| |
| |
| |
H.M. van Randwijk
Ondermaans commentaar I
Naar het einde van ons geld-latijn?
Het komt mij voor, dat voor een kroniekschrijver de keuze van het maandelijkse onderwerp tot het moeilijkste deel van de opgave behoort. Daarin is het ons echter voor deze eerste keer wel erg gemakkelijk gemaakt. Nederland heeft gegonsd van bedrijvigheid en alle oude strijdleuzen uit de twintiger en dertiger jaren zijn in onrustige of on-officiële en niet-erkende en ‘wilde’ massabijeenkomsten weer eens van stal gehaald. Het ging om geld, méér geld. Dat is in ons lieve vaderlandje altijd een belangrijke zaak, ook al hebben de vakbonden daarin, sinds het einde van de oorlog, uitgeblonken door matigheid.
Er was veel interesse voor. Die is er misschien nóg wel als u dit leest, want de overeenkomst waartoe werkgevers en werknemers hebben besloten, is van dusdanige aard dat er bedrijfsgewijs nog heel wat gepraat en d.i. ‘gestreden’ zal moeten worden. Of zal kúnnen worden, want wie een ogenblik gemeend heeft aan het begin te staan van een wild tijdperk in Nederland, waarin, om een oude beroemde zin te gebruiken, heel het raderwerk wel es stil zou kunnen komen te staan omdat de machtige arm van de georganiseerde arbeidersmassa zulks wil, die heeft toch de ernst van de situatie wel ietwat overschat.
Meer loon dus!
Jawel, zeggen de werkgevers, maar dat ik een zaak van economische mogelijkheden.
Jawel, zeggen de arbeidersleiders, economische mogelijkheden, maar ook van het gerechte aandeel van de arbeiders in de gestegen welvaart. Het vorig jaar hébben we al te weinig gehad omdat de wetenschappelijke rekenmeesters en dito profeten een stijging van nauwelijks 3% het uiterste vonden, dat onze economie kon dragen. Dat bleek fout. Daarom eisen we nu meer en zelfs, via een uitkering ineens, met terugwerkende kracht.
| |
| |
Voorhoofden vol rimpels allerwege! ‘We gaan weer werken, maar met het geweer aan de voet!’, roept een stakingsleider, maar een wilde. De werkgevers wijzen op de gevaarlijke spiraal van loonstijging automatisch gevolgd door prijsstijgingen. Daar zelfs zijn altijd weer lieden die eraan kunnen verdienen. ‘Hogere lonen, hogere koersen!’ staat te lezen in een grote advertentie van een adviesbureau, dat u raad geeft hoe uw overtollige geld te beleggen.
Er wordt bijna dagelijks vergaderd. De woordvoerders verschijnen bijna dagelijks op het tv-scherm. De toestand is ernstig, maar ze zullen allemaal persisteren. Waarbij weet niemand precies.
Het valt allemaal wel mee. In het geavanceerde Nederland a.d. 1963 zijn beide partijen breedzichtig genoeg om de argumentatie van de tegenstander voldoende redelijks toe te schrijven om het ‘ergens’ eens te worden. Men weet dat men elkaar nodig heeft. Vakbondsleiders en captains of industry verschillen niet zo heel veel van elkaar. Ze gaan beiden gebukt onder dezelfde zware verantwoordelijkheid, die ze bovendien van elkaar begrijpen en respecteren. Maar nog belangrijker! ze hebben allemaal wel wat of veel of heel veel economie gestudeerd. En nog belangrijker: ze zijn allemaal beschaafd. Ze kunnen bij elkaar aan tafel zitten zonder op te vallen en desnoods, bij vergissing, wegrijden in elkaars auto. Sommigen zijn van arme komaf. Die weten nog wat een armoedige bedoening het 30, 40 jaar geleden was, maar... zulke captains of industry zijn er ook.
Zij vormen tezamen de groep sociale concilievaders van ons goede land. Ze komen in conclave bijeen in een luxe badplaats aan de Noordzee. Hun besprekingen zijn geheim, ‘om de sfeer niet te bederven’. Een paar dagen later, op 29 oktober jl., maken ze gezamenlijk de resultaten van hun overleg bekend. Ieder heeft wat gegeven en gekregen.
