan een republikeinse staatsvorm? En zo dit al voor vele volken ontkennend beantwoord moet worden, geldt dit dan wel voor Nederland? Kan iemand mij duidelijk maken waarom? Ik weet dat er verschillende argumenten worden aangevoerd. De monarchie is voor een volk vleesgeworden traditie en historie, hij voegt een dimensie aan het volksbestaan toe. Dit geldt in versterkte mate wanneer het vorstenhuis zó nauw en actief betrokken is bij de geboorte van de nationale staat als met de Oranjes het geval is.
Accoord. Maar men zal daarbij toch moeten toegeven, dat hierbij werkelijkheid en mythe danig moeten worden dooreengeklutst. Wanneer een spaanse fascistoide jongeman, genaamd Carlos (of hoe heet hij eigenlijk?), netjes voorgezegd door zijn raadgevers, bij zijn vertrek van nederlandse bodem meent een democratische hoofdknik te moeten geven, beseft hij zelf niet, en blijkbaar het nederlandse volk evenmin, dat hij het koningschap in Nederland wel zeer on-nederlands interpreteert. Hij zegt: ‘Wat ik het meest bewonderd heb is het voorbeeld van een koninklijke familie die gedurende eeuwen de vrijheden van hun volk wist te verdedigen...’ Kom, kom, er mogen er in de rij van zeer illustere Oranjes inderdaad enkelen geweest zijn, van wie dit kan worden gezegd, er zijn er ook geweest bij wie het nederlandse volk die vrijheid moest afdwingen en er zijn ook situaties geweest, waarin het volk mét de eigen vrijheid de vrijheid en de toekomst van de Oranjes verdedigde.
Maar zelfs al zou dit allemaal waar zijn, dan is daarmee nóg de vraag niet beantwoord of in de gewijzigde omstandigheden, waarin niet de vorst maar het volk zelf, middels zijn constitutie, parlement en wetgevende organen, hoeder is van zijn eigen vrijheden, deze historische waardering die
| |
| |
actuele betekenis moet houden. Bovendien moet van dit aspect uit worden toegegeven dat die protestantse scherpslijpers, die een combinatie van katholicisme en vorstenhuis onmogelijk vinden, niet geheel ongelijk hebben. De reformatorische strijd tegen het katholicisme is, historisch gezien, één van de belangrijkste aspecten van onze geboorte als natie, de band met het vorstenhuis berust er goeddeels op; het drievoudig snoer God, Nederland en Oranje, waarbij nadrukkelijk een protestantse god en een protestantse Oranje was bedoeld, was een mythologische geschiedenisinterpretatie, die echter de navelstreng vormde in de combinatie Nederland en Oranje. Moderne en zuiverder begrippen mogen dit vlechtwerk ontwarren, een katholieke Oranje heeft op zijn minst één van de poten doorgezaagd van de eigen historische zetel. Ik word er niet koud of heet van, maar wie het historische argument met zoveel kracht hanteren wil kan om dit aspect niet heen.
Er is een tweede argument, dat m.i. voor het nederlandse volk beledigender van aard is. De vergaande verdeeldheid in onze natie zou van presidentsverkiezingen een verbitterde strijd maken, de verdeeldheid vergroten en de uitoefening van het ambt van president bij het opponerende deel van de bevolking vrijwel onmogelijk maken.
Met andere woorden: wat in bv. Zwitserland (met drie talen en een even duidelijke tegenstelling tussen katholiek en protestant), in Oostenrijk (met zijn minstens even diepgaande monarchistische tradities en scherper tegenstellingen tussen rechts en links), ja zelfs in Duitsland mogelijk is, zou hier niet kunnen! De ervaring leert dat een volk terdege weet te onderscheiden tussen het kiezen van zijn politieke vertegenwoordigers en het staatshoofd. In Oostenrijk is sinds 1945 de katholieke ovp in de meerderheid, maar in diezelfde tijd koos het volk driemaal achtereenvolgend een socialistische president. In geen land ter wereld zal m.i. de verkiezingsstrijd om het presidentsschap (met zijn naar europese begrippen bijzonder grote bevoegdheden) feller worden gevoerd dan in de v.s. en de amerikaanse Galluppolls bewijzen, dat, éénmaal tot president gekozen, de overgrote meer- | |
| |
derheid van het volk hem de voorkeur geeft. Heeft Nederland geen mannen van formaat? Groot genoeg om hun plaats boven de partijen in te nemen, waardig genoeg om zijn symbolische functie voelbaar te maken, wijs en ervaren genoeg om nationale tegenstellingen naar letter en geest van de democratie te overbruggen? Ik zal mij niet aan een opsomming wagen van recente en nog levende personen, maar ik ben er van overtuigd dat een katholieke Beel en een socialistische Drees beiden goede presidenten zouden zijn geweest, evengoed als een liberale Cleveringa, een calvinistische Jan Schouten, een conservatieve Tjarda, of een Langemeyer, Anema, Van Royen en noem maar op. Te kust en te keur!
