| |
| |
| |
H.M. van Randwijk
Ondermaans commentaar II
Padvinderij in de jungle
Laten we eerlijk zijn: de vroegere westerse koloniale machten zijn in Zuidoost-Azië welwillende agenten geworden, ‘oom agent’ om met Dagboekanier van Het Parool te spreken; soms kan men zelfs zeggen: ware weldoeners.
De vs gaven als eerste de Philippijnen zelfstandigheid en daarna een niet geringe financiële ondersteuning. Engeland voerde een uitputtende jungle-oorlog tegen opstandelingen (terroristen of communisten, zoals men ze pleegt te noemen, dat deed Hilter ook al) in de binnenlanden van het schiereiland Malakka. Toen ze uitgeroeid, of in ieder geval voorlopig ongevaarlijk gemaakt waren, gaf Engeland Malakka de vrijheid en bovendien deed het kort geleden afstand van zijn rechten in Serawak, Noord-Borneo en Singapore, teneinde deze landen de gelegenheid te geven met Malakka een nieuwe federatie, Malaysië, op te richten. Niets dan goeds!
Frankrijk deed het iets meer op z'n frans. Het voerde een even bloedige als vergeefse onderdrukkingsoorlog in het vroegere Indo-China, maar ook hier eindigde de zaak in een europese nederlaag. Het land werd opgedeeld in een serie kleine rijken en rijkjes, het ene communistisch, een ander neutraal, een derde een koninkrijk enz. Frankrijk is van vijand vriend geworden en nog maar nauwelijks enkele weken geleden bood de grote Charles I, de Gaulle, aan de vroegere onderworpenen zijn vriendschap, goede raad en hulp aan.
Het best van allen deed Nederland het. Wie zou anders hebben verwacht? We voerden geen oorlog, maar twee politiële acties tegen subversieve elementen. We doodden een aanzienlijk aantal Indonesiërs, namen op een ander tijdstip een aantal aanzienlijke Indonesiërs gevangen, onder wie Sukarno en vele ministers, en de actie eindigde op de Dam in Amsterdam, waar de klokketoren van het paleis
| |
| |
Indonesia Raya speelde en in de zaal beneden de subversieve elementen als hoge vertegenwoordigers van een vrij land werden geëerd. Ten slotte riskeerden we, behalve vele miljoenen en een aantal mensenlevens, een grote oorlog, louter en alleen om de Papoea's een aantal democratische rechten te verzekeren. Dat was heel wonderbaarlijk en bijzonder menslievend als men denkt aan het feit, dat we aan zulke dingen vroeger nooit gedacht hadden en de behoefte aan het recht van zelfbeschikking nog pas enkele jaren tevoren subversief werd genoemd.
Niettemin, zelfs zo'n welwillend resumé als dit kan niet verhelen dat het allemaal toch wel een beetje moeilijk en met blijkbare tegenzin is gegaan, maar nu het eenmaal zo ver is, en dat bedoelden we in het begin van dit artikel, nu stralen de goede bedoelingen toch wel naar alle kanten uit. Onze Luns is zelfs vriendelijk jegens Sukarno en Luns luncht met Subandrio.
De vroegere koloniale woudlopers zijn padvinders geworden. De nazaten van Jan Pietersz. Coen de jongens van Baden Powell.
Mijn oplettende lezers zullen op dit moment zeker vragen: En werden zij er navenant voor beloond? Is er enig spoor van dankbaarheid? Heeft men van onze late en ietwat eenzijdige, maar dan toch hoge opvatting van vrijheid iets geleerd c.q. overgenomen?
Welnu, hier begint te tragiek, de ondankbaarheid, de teleurstelling. Misschien komt het, omdat koloniale regeringen nooit veel interesse hebben gehad voor de volken, die ze ‘regeerden’ en de wetenschapsmensen, die zich wél uit anderen hoofde met deze volken bezig hielden als onnozele halzen, romantische sullen of zelfs gevaarlijke dwarsdrijvers wou gezien. Vandaag de dag weten de politici, die over het wel en wee van deze volken mede te beschikken hebben, nog maar een verdomd schijntje van ze af. Nu ze plotseling edelmoedig zijn geworden verbazen ze zich erover dat de Aziaten niet tegelijkertijd in dit bootje van hun politieke morele herbewapening zijn gestapt.