De wilde jongens, de woordvoerders op de wilde stakingsbijeenkomsten, de agitators van de actiecomité's zwijgen alweer. Dat waren meestal lieden van de niet erkende vakbonden, sociale vaders zonder officiële wijding. Of nog
| |
| |
erger: hele of halve communsten, uit de broedplaats van de e.v.c., die men allang buiten de welvaartskerk had gezet. De stakers zelf behoorden meestal ook niet tot de trouwste leden van de erkende bonden. Al zullen er ook velen geweest zijn, die het geblaf van de wolf niet van de rustige stem van hun herder hebben kunnen onderscheiden. Trouwens, meer dan de helft van de arbeiders, voor wier lot zo trouw en fier gevochten werd, behoort niet tot een erkende vakbond. Nochtans profiteren ze mee van de vruchten van de strijd, wordt er dan bij gezegd en het klinkt soms wel eens een beetje spijtig.
Daarom luidt ook de slotzin uit het Gezamenlijk Actieprogramma van n.v.v. en k.a.b.: ‘Het is redelijk dat een bijzondere voorziening tot stand komt, die alleen van toepassing is voor de georganiseerden’.
Maar dat blijkt thans nog niet het geval te zijn.
Klinkt wat ik hier tot nu toe geschreven heb u een beetje spottend in de oren? Dan vergist u zich. Ik vind die loonkwestie een ernstige zaak en ik sta aan de kant van de arbeiders, die méér vragen. Ze hebben er recht op. Alleen, ik vind de oplossing niet zo bijzonder belangrijk, en alle gevechten waarvan de uitkomst reeds bij voorbaat vaststaat vind ik ietwat ridicuul, in ieder geval saai. Of het nu voetbal is of een loonronde.
Maar laten we de zaak toch eens van wat dichterbij bekijken. Jarenlang is Nederland een eiland van sociale rust geweest. Dat kwam door een bijzondere vorm van overleg tussen werkgevers en werknemers, zoals het buitenland niet of nauwelijks kende. Het kwam vooral ook door de discipline van de vakbonden. Het kwam door een succesvolle prijsbeheersingspolitiek van de regering, waardoor Nederland een goedkoopte-eiland werd, waaromheen de inflatoire draaimolen van West-Europa tolde. Het kwam door een sterk nationaal besef, in de bezetting geboren. Het kwam voort uit de gemeenschappelijke wens van werknemers en -gevers werkgelegenheid voor allen te scheppen. Een edel doel in een landje, dat niet alleen op de klei van de Haarlemmermeer maar ook in het echtelijk bed uiterst
| |
| |
vruchtbaar blijkt te zijn. Het kwam vooral ook door onze volksaard, mensen van het midden als we zijn, voorzichtig, rekenmeesters, met een grote eerbied voor getallen en procenten, die nog stijgt naarmate er meer decimalen achter komen. Bewijs van precisie, nietwaar?! Mensen, die meer geïnteresseerd zijn in een goedbelegde boterham dan in duizend andere zaken, die in Nederland al gauw een ietwat abstract karakter aannemen, waarbij eisen als bv. maatschappelijke structuurverandering in het klimaat van de koude oorlog al gauw lijkt op heulen met de communisten.
Welnu, gecijferd is er in de afgelopen naoorlogse jaren! Zo precies, dat alleen onwetenden konden menen er een speld tussen te kunnen krijgen.
Dat van die onwetenden is waar!
Meer dan 95% (en nog meer) van het Nederlandse volk behoort er toe, de schrijver van dit commentaar incluis. De getallen met de decimalen komen hen voor als een soort kabbalistiek. Ze missen het materiaal, de kennis en de geoefendheid om zelf op te stellen en na te rekenen. Conjunctuurcijfers, groeicijfers van het nationale produkt, kostenstijgingen in procenten bij loonstijgingen in procenten, met huurstijgingen in procenten, in verband gebracht met noodzakelijke nationale besparingen en/of bestedingen in de overheidssector, gecombineerd met de gevoeligheid van onze betalingsbalans en met het oog op de te verwachten besluiten van de grootmeesters van e.e.g. en k.s.g. en andere g's, gevoegd bij de vermoedelijke getallen van de wereldgrondstoffenproduktie en de prijzen daarvan, enzovoort.