Aan hun verkiezing mogen dan enkele dagen of weken van spanning en strijd voorafgaan, een onovertrefbaar voordeel is dat ons staatshoofd niet in de halfschemer van de mythe behoeft te verkeren, dat men ze kent vóór men door hen ‘geregeerd’ wordt, en dan vooral ook dat hun familieleden niet (tegen wil en dank waarschijnlijk) behoeven te worden opgevoed in een wereld van mensen, die zich op de Agamemnon, het joy- en koppelschip van de griekse koningin ‘onder ons’ voelen.
Ik besef dat hetgeen ik schrijf weinig zin heeft. Indien men in Nederland het staatshoofd bij volksuitspraak zou kiezen, dan is het zeker dat koningin Juliana de uitverkorene zou zijn en dat een wet, die haar functie voor haar afstammelingen erfelijk verklaart, een grote meerderheid zou krijgen. En hoewel ik dit enerzijds met volle overtuiging neerschrijf bespringt mij anderzijds de twijfel. Ook in de turbulente dagen van januari en februari is gebleken dat de kracht van het koningschap ligt in het feit dat het niet discutabel is, althans formeel en staatsrechtelijk niet discutabel gesteld wordt. Daarom komt de meerderheid van ons volk er ook niet toe het voor en tegen af te wegen. Zodra men daartoe formeel zou worden opgeroepen is het nog de vraag of de mythologische ban niet gebroken zou worden en Nederland, met een zekere spijt desnoods, in meerderheid zou erkennen dat het koningschap een uitdentijdse zaak is. Daarmede is
| |
| |
niets gezegd ten nadele van koningin Juliana of één der Oranjes. Ik durf de stelling te verdedigen dat men, misschien zelfs niet zonder schaamte, zou erkennen dat, in onze tijd!, iemand het koningschap opleggen, een dubieuze zaak is, waarbij het staatsbelang discutabel, de taak van de vorst onmenselijk is, maar genoegdoening verschaft wordt aan allerlei primitieve emoties, atavismen, onverteerde jeugdbedden en een slokkerige behoefte aan wat romantiek in onze gestripteasde tijd. Het is trouwens de vraag of Juliana zich ooit kandidaat zou stellen. Toen haar moeder nog leefde zal zij zeker niet om de kroon hebben zitten springen. Integendeel! en hoewel het tot het wezen van het koningschap behoort dat men van de persoon weinig of niets weet, zo neem ik toch aan dat ze vele malen het feit betreurd zal hebben dat er in de familie geen broertje was. Wat van de oude koningin bekend is geworden, geeft ons recht te vermoeden dat Juliana, toen nog prinses, van jongaf is geindoctrineerd met familiaire, historische en religieuze mythen, die bij deze mens, die alle kwaliteiten heeft een gaaf mens te zijn, de gewilligheid hebben aangekweekt, dit hybridische ambt te aanvaarden. Uit het boek van Sefton Delmer is bekend geworden dat ook prins Bernhard grote aarzelingen heeft gekend zijn vrijheid op te offeren voor de zeer ongemakkelijke rol van prinsgemaal in een constitutionele monarchie. En als het waar is dat de prinsessen een moderne opvoeding hebben genoten, dan moet er toch in de huiselijke kring van Soestdijk menig hartig woordje gevallen zijn aleer deze jonge meisjes zich konden verzoenen met de obligate hoofdknikjes en het handjesschudden van ouden van dagen en zieke kindertjes. Het is ongeveer hetzelfde als de kinderen van Ko van Dijk te dwingen in de kleren van Macbeth te blijven lopen, omdat hun vader die rol (en wat hem betreft nog niet eens goed) heeft gespeeld.
En wanneer men er zich dan mee heeft verzoend, wanneer dus de vervormingen in karakter en wereldbeeld hebben plaatsgevonden, waardoor men zonder schaterlachen plaats kan nemen in een gouden koets, dan eist de moderne democratie, dat men zich anderzijds vooral weet te presenteren als gewoon mens, van gelijke beweging als alle anderen.
| |
| |
Daar zit iets gemeens en onmenselijks in!