| |
| |
Boze tongen beweren trouwens, dat de Westerse politiek van dekolonisatie niet een uit ons goede hart en heldere hoofd voortgekomen zaak was, maar het gevolg van militaire en financiële onmacht. De Nederlanders hebben in Indonesië ervaren wat er nodig is om guerilla's te bestrijden, die onder de niet-combattanten kunnen schuilen als de vis in het water. Vraag de Engelsen wat de jungle-oorlog in Malakka heeft gekost. Meer dan 400.000 Fransen konden het niet klaren tegen een handjevol Viet Minh en tot vandaag de dag staat er in Zuid-Vietnam een goed uitgerust modern leger van 300.000 man plus nog 15.000 amerikaanse ‘adviseurs’ tegenover 20.000 rebellen van de Viet Cong. Ze krijgen ze er niet onder.
Nog bozere tongen beweren, dat rivaliteit tussen de Westerse vrienden onderling een rol heeft gespeeld. De buitenlandse inmenging in onze nederlandse zaak in Indonesië is bekend. In juli '45 waren het de Engelsen, die in Zuid-Vietnam landden en, volgens de Fransen, de nationalistische beweging aanmoedigden, althans niet genoeg bestreden. De Fransen stuurden hun eigen troepen achter engelse ruggen om. Toen het in april 1954 met het franse koloniale avontuur mis ging, riep Frankrijk amerikaanse hulp in. Dulles had er wel oren naar, maar de Engelsen wisten het te verhinderen. Toen bleef Frankrijk niets anders over dan eieren voor zijn geld te kiezen. Het was Pierre Mendès-France die de abdicatie van de franse macht in deze gewesten forceerde. Er waren franse vaderlanders en generaals, die zeiden dat Mendès-France een jood was. Dat was Dreyfus ook al immers. We laten de roddelaars.
Indien er al van enige aarzeling inzake de dekolonisatie sprake was, dan kwam deze voort uit edele motieven, waarvan we er hier twee noemen: onze grote verantwoordelijkheid voor het welzijn van de bevolking en onze, uit vrijheidslievendheid geboren, angst voor het communisme.
En dat past bij de goede padvinder.
Het drama van Ngo Dinh Diem, de lange vingers van de chinese kolos, die zich over dit hele gebied dreigt uit te strekken, de moeilijkheden bij de vorming van Malaysia, de aanspraken van de Philippijnen op Noord-Borneo en de
| |
| |
woede van president Sukarno jegens een natie, die men toch eigenlijk als een zusternatie moet beschouwen, het succes van de rode rebellen in Vietnam en Laos, het uiterst gevoelige nationalisme van Indonesië en Sukarno's geleide democratie naast koningen en mandarijnen in de vroegere franse gebieden en sultans in Malakka en een wel erg vrije free enterprise in de Philippijnen bewijzen, dat er in deze gebieden iets op drift is geraakt, wat door het kolonialisme althans in een uiterlijke vorm van evenwicht en rust scheen gebracht. Kolonialisme betekende een soort orde. Nu die is weggevallen, is er een gehaast en vaak krampachtig en gewelddadig zoeken naar nieuwe eigen vormen, waarin eeuwenoude rivaliteiten, godsdienstige tegenstellingen en rasverschillen, dromen van glorieuze rijken uit een ver verleden, een rol spelen naast de strijd om het naakte bestaan, een hap rijst, de koude oorlog en de behoefte in de stroomversnellingen van onze hedendaagse geschiedenis de economische en militaire machtsmiddelen te verwerven om zich staande te houden.
