Maatstaf. Jaargang 11
(1963-1964)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 562]
| |||||||
Tekenen van tegenspraakVan 1963 zal misschien eens geschreven worden dat het een breukpunt was in het naoorlogse Nederland. Voor identifikatie zal men wellicht voldoende hebben aan de volgende komplekse grootheden: De Gaulle's perskonferentie en het Frans-Westduitse verdrag, gedeeltelijk kernstopverdrag, doorbraak van het loonfront. Stuk voor stuk wijzen deze grootheden op breuken in een ontwikkeling die zich na de oorlog in Nederland was gaan voltrekken en die konsistent leek te zijn. De basis voor deze ontwikkeling was in de oorlog reeds gelegd: het monsterverbond tussen de in de oorlog geblameerde vakcentrales en patroonsorganisaties, die bang waren voor naoorlogs radikalisme, politiek begeleid door de allesopofferende wens van de kant van de s.d.a.p.-leiding om te komen tot een ‘brede volkspartij’.Ga naar voetnoot* Hiervan waren het gevolg een politieke verstarring en een monolitisme, waarop het latere Nieuw-Guinea-probleem nog versterkend inwerkte. Het naoorlogse Nederland werd gekenmerkt door drie elementen:
In 1963 ging er beweging in komen. De in de oorlog plaats gevonden hebbende ontvangenis van onze sociale vrede is ten slotte toch bevlekt. De Stichting van de arbeid, waarin de strijd - if any - om de lonen in het geheim werd gevoerd, aan het oog van de arbeiders onttrokken, heeft op haar grondvesten gewankeld. Dit gebeurde onder druk van de lagere regionen in de vakbeweging. Voor deze waren na achttien jaar de kosten van de sociale vrede té groot geworden. Een unikum dat vermeld moet worden is, dat voor het eerst sinds achttien jaar de vakbeweging in het openbaar haar looneisen stelde. Duidelijker simptoom van de breuk is nauwelijks nodig. In de koude oorlog trad in 1963 een opmerkelijke verandering in. Mogelijk gemaakt door de ontwikkeling van vernietigingswapens en transport- | |||||||
[pagina 563]
| |||||||
middelen, en gestimuleerd door faktoren als de publieke opinie (anti-atoombom-beweging), betalingsbalansmoeilijkheden van de V.S., atoomchantage door China en Frankrijk, ernstige moeilijkheden binnen de Sowjetunie en haar Europese bondgenoten op voedselproduktiegebied en in hun relaties met China is het gedeeltelijke kernstopverdrag tot stand gekomen. Het is toelaatbaar, de huidige toestand van vernietigingstechniek te beschrijven als een ‘evenwicht’ tussen oost en west, maar men dient dan wel te beseffen dat dit evenwicht verdacht veel lijkt op dat van een wip waarvan beide uiteinden op de grond rusten door de geweldige zwaarte van de erop zittende personen, terwijl het hele ding aan het barsten is. Hoewel de materiële betekenis van het verdrag voor de reduktie of likwidatie van oorlogsgevaar gering is, heeft het de geesten zo los gemaakt dat de tijd van de koude oorlog in optima forma evenver terug lijkt als de ijstijden. (Een indikatie is de tot grote hoogte gestegen histerie van een blad als Elseviers Weekblad dat in felle kleuren de gevaren van disengagementsplannen in Midden-Europa schildert en een kompleet feuilleton over sowjetspionnage publiceert). De Europese eenwording is van haar voetstuk gevallen. Bijna in vervoering raakten onze politici als ze het over de ‘eenwording’ hadden. Een kritikus die in de idealen gekamoefleerd nagejaagde staats- en klassebelangen zag, was een laag-bij-de-grond vertoevend wezen. Belangen bijvoorbeeld van een staat als West-Duitsland, die vanaf het eerste moment het ideaal het hoogst opstak. Het opgeven van nationale soevereiniteit viel haar gemakkelijk te propageren daar alle andere deelnemende staten die wél hadden en zij als ‘trizone’ niet. Zij had trouwens ook geen militaire of ekonomische macht. Toen die macht (o.a. via de NATO) was opgebouwd, begon de behoefte aan op te geven soevereiniteit en integratie te tanen. De reaktionaire generaal die Frankrijk bestuurt en droomt van een eigen force de frappe en een door Frankrijk overheerst Europa, voelde dat hier voordelen lagen; hij rook westduits geld en know-how. Het gevolg was Het Westduits-Franse verdrag, alsmede chantage van de EEG-partners. De ontnuchtering in Nederland was groot. Hoewel velen het nog niet zo ernstig inzien, wordt er in 1963 voor het eerst kritisch nagedacht over de integratie. De deze lente tot stand gekomen Generalbereinigung met Westduitsland deed daar een schepje op. De heren Van Bemmelen en Pompe, die waar- | |||||||
[pagina 564]
| |||||||