Dat is geen kleinigheid!
We moesten het maar aan ze overlaten. Dat deden we dan ook. De oplossing, die dezer dagen werd bereikt, ligt in hetzelfde vlak en is daarom zo saai. Ik som het niet precies op, temeer omdat alles op het moment dat ik dit neerschreef nog niet geheel vaststaat en er bovendien bedrijfsgewijs nog variaties mogelijk zullen zijn, waarom nog ‘gestreden’ moet worden; 5% er bij en wat later nog eens 5% er bij, met weer bijna 1% er af als er twee vakantiedagen bijkomen, maar weer 1% of meer erbij als er straks toch een huurverhoging komt enz. enz.
| |
| |
Het is allemaal zo belangrijk niet. De vaderlandse economie zal er niet kapot aan gaan, ook al is er in totaal zo'n slordig bedrag van 2 à 3 miljard guldens mee gemoeid. En om nou te zeggen dat de arbeiders er rijk van worden. Nee, dat niet! Onze maatschappij is een uiterst gecompliceerd geval. Het Centraal Bureau voor de Statistiek publiceerde juist dezer dagen enige cijfers over de loongroei tussen 1954 en 1963. Die groei bedraagt maar liefst 71% in de particuliere sector. In de overheidssector 79%. Niemand zal echter het gevoel hebben in die tien jaren ongeveer dubbel zo rijk ervan geworden te zijn. Er is trouwens ook een ander cijfer dat juist dezer dagen, nu we toch zo aan het cijferen zijn, bekend werd gemaakt. De kosten van levensonderhoud zijn van half augustus tot half september met 2% gestegen. In één maand dus! Hoeveel van 1954 tot 1963? Ik weet het niet precies en ik zoek het ook niet voor u na. Informeer maar bij uw vakbond als u georganiseerd bent.
Bovendien, waar zou ik met mijn opmerkingen over de rekenende sociale vaders blijven als ik ze (in de verte en stuntelig!) probeerde na te doen?!
Kort en goed: men krijgt wel méér, maar men kan er niet navenant méér voor kopen. Dat is de inflatiespiraal, zeggen de weters. Welnu, daar hebben we een draai in mee gemaakt. Hoeveel er realiter van overblijft, weet niemand precies. Hoevéél niet en hoe làng niet. En of het voordeel niet op een kwade dag in een nadeel kan omslaan weten we ook niet precies. ‘Profeten zijn we niet. Ook nu nemen we risico's met onze forse looneisen. We weten nooit precies wat de gevolgen zullen zijn’, zei Toon Middelhuis, voorzitter van de k.a.b.
En zo is het maar net, zou de boer zeggen. Krek!
Waarom is men er dan ingetrapt?, zou men onnozel kunnen vragen. Dat is niet zo'n eenvoudige zaak. Zijn de arbeiders in Frankrijk en in België en Duitsland en Engeland zoveel beter af dan wij hier? Als men de pendelaars, de wekelijkse grensgangers naar Duitsland, zou geloven, wel. (Dat zijn er enkele tienduizenden, die we dringend voor onze eigen economie nodig hebben. Zo zoog West-Duitsland eerst de
| |
| |
arbeiders uit Oost-Duitsland weg, waar de welvaartsverschillen nòg groter waren. Gelooft men in Nederland nu nóg niet, dat in dit Oostduitse argument voor de muur een stuk waarheid zat? Nederland verspeelde er in 1962 maar eventjes 12.000 nieuwe woningen mee). Maar waarom gaan die mannen dan niet met hun gezin in Duitsland wonen? Platweg, omdat ze dan ook meer moeten betàlen. Daarom zijn de Franse en de Engelse arbeiders even onrustig en onrustiger dan bij ons. Daarom heerst er nergens werkelijke arbeidsvrede in West-Europa en nergens in die hele grote Westelijke wereld. Omdat de beruchte inflatiespiraal altijd in beweging blijft en omdat de werkelijke inkomstenvermeerdering, koopkrachtvermeerdering, iets is, dat de huisvrouw vagelijk ervaart, maar dat de grootmeesters in de economische rekenkunde in Einstein-achtige formules kunnen vaststellen.