Onze oude koningin Wilhelmina kon het baas omdat ze, naar aard en overtuiging, niet alleen de zin van haar ambt aanvaardde, maar bovendien in denkwereld en gedrag de exponent was van een burgerlijk, calvinistisch, streng, zuinig Nederland, die de omgang met vorsten schuwde en die zich de voor de hand liggende geneugten van overmatige rijkdom en vorstelijke glans als werelds gedoe gemakkelijk kon ontzeggen. Haar dochter ontmoet een vrolijke prins, die in bepaalde nachtclubs geen onbekende is, die haar op huwelijksreis meeneemt naar de idolen van de toenmalige tijd, Jan Kipura e.d., die de omgang niet schuwt en vaak zoekt met afgezette koningen en met prinsen van hoge afkomst en niet altijd even hoog allooi, die wintersport en jacht op groot wild, het poenige Wiener Opernball en zuidamerikaanse glamour binnen de gezichtskring van de nederlandse kleinburger en vrome brengt. Daaraan wordt thans nog toegevoegd een breuk met de protestantse traditie en de relatie met een dubieuze troonpretendent, en een, indien niet lachwekkende dan gevaarlijke onnederlandse, ondemocrtische beweging.
Goed, het nederlandse volk is óók veranderd, vaart ook ter wintersport en kent Mallorca beter dan Walcheren. Mogelijk daarom dat het aantal royalisten in Nederland niet is afgenomen, maar ze worden wel uit àndere kringen gerecruteerd en het geheel heeft aan diepte en traditiebesef ingeboet. De herrie bij paleis Soestdijk, waarvan ons tv en radio getuigen lieten zijn, had iets vulgairs en was carnevallesk. Ik ben er bovendien zeker van, dat het een thans kwasi positief gerichte voortgezette demonstratie was van hetgeen zich in de wilde actie tegen het programma ‘Zo is het...’ negatief ontlaadde. Plus een stuk simpele damesbladenromantiek.
Onze regering heeft met de mantel der constitutionele liefde een aantal on-constitutionele daden of pogingen of overwegingen van het koninklijk huis bedekt. Dat kán niet anders! Maar juist omdat het niet anders kan pleit het tegen de monarchie! Men kan niet enerzijds het koningschap honderd jaren lang steeds meer uithollen met instandhouding
| |
| |
van de façade en dan anderzijds van het koningshuis een discipline eisen, die in geen enkele verhouding meer staat tot de macht die het uitoefent.
Men heeft het nochtans zo geprobeerd. Koningin en prinses hebben op wel zeer pijnlijke wijze moeten ervaren, dat met het kleiner worden van hun macht de kans het hoofd te stoten steeds grote wordt. Zij waren in een onmogelijke situatie gemanoevreerd en dat deed dit instituut van ons constitutionele koningschap. Hadden zij zich op hun koningschap beroepen en de volgens de sprookjes daaraan verbonden rechten, dan zou dit tot een regeringscrisis hebben geleid met vele kwalijke gevolgen, waaronder ook de mogelijkheid van abdicatie. Maar wanneer ze hun menselijke gevoelens wilden volgen, wanneer een moeder op weg is naar haar dochter, die in de nesten zit, wanneer een meisje van 24 jaar verliefd wordt op een manspersoon, zonder daarbij allereerst op de politieke consequenties te letten, dan worden beiden herinnerd aan de plichten van het koningschap. Het is voor de koningin niet de eerste zeer pijnlijke ervaring. Hoeveel prinses Irene ervan begrijpt, wordt duidelijk uit de manier waarop zij zich tot speelbal van de Carlistische beweging heeft laten maken en uit de van lievigheid druipende domheden als de uitspraak dat ze hun toekomstige taak aldus zien, goed zijn voor alle mensen en nuttig voor alle volken. Men moet wel diep in Walt Disneyland zijn weggedoken om zulke banaliteiten voor het oor van enkele miljoenen Nederlanders te uiten.
Waarmee ik maar wil zeggen, dat ik het koningschap een onmogelijk ambt vind. Onmogelijk voor hen die het vereren want zij moeten blind en wreed zijn, onmogelijk voor hen die het dragen, want het verlangt een aangekweekte schizofrenie, onmogelijk voor hen, die het willen critiseren, want de fout ligt in het ambt en niet in de persoon. Waarlijk niet uit ondankbaarheid jegens hetgeen het Oranjehuis voor Nederland heeft verricht, nog minder uit gebrek aan waardering en eerbied voor de persoon van de koningin, integendeel uit reverentie voor de geschiedenis, die men geschiedenis moet làten en waarvan men geen actualiteit mag maken, uit
| |
| |
reverentie voor de personen, die op deze onmogelijke Buhne hun rol moeten spelen, uit behoefte aan menselijke en staatkundige properheid, kies ik voor de republiek, de Republiek der elf verenigde Nederlanden, der twaalf miljoen verenigde Nederlanders, in wier midden de familie von Lippe Biesterfeld-Mecklenburg Schwerin-Oranje Nassau enz. enz. (ik zal het wel fout zeggen) een eervolle plaats inneemt.
|
|