schijnlijk op regeringsinstigatie een proefballon oplieten inzake invrijheidstelling van de laatste nazi-beulen in Nederland, deden er het hunne bij om de stemming te verknoeien. 1963 was zo te zien een jaar van breuk. h. neudecker | |||||||
De Chinezen en de de-stalinisatieTen slotte heeft dan ook Paul de Groot zijn onafhankelijkheidsverklaring geproduceerd: de C.P.N. zal geen inmenging dulden van anderen... Hij was één van de laatste leiders van de europese communistische partijen die deze deun ten beste gaf: zelfs de de-stalinisatie werd op stalinistische wijze doorgevoerd. Tijdens Stalin was Moskou de hoofdstad van de revolutie. Door alle gepraat over de destalinisatie is daar niet zo erg veel aan veranderd: tactiek en stategie van de internationale communistische beweging moeten nog altijd bepaald worden door het belang van de U.S.S.R. Op Cuba moesten zo nodig raketbases aangelegd worden, die voor de republiek geen enkele betekenis hadden en de cubaanse revolutie alleen maar in gevaar brachten. Export van de revolutie naar onderontwikkelde gebieden was en is niet opportuun; de sovjet-russische machtspositie zou door ver afgelegen revolutionaire centra maar bedreigd worden. De veelgeprezen verschijning van ‘Een dag uit het leven van Iwan Denisowitsj’ wordt opgevat als de manifestatie van een gedemocratiseerde cultuurpolitiek; het was ook, en misschien meer, een cultureel strijdmiddel tegen de ‘stalinisten’ in de beproefde stalinistische stijl. De irrationele autoriteit van Stalin verviel; in plaats daarvan regredieerde men tot Lenin als hogepriester. Chroeschtschov keerde als zoveelse terug naar het ‘marxisme-leninisme’, maar een marxistische analyse van het systeem dat het stalinisme mogelijk maakte, dat het stalinisme wás, bleef achterwege. Het stalinistisch manicheïsme bleef gehandhaafd, verschoot alleen maar van kleur - de duivel heette nu Stalin - en de allang blinde leiders van de c.p.-en over de hele wereld strompelden wel mee, ieder de hem toegeschreven eigen dode weg in, zonder dat iets fundamenteel in de structuur van die partijen werd gewijzigd. Ook de terminologie bleef gelijk: afwijkende meningen behoorden toe aan trotzkisten, die nu, door een dialectische doodsmak met de stalinisten verenigd, hun hoofdkwartier in Peking bleken te hebben. Kortom: de reële vragen ‘Wat betekent de-stalinisa- | |||||||
[pagina 565]
| |||||||
tie?, wat betekent stalinisme?, wie was Stalin?’ werden royaal over het hoofd gezien. Na het XX-ste partijcongres, waar Chroeschtschov zijn aanval op Stalin inzette, maakten de Chinezen daartegen bezwaar omdat zij, en andere c.p.-en, niet waren geraadpleegd vóór een dergelijke belangrijke wending in de tactiek, omdat zij het diep ingrijpend, demoraliserend effect van de aanval voorzagen, en omdat zij meenden dat het systeem, en niet één persoon, verantwoordelijk was. Zelfs bracht Mao Tse Toeng een ongehoorde ketterij naar voren, de theorie van de contradicties binnen het Sovjet-systeem, althans een begin van marxistische analyse. ‘Peking's desire to limit the attack on Stalin... should not be taken to mean that the Chinese are or were Stalinists’, schrijft D.S. Zagoria in zijn ‘The Sino-Sovjet conflict’ (1962). Erg veel reden om enthousiast te zijn over Stalin's politiek hebben de Chinezen trouwens nooit gehad; zeker de oudere leden van de C.C.P. zijn de tragedies van Sjanghai en Kanton in 1927 niet vergeten. Wie het wel vergeten is, kan er ‘La condition humaine’ nog eens op nakijken. Na 1956 ontwikkelt zich vrijwel openlijk het conflict. De Chinezen verdedigen een permanente revolutie, zowel politiek als economisch, zowel in binnen- als buitenland. Mede als gevolg daarvan achten zij een vreedzaam samen-bestaan met de kapitalistische landen onmogelijk: een meer revolutionaire strategie impliceert nu eenmaal een groter waarschijnlijkheid van locale conflicten. Daarmee is niet en nooit gezegd dat de Chinezen een nucleaire oorlog wilden; wél is door Mao Tse Toeng gezegd dat, wanneer de V.S. een nucleaire aanval op de Chinese Volksrepubliek zouden willen ondernemen, dat waarschijnlijk minder effect zou opleveren dan gedacht werd wegens de bevolkings-spreiding en -grootte. De instelling van de communes betekent een poging tot een radicale ‘sprong vooruit’, een ideologische voorsprong op de U.S.S.R. zowel als een poging, sneller uit de economische moeilijkheden te raken en daardoor een groter onafhankelijkheid van de U.S.S.R. te bereiken. Waar het om gaat is de strijd om de juistheid van Chroeschtschov's stalinistische politiek, waarin het onbetwiste leiderschap van het socialistische kamp aan de U.S.S.R. toekomt. Dat het stalinisme iets met het sino-sovjet-conflict te maken heeft, is wel duidelijk. Dat het wat anders ligt dan vaak gedacht wordt óók. De verwarringen worden nog in de hand gewerkt doordat | |||||||