De Franse arbeider verdient meer dan zijn Nederlandse collega, althans nominaal. (Een loononderzoek binnen de e.e.g. en gegevens bv. uit het Algemeen Statistisch Bulletin van de e.e.g. leren, dat de nominale lonen tamelijk ver uit elkaar liggen; bij de werkelijke lonen is de marge veel kleiner en vaak zelfs geheel afwezig). Maar diezelfde Franse arbeider wordt door medici gewaarschuwd, niet het leidingwater van Parijs te drinken, want het is vergif.
De Nederlandse arbeider gaat weer meer verdienen. Wie al in de hogere loonklassen zit kan zich misschien zelfs straks een autootje aanschaffen (in 1980, meen ik, een auto op elke zes Nederlanders, dat is, als we ouden van dagen en kinderen niet meetellen, elk Nederlands gezin een auto). Mooi! Als u zaterdags en zondags en op de feestdagen en de spitsuren maar thuis blijft, want we hebben er geen geld voor over om uw welvaart, d.i. onder andere uw auto, straks ook te kunnen làten rijden.
Nee, hoewel de verleiding groot is, ik verbruik het papier van Maatstaf niet om u een beeld te schilderen van de problemen van onze groeiende welvaart. Als ik het paradoxaal mag zeggen: Welvaart kost geld! Om welvaart effectief te maken, moet de overheid terwille van onze gemeenschappelijke zaak!, uw en andermans welvaart af- | |
| |
romen; via belastingen bv. moet de overheid zelfs hier en daar gewelddadig ingrijpen om krankzinnigheden als er nu zijn te voorkomen, zoals bv. het feit dat u vanavond, als u dit leest, per telefoon een nieuwe auto kunt bestellen, direct leverbaar, maar als uw wc-pot kapot is komt u op de wachtlijst.
Er deugt iets niet in onze economie. En komt u nou niet met het woord socialisme aandragen, want dit is geen zaak van politieke opvatting, maar van doodgewoon zinnig denken.
Heeft u het beeld gezien dat professor Thysse gaf van het Nederland met 20 miljoen inwoners? Een verschrikkelijk beeld!
tenzij we er de miljarden voor over hebben, miljarden!, om het leefbaar te houden of (want misschien is het al te laat) te maken. Men noemt dat ‘de voorzieningen in de collectieve sfeer’ en daarvan zei minister Witteveen in september: ‘Ten aanzien van de voorzieningen in de collectieve sfeer worden door sommige groepen tekorten geconstateerd. Deze doen zich echter eveneens voor in de particuliere sector. De onvervulde behoeften van de gezinshuishoudingen met betrekking tot kleding, huisraad, transportmiddelen, ontspanning en dergelijke worden door de betrokkenen ook als tekorten gevoeld. Naar het oordeel van de minister behoort de toeneming van het nationale inkomen evenzeer te strekken tot inhaal van deze tekorten als tot die in de sfeer van de overheid’.
En wat antwoordde Het Vrije Volk daarop: Het socialistische blad vond 's ministers opmerking niet serieus en schrijft: Is het misschien zo, dat in de particuliere sfeer behoeften worden bevredigd, die minder dringend zijn dan gemeenschapsbehoeften die onvervuld blijven? Waarbij dan tevens bedacht moet worden, dat een groot deel van de gemeenschapsbehoeften juist vooral van belang zijn voor mensen met lagere inkomens. Wie veel verdient, heeft niet zoveel belang bij een gezondheidscentrum, een bejaardenoord, een betaalbare woning, als iemand met weinig geld.
Dat is wat anders dan de cijfers met decimalen van de huidige rekenmeesters en daarom beschouw ik loonafspraken
| |
| |
tussen werkgevers en werknemers, die hun afspraken niet maken in de schaduw van deze problematiek, als een soort samenzwering van lieden, die hebben besloten het spelletje van geven en nemen te spelen, mits er maar niets aan de wezenlijke verhoudingen verandert en mits men maar zwijgt over de noodsituatie waarin we anderszins zijn geraakt.
