Tekenen van tegenspraak
Het lukte na enige moeite, ook in Het Parool te lezen dat de Staatsprijs voor Letterkunde was toegekend aan Theun de Vries. Het desbetreffende berichtje was, anders dan vroeger wel eens het geval was, ergens op een binnenpagina geplaatst. De frontpagina is, zoals elke abonné dagelijks kan ervaren, voor belangrijker nieuws bestemd.
Wie voor dit literair-politiek understatesmanship niet ongevoelig was, kon benieuwd zijn naar de redactionele kronkel van Het Parool ter gelegenheid van de uitreiking van de Prijs in het Muiderslot op maandag 23 september door de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. De communisten kwamen Het Parool te hulp. Het is de lezers van die krant bekend, dat zij de eigenlijke oorzaak zijn van alle vormen van sociale onrust. Zij - wie anders? - zorgden ook voor een staking in enkele dagbladbedrijven, juist toen hun partijgenoot De Vries de Staatsprijs uit handen van de Minister ontving. Het Parool kon zich dus veroorloven, op woensdag 25 september in een verzamelrubriek op pagina 7 ‘nieuws in een notedop van vrijdag tot dinsdag’ in zeven regels aan zijn lezers te melden, dat aan de 56-jarige Amsterdamse schrijver Theun de Vries... [Ach, als het niet om pagina drie was...]
Ks
Een jaar geleden werd op deze plaats in Maatstaf, naar aanleiding van een polemiekje tussen Sybren Polet en Max Nord, aan de letterkundigen de vraag gesteld, waarom zij geen bustocht organiseerden naar Den Haag, in plaats van naar Apeldoorn (waar velen van hen het hoofd van Garmt Stuiveling, nadien voorman in de actie der letterkundigen, kwamen opeisen). Van een bustocht is niets gekomen, wel van allerlei andere acties, die vooral boeiend waren door de reacties erop van alle man van Neerlands stam. Het is nuttig, alle persknipsels, die van de ingezonden stukkenschrijvers, de hoofdredactie van Het Parool, de gebroeders Van het Reve enzovoorts enzovoorts zuinig te bewaren in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum. Latere geslachten, die zich meer dan het huidige bewust zullen zijn van de sociale implicaties van de actie, zullen er materiaal in vinden voor een studie over de plaats van de literatuur in de samenleving van de tweede helft der twintigste eeuw. Na alles, wat tijdens de actie, over de plaats van de letterkundigen in de samenleving te berde is gebracht, is er weinig behoefte aan nog een beschouwing over dat onderwerp, zoals in het boven aangehaalde artikel werd aangekondigd. Wel is het