[pagina 566]
| |||||||
de anti-Chroeschtschov-richtingen, in of buiten de c.p.-en, inderdaad uiterst heterogeen samengesteld zijn. Radicaallinkse jongeren, vaak de beste elementen uit de partij, zijn voorlopig verenigd met geharde stalinisten uit de voortijd, geruisloos weggezuiverd door hun vroegere kameraden in de nu vreedzaam coëxisterende partijbesturen. Gruwelijker nog wordt de situatie als pro-chinese verbanden buiten de c.p. tot stand komen. Bij de oprichting van een ‘Association Populaire Franco-Chinoise’ waren stalinisten en jonge linkssocialisten, pro- en contrabenbellisten, gewone en orthodoxe trotzkisten, anarcho-syndicalisten en dissidente communisten bijeen. In het lawaai van deze duizend bloemen hoeft niemand meer bang te zijn voor enige serieuze actie. Genoeglijk handenwrijvende democraten die deze duidelijke demonstraties van de interne moeilijkheden van het communisme gadeslaan, mogen bedenken dat de breuk tussen de twee grootste socialistische landen niet definitief is (ook Chroeschtschov heeft niet het eeuwige leven) en dat de duidelijke invloed van het chinese standpunt in de meeste aziatische en een aantal afrikaanse en zuid-amerikaanse landen sterk radicaliserend werkt en de kapitalistische landen, met name de V.S., nog wel enige moeite zal bezorgen. Zeker zal de discussie tussen chinese, russische, italiaanse en yoego-slavische richtingen het Moskou-centrisme verzwakken. Dat betekent alleen maar dat het nauwelijks begonnen de-stalinisatie-proces zich voortzet, tegen alle russische weerstanden in, dankzij... de ‘stalinisten’. In die discussie zullen dan eindelijk de problemen van het stalinisme - de terreur, de interne partij-democratie, de bureaucratie, het dogmatisme -, die nog altijd de vitale problemen van de communistische landen zijn, en niet van deze alleen, besproken worden. Inderdaad: Moskou is niet langer de hoofdstad van de revolutie. Alleen stalinistisch denkenden - ook talrijk in het Westen - zullen dat als een verzwakking van het communisme beschouwen.
wim brinkman
* * *
In de Haagse Post van 21.9.63 was een artikel opgenomen over de nederlandse letterkundige tijdschriften, waarvan speciaal één zinsnede (‘Maatstaf, dat alleen dank zij subsidie van commissaris Voordewind en andere Ooievaars in leven wordt gehouden’) mij tot onderstaand ingezonden stuk bewoog:
In de HP van 21.9.63 suggereren uw literaire redakteuren | |||||||
[pagina 567]
| |||||||
(Sleutelaar en Armando allicht) dat Maatstaf alleen in leven kan worden gehouden dank zij subsidie van commissaris Voordewind en andere Ooievaars. Als insider mag ik deze venijnige opmerking misschien even korrigeren. Inderdaad stelt de redaktie geen prijs op rijkssubsidie, maar indien dat niet zo was, zou een dergelijk subsidie niet worden toegewezen, omdat het Rijk uitsluitend eventuele tekorten dekt. En daarvan is bij Maatstaf geen sprake. Integendeel. De reden daarvan is nogal simpel. In de ruim vier jaar waarin ik de administratie van dit tijdschrift verzorg, nam de netto-abonnementenwinst toe met circa 700 abonnementen. Dat is voor een letterkundig tijdschrift uniek. Dat is aan winst alleen al meer dan Sleutelaar er ooit in zijn tijdschrift bij elkaar heeft gezien. Daarom is het ook wel begrijpelijk dat er in zijn tijdschrift Gard Sivik (waarover het artikel in de HP goeddeels handelt) zo hard geblazen wordt over ‘herstel van het kontakt tussen schrijver en publiek’. Dààr schijnt dat nodig te zijn. Zo snapt men ook waarom GS steeds meer gaat lijken op wat het is, een literaire TWEN, seks, schandaal en literatuur (in deze volgorde). Nog een vraag: het desbetreffende stuk beschrijft drie tijdschriften. Totaal 108 regels, waarvan 74 over Gard Sivik en 34 over twee andere. Is dit toeval, of heeft het feit dat de heren Sleutelaar en Armando (HP-kunstredakteuren ) tevens redakteuren van Gard Sivik zijn hier iets mee te maken? Is dit ‘herstel van het kontakt met het publiek’ in engere zin of is dit gewoon ‘reklame-voor-jantje-bij-pietje-en omgekeerd? Zouden zulke integere jongens maar niet liever zwijgen over andere tijdschriften?