Want wat zegt Roemers, voorzitter van het n.v.v.? Hij zegt, nadat hij een door het Centraal Planbureau berekende loonstijging van 4% ‘belachelijk’ had genoemd: ‘De fout van de berekeningen van het Centraal Planbureau is dat men eerst heeft uitgerekend wat er allemaal moet gebeuren in Nederland (dat zijn dus o.a. die voorzieningen in de collectieve sfeer, v. R.) en dat men pas daarna vaststelt hoeveel er overblijftvoor loonsverhogingen. Maar het moet juist andersom werken: eerst nagaan wat er nodig is om een van werkelijkheidszin getuigende loonpolitiek te voeren, en vervolgens pas nagaan wat de gevolgen daarvan zijn voor de andere economische mogelijkheden’. Het klopt wel niet helemaal met wat Het Vrije Volk zei maar daar zullen de heren wel een draai aan weten te geven.
Trouwens, natuurlijk weten de vakbondsleiders welke risico's ze aangaan. Weliswaar spreken ze over ontspanning op de arbeidsmarkt, optrekking naar Europees peil en vele andere zaken meer maar in feite zijn ze door de wilde stakingen overvallen. Ze hebben dan ook nauwelijks kunnen verhelen dat de recente loonstrijd voor een aanzienlijk deel een psychologische manoeuvre was.
Werkgevers en werknemers schonden gezamenlijk de gemaakte afspraken, betaalden en accepteerden zwarte lonen enz. De smoesjes, waarmee men op de zwarte loonmarkt z'n winsten wegmoffelde, werd een even wijdverbreide gewoonte als het verdonkeremanen van kapitalen naar Zwitserland of de Bermuda's. Nederland kreeg een regering, die weigerde waarlijk ernst te maken met de prijsbeheersing en misschien was men ook wel aan de grens van ons technisch kunnen op dit gebied. Donkere kometen als Zwolsman, sinterklaasverrassingen als de gasbel, winstcijfers van a.k.u. en Shell en Unilever en Philips e.a., koerswinsten, die even moeilijk buiten de kranten te houden waren als de Duitsers buiten
| |
| |
Zandvoort en nog veel meer van dit soort zaken, hebben de arbeiders onrustig gemaakt. Men wil zijn deel, en terecht!! als er geen duidelijke andere oplossing gevonden wordt.
De jongens van de reclame sparen kosten noch moeiten om Willem en Sjaan duidelijk te maken wat een ‘moderne’ man en een ‘moderne’ vrouw allemaal hebben moeten om waarlijk ‘modern’ te zijn en in onze ‘moderne’ wereld te kunnen meedoen. Die reclame is geslaagd en Willem en Sjaan weten wat ze willen hebben. Neemt u het ze kwalijk? Het is ze door de propagandachefs van de werkgevers zelf verteld! Logisch dat men dan op een goede dag de rekening daarvoor gepresenteerd krijgt. Daarom stond het bij voorbaat vast dat de sociale concilievaders het op de één of andere manier zouden eens worden. De werkgevers zullen daar gek zijn om grote stakingen e.d. te riskeren nu er zoveel werk aan de winkel is en het ‘sociale klimaat’ in Nederland zo gunstig is voor beleggers. En de vakbondleiders zullen door abnormale eisen te stellen daar gek zijn om de economie in een vliegende loon- en prijsspiraal te storten, als ze een beperkte maar redelijke buit op voorzichtiger manier kunnen binnenhalen, althans zo, dat het gros van de arbeiders het gevoel heeft weer ‘gewonnen’ te hebben. Zelfs daaraan zit al risico genoeg. Men zie de geciteerde uitspraak van Middelhuis. Bovendien zouden grote en langdurige stakingen de arbeidersmassa alleen maar radicaliseren en men heeft zich genoegzaam met de ‘establishment’ vereenzelvigd om daar even doodsbenauwd voor te zijn als de werkgevers. Daarom werd men het eens. Daarom zal men, zolang de conjunctuur voortduurt, het telkens weer opnieuw eens worden, mits er maar niet aan de verhoudingen wordt getornd.
Het is begrijpelijk dat welvaartsdrift en materiële lust de arbeiders in beweging roepen op een moment dat de kansen er zijn. Niemand behoeft hier te protesteren. Niemand behoeft mij eraan te herinneren dat dit een zaak van sociale gerechtigheid is. Dat vind ik een heel mooi ding, dat van jongsaf mijn hart gestolen heeft, maar sociale gerechtigheid
| |
| |
in de wereld van nu is wat anders dan een nieuwe loonronde. Die heeft er wel iets, maar niet veel mee van doen.
