Maatstaf. Jaargang 11(1963-1964)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 478] [p. 478] A. Marja [Gedichten] De christen Dat god hoe onvoorstelbaar mens kan worden geworden is en eeuwig worden wil het blijft verheven wartaal voor de horde waarvan ik die dit zeg in niets verschil want als ik uitverkoren mij vertil en mij tot zijn getuige aan ga gorden hoor ik hem zeggen: niets dan lege borden breng jij hier in dus wees in mijn naam stil. En toch en toch nu ik gestorven leef en niet van angst maar van verrukking beef als ik besef het komen van zijn orde het kan niet anders - wat ik kreeg ik geef het weer op mijn beurt door hoe schots en scheef: geloof dat hij als u en ik kan worden. [pagina 479] [p. 479] De misanthroop Van jongsaf had ik maatschappijn: ik moest alleen en anders zijn. Toen ik mijn lesjes had geleerd zat er van binnen veel verkeerd. De laffe trucjes van het tuig vullen mijn slokdarm tot mijn huig. Vandaar mijn enige vermaak: dat ik u in uw smoelen braak. Vorige Volgende