Zuidoost-Azië (een term, die overigens pas in de Tweede Wereldoorlog ontstond) doet zich aan ons, verre toeschouwers, vaak voor als een eenheid; het is in werkelijkheid een geweldige smeltkroes, waarin grote keizerrijken ontstonden en ondergingen, waarin rassen door andere rassen werden verdrongen, van waarlijk oudsher een expansiegebied van een naar het zuiden oprukkende mongoolse cultuur, een ontmoetingsplaats van vele godsdiensten. Het Boeddhisme op het vasteland, bv. in Vietnam, is er anders dan op Ceylon of in Birma, de Islam in Indonesië anders dan in het Midden-Oosten. De nationale staten, die er thans na de dekolonisatie zijn ontstaan, hebben vaak oude rijken als kern, in de lange geschiedenis hebben ze zich tot ver over elkaars grenzen uitgestrekt. Het glorieuze Kmer-rijk (omstreeks 1300) strekte zich uit over grote gebieden van het huidige Thailand, Laos, Cambodja en Zuid-Vietnam. Champa, het huidige Zuid-Vietnam, wist zich bijna steeds als zelfstandige grootheid te handhaven. Tonkin en Annam daarentegen (het huidige Noord-Vietnam) lagen bijna steeds in de invloedssfeer van China en maakten er lange tijd deel
| |
| |
van uit. Het Confusianisme reikte langs de kusten van Indo-China reeds in de tiende eeuw tot ongeveer de 17e breedtegraad en het is vandaag de dag diezelfde lijn, die het communistische Noord-Vietnam van Ho Tsji Minh gescheiden houdt van het Zuid-Vietnam van wijlen Diem. Ook het Boeddhisme, dat wij van hieruit graag zien als een eenheid, is dit niet. Het draagt in Vietnam een ander karakter dan in Laos, Cambodja of Thailand. Het heeft groter invloed uit China en Japan ondergaan, het is het zogenaamde Mahâyâna Boeddhisme, waarvan Prof. Zürcher zegt, dat het ‘diesseitiger’ is, sociaal actiever, het legt de nadruk meer op het helpen van de wereld dan op het verzaken ervan, een belangrijk punt om te onthouden als Diem de Boeddhisten in zijn land beschuldigt van politieke activiteiten, die niet in zijn kraam te pas komen.
De verhoudingen tussen Indonesië en Malakka worden weer door andere oeroude factoren bepaald. Het is voor Sukarno al een hele opgave (en waarlijk ook zijn grootste verdienste) om van dit versplinterde eilandenrijk een nationale eenheid te maken. Dit was zijn taak nummer 1 en daarin is hij in zeer aanzienlijke mate geslaagd. Nochtans zijn de bewoners van Malakka en Sumatra meer aan elkaar verwant dan bv. de Sumatranen en Javanen. In grote oude rijken hebben ze een eenheid gevormd. Seriwidjaja (omstreeks 1100) strekte zich uit over geheel Sumatra én Malakka. In een later stadium (omstreeks 1450) reikte het sultanaat Malakka tot diep in Sumatra. Nog weer later (ongeveer 1600) was het Atjeh dat grote delen van Malakka onder zijn bewind had en zo wisselde het zwaartepunt voortdurend van Sumatra naar Malakka, maar steeds waren de gebieden op de één of andere manier met elkaar verbonden. Pas de Westerse infiltratie heeft van de zeestraat van Malakka waarlijk een grens gemaakt. In recenter tijden hebben in Malakka pan-maleise bewegingen bestaan, soms onder leiding van indonesische immigranten (een gevaar voor de zelfstandigheid van Malakka) en anderzijds heeft Malakka de uitgeweken opstandelingen van Sumatra, luttele jaren geleden, met nauwelijks verholen sympathie ontvan- | |
| |
gen. Een federatie van Malakka en Sumatra is meer dan een vage gedachte, waarmee enkelingen wel eens hebben gespeeld. Er zijn karakterologisch, uit rasoogpunt, maar ook economisch aanknopingspunten genoeg! Bovendien hebben beide landen, Malakka en Indonesië, Borneo op het oog als toekomstig uitwijkgebied voor een zeer snelgroeiende bevolking. De enige voor de hand liggende oplossing zou inderdaad een soort federatie van Malaysia en Indonesië zijn, waarbij de Philippijnen zich eventueel ook zouden kunnen aansluiten. De Malphindo. Die gedachte is nog niet dood, zei Palar in de Verenigde Naties. Hij is zo voor de hand liggend, dat hij niet
sterven kan, zou men geneigd zijn te zeggen, als er geen andere tegenstellingen en belangen bestonden.
Toen de kolonisatoren gedwongen werden, zich als machthebbers uit deze streken terug te trekken, was de koude oorlog in volle gang. Met de overwinning van Mao-tse Tung in China was het evenwicht in Azië wel zeer verstoord. Zuidoost-Azië kwam daarmee in de frontlinie te liggen. In de vaak overbevolkte gebieden hebben de koloniale machten zich nooit veel om sociale gerechtigheid bekommerd. In Nederlands-Indië waren de als tantièmes, dividenden, pensioenen e.d. naar Nederland overgemaakte gelden soms ongeveer even hoog als de totale staatsuitgaven. Het is eigenlijk verwonderlijk dat de nationalistische bewegingen, die in al deze landen ontstonden, over het algemeen zo weinig sociaal-economische inhoud hadden en zoal dan vaag.