De arbeiders vinden mij aan hun zijde wanneer het gaat om een rechtvaardiger aandeel bij de verdeling van de buit, maar ik hoop ook dat ze iets van mij zullen begrijpen wanneer ik zeg dat ze in het wezenlijke sociale probleem van vandaag niet tegen, maar samenspelen met degenen, die in onze huidige maatschappij de meeste en de beste wol spinnen.
In de Verdragen van Rome, die de e.e.g. in aanschijn riepen, heeft Europa zich aan een liberalistische maatschappijstructuur geketend, waaruit men zich niet gemakkelijk zal kunnen bevrijden. Wij zitten in de boot met Ehrhardt en De Gaulle en de vrije grootondernemers en het zou voor ons op z'n minst een waarschuwing moeten zijn dat de Engelse Labour voor toetreding blijkbaar minder voelt dan de conservatieve MacMillan. Behalve een aantal andere kwalijke politieke en economische zaken, waarover we in het verband van dit artikel niet praten, vindt er bv. in Europa een ware slachting plaats onder vele zelfstandige bedrijven van klein en kleiner formaat (on-economische bedrijven noemen de vakbondleiders ze in verband met de huidige loondiscussie zelf, meer juist dan beminnelijk en de nieuwe loonafspraken versnellen die slachting), maar... ze komen in de greep van enorme financiële en economische keizerrijken, die hun handlangers overal op en in hebben zitten, die niemand in hun ware omvang en intenties kent, die hun macht ongecontroleerd uitoefenen, de resultaten van hun (vaak door de gemeenschap meebetaalde research) pas gebruiken als hun belang dat rechtvaardigt, die zichzelf financieren, zich vermaagschappen en die de arbeiders graag bij tijd en wijle een kluifje van een nieuwe loonsverhoging toewerpen, mits daarmee hun groeiende imperia onaangetast blijven.
Dit hele proces, waarin de arbeiders willige mee-eters mogen zijn, zolang de spiraal nog niet is uitgedraaid, moge in het Westen waarlijk enige individuele welvaartsvermeerdering brengen, tegelijkertijd verplaatst men in versterkte mate het probleem naar internationaal niveau, waar het
| |
| |
verschil tussen rijke en arme volken steeds groter, steeds tragischer, steeds gevaarlijker wordt.
Vele studies van de laatste jaren over dit onderwerp bewijzen dat.
Het verschil tussen rijke en arme landen wás reeds groot (ongeveer 40%), het is na de tweede wereldoorlog nog eens met 20% toegenomen.
De gesjochte jongens van India en Egypte en alle arme donders uit de vele arme landen hebben geen vaste prijzen voor de grondstoffen die ze produceren. Ze zijn volledig afhankelijk van de grootmachten in het westen, die naar willekeur meer of minder betalen, maar... mede door onze loonrondes moeten zij steeds méér betalen voor onze afgewerkte produkten, die via onze hoogontwikkelde industrie worden gespuid, en die dus door uw en mijn en ons aller welvaartsmachine zijn heengegaan. Op die manier beroven we hen vaak met de ene hand méér dan we ze met onze andere zedelijke, zelfgenoegzame, helpende hand aan hulp bieden.
In de uitgave van de Wiardi-Beckmanstichting ‘De kwaliteit van ons bestaan’ komt reeds op de eerste pagina deze zinsnede voor: ‘De hulp aan onontwikkelde gebieden werd hét sociale vraagstuk van deze tijd, oplosbaar slechts in het kader van een georganiseerde wereldeconomie’.
het sociale vraagstuk van deze tijd! Dat is geen kleinigheid, zo'n uitspraak. Die hulp bestaat niet alleen in een soort bedeling op internationale schaal, maar ook en vooral in een organisatie van onze maatschappij, zodanig dat die armen genoeg betaald krijgen voor het werk hunner handen en niet, gevolg van onze welvaartsdrift, afgezet worden als ze bij ons de produkten moeten kopen, die ze zelf (vaak mede door onze schuld en onze politiek) niet kúnnen maken.
