Maatstaf. Jaargang 11
(1963-1964)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 179]
| |
[pagina 180]
| |
35Aan L.J. Veen
[Parijs 8 december 1890]
WelEd. Heer. U dank zeggende voor Uw aanbod, meld ik U dat Noodlot zeer spoedig reeds verschijnen zal bij de Uitgeversmaatschappij Elzevier. Met alle hoogachting Uw dienstw: Louis Couperus.
contracten
22 augustus 1892 contract met L.J. Veen: Extaze: f 550, Eene Illuzie: f 500, volgende drukken f 300. 1 augustus 1893 contract met L.J. Veen: Majesteit: f 1500, volg. dr. f 1000. | |
36Rome 10 januari 1894
Er zijn toch geen beduidende drukfouten in Extaze; alleen op bl. 199, onderaan, verwaaid voor verdwaald. Mag ik dus de correctie maar aan U opdragen: dit zal veel tijd uitsparen. Ten minste als u mij vast belooft nauwkeurig te zijn en mijne spelling en vooral mijne teekens [die den geheelen stijl soms uitmaken] te eerbiedigen. Kan ik hierop vast rekenen? ... | |
[pagina 181]
| |
Brussel 12 april 1894
... Als ik zoo plannen maak, zie ik U ook eigenaar van Eline Vere, en dan een geïllustreerde editie van al mijn werken, ook de poëzie! Een groote illuzie, zal u misschien uitroepen, maar illuzies doen leven. Enfin, mocht er ooit questie van zijn, dan zult U wel genoeg energie ervoor hebben. Maar Noodlot is misschien iets van dadelijker zorg. [...] Van den zomer hoop ik wat kleine dingen te schrijven, en onderwijl caresseer ik het motief voor mijn volgenden roman; die Metamorfoze zal heeten; het leven van een modern literair artist. Dat is voor de toekomst.
contracten
1 juni 1894 contract met L.J. Veen: Reisimpressies: f 500, v. dr. f 300. 4 december 1894 contract met L.J. Veen: Williswinde: f 200, v. dr. f 100. 9 juli 1895 contract met L.J. Veen: Wereldvrede: f 2000, v. dr. f 1500. | |
[pagina 182]
| |
39Maurits Wagenvoort publiceerde onder de schuilnaam Vosmeer de Spie in 1891 Een Passie en in 1895 Felicia Beveridge
Rome 12 februari 1896
... Wereldvrede zal nu wel gereleveerd worden door Netscher en ten Brink. Trouwens, die enkele hatelijke artikeltjes van J en X. en N zullen het wel niet zoo deeren. Ik blijf er zeer tevreden over. Het ligt in de lucht af te keuren tegenwoordig. En er is zoo bitter, bitter weinig in ons landje: misschien alleen Borel; dat is prachtig. Wagenvoorts boek verdiende ook niet zulke kritieken: er zit zeer veel moois in. Maar als een Hollander niet bij zijn theestoof blijft is het niet goed! ... | |
40Het werk: Metamorfoze
[11 juli 1896]
... Het is eenigszins autobiografie, voor zooverre het werk geeft de kunst-evolutie van een modern auteur, die eerst poëzie schrijft en later proza. Er komt dus van zelf heel veel in van mij zelven. ...
contract
2 juni 1897 contract met L.J. Veen: Metamorfoze: f 2500, v. dr. f 1800. | |
[pagina 183]
| |
41Dresden 24 november 1897
... Uw eerste brief heeft mij een schrik bezorgd.... U herinnert me aan een belofte, die ik tot mijn schande... vergeten was! En nu heb ik het manuscript van Metamorfoze al weggegeven aan mijn vriend Ram! Het doet mij verbazend leed, en mijne vrouw heeft er mij al over onderhouden. Als u mij nu ook een standje maakt, dan buig ik deemoedig het hoofd, want ik kan er niets tegen zeggen. Maar een mensch kan zich altijd pogen te verbeteren, en als ik U nu beloof het manuscript van Psyche, dat ik u zenden zal, zoodra de novelle in Januari verschijnt, mag ik dan hopen, dat U mij niet een al te grooten woordbreker vind? Intusschen, duizend excuzes: het doet mij waarlijk leed, dat ik zoo suf ben geweest! ...