Zo konden zelfs de coryfeëen van een feodale maatschappij, vorsten en sultans en andere mandarijnachtige figuren, aan de nationale vrijheidsbewegingen deelnemen. Hier lag de mogelijkheid voor het Westen om bij alle nederlagen, die men moest slikken tóch nog een kleine overwinning te boeken. Bij het loslaten van de vroegere koloniale gebieden werd, met hier meer daar wat minder succes, gespeeld op de kaart van het behoud van feodale structuren, inschakeling van vorsten en andere figuren uit de dunne bevoorrechte bovenlaag, gepaard gaande met een
| |
| |
kwasi-federatieve opdeling van het grondgebied, waardoor onderlinge rivaliteiten en regionale verscheidenheden het Westen genoeg speelruimte zouden bieden een oud schaakspel met nieuwe stukken verder te spelen.
In China Tsjang-Kai Tsjek, in de Philippijnen, met een korte onderbreking van Magsaysay, allerlei sinistere figuren uit het zakenleven, amerikaans model, in Indonesië de troebele Hamid c.s., in Vietnam aanvankelijk de playboy Bao Dai, in Laos en Cambodja koninklijke glorie, in Malakka de sultans enz. enz.
Daarmee blijven de nijpende sociale problemen van deze landen onopgelost. Wel zijn er altijd in de nationale bewegingen stromingen geweest, die behalve vrijheid ook rijst bedoelden en die met het verdwijnen van de buitenlandse meesters ook met de binnenlandse feodale heersers wilden afrekenen, altijd en overal waren er opstandige kleine boeren, het typische proletariaat van het Oosten. Onder hen gingen uitgesproken communisten’ schuil, speelden er vaak zelfs een leidende rol in, maar als geheel ging (en gaat!) het toch veel meer om enkele primitieve eisen van sociale gerechtigheid dan om een ideologie. Door deze eisen te ontkennen dreef men uit communistenangst deze niet-communisten in communistische armen. Hier ligt het geheim van het succes van kleine guerillagroepen als de Viet Cong in het land van wijlen Diem. Zij leven, zoals ik reeds zei, in de massa van het volk als vissen in het water. Zij vinden altijd nieuwe mannen en vrouwen, jongens en meisjes om de plaatsen van de gevallenen in te nemen, ze zijn ongrijpbaar, onverslaanbaar omdat ze leven zolang de armoede en het volk leven. Zelfs generaals beginnen dit in te zien en steeds luider worden de stemmen (ook onder de nieuwe heersers van Zuid-Vietnam en Westerse waarnemers) die zeggen dat de opstandige Viet Cong met militaire middelen niet is te verslaan. Dat zullen politieke middelen moeten zijn.
Maar wanneer politieke leiders proberen een nieuwe progressieve politiek te voeren, die de economische machtsposities van het Westen aantast en de feodale verstarring doorbreekt, dan vreest de wereld rood gevaar waar het
| |
| |
enige juiste bestrijdingsmiddel wordt toegepast, en dan wordt financiële hulp ingehouden, waar die voor het eerst waarlijk goed zou worden besteed. Dan dulden Westerse democratieën dictaturen van militairen en andere duisterlingen, en zij dulden die in naam van de vrijheid en onderwijl wordt de kloof, die regeerders en geregeerden in die tragische landen scheidt, dieper, wijder. Het alternatief van rechtse dictatuur of communistische heerschappij maakt de Westerse politiek zélf...
Er zijn tekenen dat de vs dit onder leiding van Kennedy en de zijnen begonnen in te zien. In latijns Amerika begint eindelijk de amerikaanse liefde voor generaals te tanen, maar het arme algerijnse volk laat men nog verrekken, Nasser wordt behandeld als een ondergeschoven kind, Sukarno wordt in de amerikaanse Senaat een misdadiger genoemd. In Zuid-Korea heersen de generaals onbeperkt en Ngo Minh Diem liet men begaan tot zijn machtsmisbruik de strijd tegen de communisten in direct gevaar bracht en toen de ‘Açoka image’, die het Westen van het Boeddhisme had, de wereldopinie in beweging bracht.