Toen op 15 oktober, dus na vijf weken, het stuk nog niet was geplaatst, terwijl talloze redeloze reakties op onbenulligheden wèl waren opgenomen, belde ik de HP en deelde de redaktie-sekretaresse mee dat ik het stuk terug wilde hebben, teneinde het in Maatstaf te plaatsen onder de toevoeging ‘door de Haagse Post geweigerd’. Onder deze pressie hield ze ijlings ruggespraak met een onhoorbaar blijvende Armando en vooisde na enige tijd opgelucht dat het stuk op 2 november alsnog zou worden geplaatst. Armando en Sleutelaar hadden het stukje natuurlijk met opzet laten ‘besterven’ in de gerede hoop dat t.z.t. geen hond meer zou weten waar het over ging (en vergis u niet, wat je van Armando en Sleutelaar ook kunt zeggen, iets rottigs doen ze nooit per ongeluk), maar goed, de he- | |||||||
[pagina 568]
| |||||||
melse gerechtigheid zou alsnog... enzovoorts. Op 2 november werd het volgende stuk geplaatst: | |||||||
Voor nieuwe lezersIn de HP van 21.9.63 suggereren Sleutelaar en Armando dat Maatstaf, maandblad voor letteren, alleen in leven kan worden gehouden dank zij subsidie van commissaris Voordewind en andere Ooievaars. Als insider wil ik deze opmerking even korrigeren. Inderdaad stelt de redaktie geen prijs op rijkssubsidie, maar ook als dat niet zo was, zou een dergelijke subsidie niet worden toegewezen, omdat het Rijk uitsluitend eventuele tekorten dekt. En daarvan is bij Maatstaf geen sprake. In de ruim vier jaar waarin ik de administratie ervan verzorg, nam de netto-abonnementswinst toe met circa 700 abonnementen. Dat is voor een letterkundig tijdschrift uniek. Daarom is het ook wel begrijpelijk dat er in Gard Sivik (waarover het artikel in de HP goeddeels handelt) zo hard geblazen wordt over ‘herstel van het kontakt tussen schrijver en publiek’. Daar schijnt dat nodig te zijn, want het gaat steeds meer lijken op een literaire TWEN: seks, schandaal en literatuur. Waarom van de 108 regels, 74 aan Gard Sivik gewijd en 34 aan de twee andere? Is dit toeval, of is dit gewoon ‘reklame-voor-Jantje-bij-Pietje-en omgekeerd?
wim gijsen
Er hebben onbeduidende weglatingen plaatsgevonden om een regel ruimte te winnen. Dat is normaal. De toon van mijn toch wel wat venijnige tekst is door andere weglatingen echter veranderd in wat halfzacht geouwehoer. Dat is beslist al minder normaal. Maar óók laten Armando en Sleutelaar stukken weg (u vindt ze kursief in de eerste oorspronkelijke tekst) waardoor de toch al niet goocheme Hiltermannianen, gesteld dat ze zich het artikel nog herinneren, volstrekt niet meer door hebben wat voor een peuterblaadje Gard Sivik is en hen ontgaat volkomen dat Armando en Sleutelaar, behalve HP-redakteuren óók redakteuren van Gard Sivik zijn. Een dergelijke journalistiek is toch wel ronduit vlegelachtig. Denken Armando en Sleutelaar werkelijk, dat dit de manier is om hun afgezakte-broeken-proza de hand boven het hoofd te houden? Hilterman moet eens wat meer op zijn personeel gaan letten, anders maken we van de HP een bijvoegsel in Maatstaf.
wim gijsen |
|