contracten
1 maart 1898 contract met L.J. Veen: Psyche: f 1200, v. dr. f 800. 1 maart 1899 contract met L.J. Veen: Fidessa: f 700, v. dr. f 450. | |
[pagina 184]
| |
niet, want ik lees die pamfletten niet. In Indië, door de Indische Revue werd ik eerst allerliefst ontvangen, geinterviewd, etc, maar toen ze vonden, dat ik niet beminnelijk genoeg was met kennismaken, handjesgeven, lief zijn, en ik weet heusch niet wat nog meer, zijn er langzaam aan pamfletten in gekomen, over mij: ik las ze maar niet. Dat vind ik wel zoo eenvoudig. En nu adio, laat mij eens van U hooren en wees door ons beiden hartelijk gegroet.
contracten
4 mei 1900 contract met L.J. Veen: Langs Lijnen van Geleidelijkheid: f 2500, v. dr. f 1800. 10 mei 1900 contract met L.J. Veen: De stille Kracht: f 2500, v. dr. f 1800. | |
43Nice 6 oktober 1900
De laatste vellen Stille kracht heb ik nog niet ontvangen: anders zou ik ze al teruggezonden hebben. Ik ontving de ex: Langs Lijnen. Voor ik U er iets anders van zeg, kan ik niet nalaten dadelijk U te melden dat ik hoogst onaangenaam gestemd ben door het volgende. Ik zie namenlijk door den geheelen roman het woord salon, dat ik altijd en overal mannelijk heb genomen: de salon, veranderd in het salon: iets, waarvan ik kippenvel krijg; terwijl ik tevens niet begrijp wie de rustige brutaliteit heeft om dat het geheele boek door op eigen gezag te hebben veranderd. Want dat gezelve de schuldige zijt, kan ik niet aannemen: in al mijn boeken is salon altijd mannelijk genomen. Zeg mij dus s.v.p. wie dit gedaan heeft, of vorsch het voor mij uit: is het een corrector of een zetter, meld mij dan s.v.p. adres; want ik ben niet van plan het erbij te laten en wil dien vriend persoonlijk een reprimande toedienen. Ook ben ik van plan in het Vaderland in een artikel die onzijdigheid | |
[pagina 185]
| |
van salon te herroepen. Ik heb geen lust die bêtise te slikken. Ze bederft mij het geheele boek, dat ik niet meer heb ingezien en niet meer van plan ben in te zien. Misschien vindt ge dit overdreven, maar zoo zijn nu soms de zielen van ons, arme romanciers. Ik kan het boek niet meer zien. Laat me u nog zeggen, dat ik het mooi gedrukt vind, en dat het mooi openvalt bij iedere bladzijde. De band vind ik niet erg: mijn vrouw vindt dien echter niet leelijk. Maar het boek ligt in een kast, en ik kijk er niet meer naar. Zend mij spoedig de laatste vellen Stille kracht, en zorg met gestrengheid, dat dergelijke eigendunkelijkheden niet meer plaats hebben. | |
44Nice 7 oktober 1900
...en heb mij gisteren kunnen ergeren aan al die onzijdige salons. Ik heb u gisteren vlug geschreven en wil het van vandaag nog eens kalmer doen. Ik (had) namelijk, dat ge zoo spoedig mogelijk uitvorscht wie al die eigendunkelijke veranderingen zich heeft aangematigd. Zoowel mijne vrouw als ik vinden het eenvoudig van zulk een ongehoorde brutaliteit, dat wij er versteld van staan. Het is mij iets onbegrijpelijks, van arrogante eigendunkelijkheid en brutaliteit, dat als ik de revizie-vellen verzend (tot) afdrukken iemand anders er op zijn eigen houtje in gaat zitten knoeien. Was het éen keer, in den beginne, veranderd, ik zoû nog kunnen gelooven aan een zetter of corrector, die dacht, dat ik mij vergist had en die mij ten beste die vergissing wilde veranderen. Maar dat eenvoudig weg door den geheelen roman een woord, dat ik steeds zoowel in mijn spreektaal, als in al mijne werken mannelijk nam, veronzijdigd is geworden door iemand, die het niet met mij eens was, neem ik niet aan. Ik verlang, dat men afdrukt, precies naar mijne laatste revizie, en afdrukt precies zooals het er staat, zonder er tittel of jota aan te veranderen. Ik wil liefst zelve de verantwoordelijkheid van mijne woorden dragen. Ik vraag u dus dringend: vind voor mij uit wie mij | |