Arme Amerikanen! Diem was dom, niet gek. Zijn straffe regiem was en is de enige oplossing in een land, waar men het enige alternatief, nl. de sociale omwenteling, uit communistenangst en eigen belang niet aandurft. De generaals, die er het heft hebben overgenomen, zullen het niet veel anders doen dan hun vroegere meester. Maar van deze generaals is niet de sociale oplossing te verwachten, die de enige mogelijkheid is, de geheime sympathieën van het volk voor de opstandige Viet Cong (de grond van hun bestaan en het geheim van hun succes) weg te nemen.
Er zijn drie landen, die kunstmatig zijn verdeeld in een communistische en een niet-communistische helft. Duitsland, Korea en Vietnam. In Duitsland waren geld en welvaart voldoende om het pleit ten gunste van het Westen te beslissen. In Korea en Vietnam zullen de amerikaanse dollars (en dat zijn er veel die daarin worden gepompt!) tevergeefs besteed zijn. Waarom? Omdat West-Duitsland een geavanceerd land is, waar de middeleeuwen (zelfs daar!) zijn
| |
| |
overwonnen en waar, zelfs binnen het kader van een neokapitalistische maatschappijstructuur, er nochtans in voldoende mate een spreiding van welvaart en macht heeft plaatsgevonden om communistische propaganda machteloos te maken. In Korea en Vietnam niet! Daar zal de maatschappelijke ontwikkeling, waarvoor de geschiedenis ons hier in Europa een eeuw de tijd heeft gegeven, zich in enkele jaren moeten voltrekken en wanneer men dit avontuur niet aandurft, zullen 300.000 soldaten met amerikaanse wapens en dollars 20.000 opstandelingen niet baas kunnen. Er gaan geruchten, dat Ho Tsji Minh, de communistenleider van Noord-Vietnam, de gedachte van een neutraal verenigd Vietnam niet afwijst. Ook Frankrijk schijnt, als ik de woorden van De Gaulle goed interpreteer, dit alternatief te prefereren boven een uitzichtloze strijd. Men moet trouwens niet de noodlottige vergissing maken als zouden de verschillen tussen ‘communist’ en ‘niet-communist’ in deze landen even groot zijn als tussen De Kadt en Paul de Groot (en misschien overschatten wij ze dáár zelfs). De massa heeft andere zorgen en andere interessen, die gaan van rijst naar rust en vloeien samen in een gemeenschappelijke afkeer voor de vreemdelingen, Chinezen én Amerikanen en hoe ze nog meer mogen heten, die hen, met goede of kwade bedoelingen, beletten zichzelf te zijn.
Het is teleurstellend, dat Engeland, rijper en verstandiger in zulke zaken dan menig ander land, met Malaysia een oplossing heeft geconstrueerd, die alle sporen draagt van een door communistenangst opgedreven haast. Malakka is een sympathiek land met een redelijke regering. Singapore een grote metropole, waar democratie geen scheldwoord is. Maar een natie construeren met ongeveer 1500 km oceaan tussen de samenstellende delen is wel een heel romantische onderneming als men bv. bedenkt wat de enkele kilometers water tussen Enkhuizen en Stavoren al hebben teweeggebracht.
Men heeft Sukarno imperialisme, grootheidswaan, landhonger en wat al niet meer verweten. Hoe goedgezind Nederland een nieuw tijdperk in de verhouding met In- | |
| |
donesië in wil gaan, Sukarno's driftige afwijzing van Malaysia heeft hier een, zij het ingetoomde, ergernis gewekt. (Hetgeen overigens nederlandse bedrijven niet belet van de breuk met Malakka gretig te profiteren.) Blijft die man altijd aan het donderjagen en heeft hij nooit genoeg? Maar ís het nu wel zo erg met de indonesische president? Zeker, er bestaat in Zuidoost-Azië en in Malakka in het bijzonder een Chinezenprobleem, maar dát kent Sukarno ook en dat heeft Indonesië op een wel zeer radicale manier opgelost. De nieuwe statenbond Malaysia levert binnenlands een flinke maleise meerderheid op, jazeker, maar dat zou in een Malphindo-combinatie ook het geval geweest zijn.