Men valle iemand als Ben Bella niet lastig, wanneer hij de harde waarheid uitspreekt, niet meer op de Europese arbeiders te kunnen rekenen, omdat ze hun solidariteit met het wereldproletariaat hebben verkwanseld voor een schotel linzenmoes uit de handen van de grootindustriëlen.
Wie verder kijkt dan Nederland breed en de e.e.g. wijd
| |
| |
is, zal moeten beseffen dat het sociale vraagstuk in zijn ware aard en werkelijke omvang niet door loonsverhogingen in de Nederlandse cao's wordt veranderd, misschien zelfs wel bemoeilijkt.
We zijn aan het eind van ons geld-latijn gekomen, werkgevers én werknemers.
Ook een man als G.B.J. Hilterman in de Haagse Post beseft dat er met deze recente loonstrijd (die waarschijnlijk nog wel enkele weken of maanden zal narommelen) iets heel merkwaardigs aan de hand is. Hij noemt het ‘Een klein stukje vrije economie’ en die betiteling is niet eens onjuist. Hij schrijft: ‘In een vóóroorlogse kapitalistische maatschappij zouden beide verhoudingen op de vrije arbeidsmarkt en in een vrij spel van krachten worden bepaald. Van het tegenovergestelde systeem (onderling overleg aan de hand van zorgvuldige cijfers) hebben we in ieder geval een klein beetje afstand gedaan. Er is een stukje maatschappelijk touwtrekken geïntroduceerd... Men kan niet alles meer vrij laten, men kan ook niet alles regelen. Maar nu even een stukje vrije arbeidsmarkt introduceren, even de machten tegenover elkaar en dan weer samen verder dirigeren? Het lijkt ons een hele opgave...’.
Willen de vakbonden dat en hebben ze dat bedoeld? Of was er, in tegenstelling tot wat Hilterman vermoedt, toch ook weer hier ‘onderling overleg aan de hand van zorgvuldige cijfers?’ Wij geloven het laatste, ook al hadden de partijen voor dit vreedzame spel hun samurai-kleding aangetrokken.
De p.s.p. begreep tenminste waarom het ging, toen deze partij aan de onderhandelende groepen een verklaring zond, waarin een forse loonsverhoging werd geëist, met tegelijkertijd een prijsstop. De drie miljard, die het zaakje thans kost, zou uitsluitend uit de winsten moeten worden betaald en, zo betoogt de p.s.p., dat kán.
Men hoopt daarmee de inflatiespiraal tot stilstand te brengen, maar ik vrees dat de p.s.p. hier wat al te gemakkelijk over realiteiten van dit maatschappelijk en economisch bestel heenstapt. Het kan hier en daar wel, het
| |
| |
kan in andere bedrijven absoluut niet.
Wat dan?
In het Gezamenlijk Program van n.v.v. en k.a.b. worden wegen aangegeven, waardoor de positie van de arbeider principieel kán veranderen zonder in de noodlottige inflatiespiraal terecht te komen. Inschakeling van de arbeiders bij de studie voor de vaststelling van langere termijnprognoses, verandering van de interne bedrijfsorganisatie, waarbij de uitvoerende arbeider ingeschakeld wordt en waardoor ook mede leiding gegeven kan worden aan de aard van de investeringen, die tot op heden meer in de breedte, voor de toekomst echter meer in de diepte zullen moeten worden gezocht (d.i. mechanisatie en automatisering), aandeel in de winst, uitgekeerd in de vorm van financieel aandeel in het bedrijf enz. enz. Te veel om hier op deze plaats op te sommen.
In de recente onderhandelingen is van dít deel van hun actieprogram nog maar weinig naar buiten gekomen. Of er binnenskamers over gepraat (‘gestreden’) is, weten wij niet.
In ieder geval is dit een programma dat een ander geluid laat horen, nog vaag, nog onuitgewerkt en bovenal nog weer te veel betrokken op de bevoorrechte situatie van de Westerse arbeiders. Maar het ís iets, iets dat poogt de nooit eindigende rekenerij, die vaak evenveel minnen als plussen bevat en die telkens weer de plus laat betalen door de min van anderen, te vervangen door een eerste paragraaf uit een nieuw rekenboekje, dat meer dan Nederland, meer dan de e.e.g., dat de wereld op het oog heeft.
|
|