Daarin echter zou Indonesia met zijn 100 miljoen mensen de hoofdrol spelen en in Indonesië is de koloniale opzet, een half-feodaal ensemble achter te laten alvorens van het toneel te verdwijnen, mislukt. Dus toch weer het oude wantrouwen en de oude angst! Sukarno houdt de communisten in toom door ze medeverantwoordelijkheid te geven en dat is niet dom gezien in een land dat nu al jaren lang de welvaart van het volk heeft moeten achterstellen bij de taak van dit eilandenrijk, met zijn vele middelpuntvliedende krachten, een nationale eenheid te maken.
Zo vormde een nederlands Nieuw-Guinea een aanmoediging voor separatistische bewegingen in de Molukken, zo kan Malaysia het worden voor gelijke tendenzen in Sumatra en zelfs Borneo. Wanneer Indonesië zegt geen aanspraak te maken op andere gebieden dan die van het vroegere Nederlands-Indië, dan zegt het m.i. de waarheid. Wie de kaart bekijkt en de overige achtergronden kent, moet wel tot de conclusie komen dat portugees Timor, Serawak, Noord-Borneo en Brunei op een goede dag Indonesië als rijpe appels in de schoot zouden zijn gevallen.
Het is zelfs de vraag of de zuigkracht voor het kleine Malakka niet te groot zou zijn geworden. Malaysia zou kunnen betekenen dat die zuigkracht in omgekeerde richting en ten koste van Indonesië gaat werken. En wanneer Indonesië de Malaysia-constructie neo-kolonialisme noemt, dan is dat omdat het uitgangspunt voor de vorming van deze nieuwe staat niet de geschiedenis, niet de verwant- | |
| |
schap van ras of taal of cultuur was, zelfs geen geografische aanleiding was er aanwezig (integendeel, het is een geopolitiek monstrum!), doch uitsluitend de toevalligheid van de aanwezige engelse machtsposities en een stuk anti-chinese, anti-communistische politiek naar Westerse conceptie.
Het Westen is teleurgesteld. Alle amerikaanse miljoenen ($ 10.000.000 ‘commercial import program’ per maand, $ 2.000.000 aan amerikaanse surplusgoederen per maand en $ 350.000 per maand voor Vietnams speciale troepen) plus de aanwezigheid van duizenden amerikaanse soldaten en adviseurs hebben de mandarijnenfamilie Ngo niet kunnen weerhouden een politiek te voeren, die in het Westen én in Azië onverkoopbaar is. Maar Diem wist beter dan de Amerikanen welke macht er nodig is om dit volk aan de invloeden van het noorden te onttrekken als men de weg van erkenning van een aziatische neutraliteit en een verandering in de sociaal-economische structuur niet aandurft. De generaals, die zijn opvolgers zijn, zullen het ook weten en, binnen het kader van de Westerse politiek, realistischer zijn dan hun geldschieters. Ze zullen even dom zijn als de Amerikanen in hun onbegrip dat de rode wereldmacht in deze contreien alleen door een op z'n minst rose binnenlandse politiek is te weerstaan.
Het is allemaal niet prettig voor de Amerikanen en een heel ondankbare zaak in de glanzende schaduw van hun dollars en met de doffe weerklank van hun militaire bemoeiingen als achtergrondgeluid.
Tegelijkertijd heeft Amerika bepaalde financiële steun aan Indonesië opgeschort, ook West-Duitsland schijnt maar moeilijk over de brug te kunnen komen en Nederland laat het ook nog steeds alleen bij mondelinge vriendschapsbetuigingen. Sukarno zal zich eerst moeten ‘beteren’. Onbedoeld echter heeft de tragedie van Zuid-Vietnam de arme landen een exempel gegeven wat het manipuleren, met financiële hulp voor een regiem, dat er zich al te zeer van afhankelijk maakte, kan betekenen. Het betrekkelijk kleine Cambodja gaf daarvan een eerste teken, toen het (toch wel iets heel bijzonders in onze geschiedenis) bij monde van prins
| |
| |
Norodom Sinahouk Amerika verzocht zijn financiële hulp terug te nemen. Het is jammer dat de geschiedenis, alvorens zij onthult, lang niet altijd aangeeft waar een ontwikkeling veerkeerd is gelopen. Als de Chinezen succes hebben met een opmars in de richting van Zuid- en Zuidoost-Azië, zal dan de verdeeldheid die de engelse constructie in de maleise wereld teweegbracht daarmede schuld aan zijn? Of zal Sukarno's verziendheid een dergelijke catastrofe hebben belet?
Wie het dàn weet, mag het zeggen.
25 november 1963
|
|