[pagina 186]
| |
dit heeft geleverd, opdat ik mij beklagen kan. Zooals ik u zeide, zal ik in de pers dat onzijdige geslacht herroepen. Het mooiste is, dat in het begin het woord nog eenmaal mannelijk gehouden is. Verder is er ook geknoeid met het lunch en de lunch. Ik zeg het eerste: hier en daar is dit mannelijk genomen. Ik denk, dat ik mijn stukje naar den groenen Amsterdammer zend. Ik hoû liever niet van die histories in het publiek, maar dit is mij te bar. ... | |
45Couperus vergaf en vergat de blunder nooit. In 1905 en in 1914 komt hij er op terug
Nice 28 oktober 1900
Thieme heeft zijne verontschuldigingen aangeboden. Ik zal de tijdschriften maar niet met het zaakje vervelen en het publiek zal er wel over heen glippen. Verklaren kan ik mij de betweterij van (den) corrector echter niet. [...] Wereldvrede wordt in het Italiaansch vertaald door de gravin Dina de Sordevolo, [...] en Langs Lijnen... in het Fransch, voor de Echo de Paris, door Teodor de Wyzewa. [...] [P.S.] Laat het maar eens ergens drukken, dat de twee boeken vertaald worden: dan zien mijn preutsche landgenooten, dat ze me in het buitenland nog wel mogen...
knipsel uit het archief van de gids
Langs Lijnen van Geleidelijkheid was in de mei-, juni- en juli-afleveringen van De Gids verschenen. Van Dag tot Dag was de dagelijkse rubriek van de hoofdredacteur van het Algemeen Handelsblad, Charles Boissevain | |
[pagina 187]
| |
Van Dag tot Dag
Toen ik al reizende onder vreemdelingen opmerkte, dat - gelijk ik gisteren mededeelde - vele onzer diepe overtuigingen betreffende hetgeen rechtvaardigheid en eerbied voor de rechten van zwakken eischen, burgerlijk ouderwetsche vooroordeelen werden geacht door overbeschaafde cynische Russen, rees bij mij hartstochtelijk de wensch dat ons Hollandsche volk steeds burgerlijk ouderwetsch mocht blijven. Doch de eerste indruk dien ik in 't vaderland teruggekeerd ontving, schijnt te bewijzen, dat leiders der openbare meening alhier pogen ons burgelijk volk op zijn Fransch artistiek te maken, en dat de redactie van De Gids er op gesteld is haar maandschrift ongeschikt te maken om onbeheerd op de tafel in de huiskamers gelaten te worden. De roman van Couperus is er een die, in een lichtgeel bandje, tusschen soortgelijke Fransche romans, uitgegeven, liefhebbers van dergelijke kunst aangenaam kan zijn. Maar ik ben burgerlijk ouderwetsch, onartistiek, philistijnsch, wat men maar wil, genoeg, om scherp af te keuren het opnemen van zulk een roman, in een Hollandsch tijdschrift, dat door de vrouwen en zusters en dochters van Hollanders gelezen wordt. Grof zinnelijke beschrijvingen zijn wellicht zeer artistiek, maar ze passen niet in het tijdschrift, dat Potgieter stichtte, en wat mij aangaat, ik vind niets zoo onmanlijk als dergelijke kunst. Ik haat zulke kunst als een uiting van zinnelijke verwijfdheid. Ik ga straks wat in Willem Leevend lezen. Dat is Hollandsche kunst!
vier brieven van abonnees aan de secretaris der redactie, mr. j.n. van hall, uit het archief van de gids
De Stille Kracht was in de september- en oktoberafleveringen van De Gids verschenen. | |
[pagina 188]
| |
De laatste brief is van de hand van Ch. Boissevain. Hij begint met een zinspeling op Van Halls bespreking van De Briefwisseling tusschen Huet en Potgieter, in De Gids 1899 II, blz. 496.
15 oktober 1900
Daar de Redactie van de ‘Gids’ het blijkbaar noodig oordeelt, om ook haren lezers tegenwoordig steeds pornographische lectuur van de ergste soort voor te zetten, verzoek ik U hiermede beleefd om bovengenoemd tijdschrift en de nog dit jaar af te leveren nummers niet meer aan mijn adres te willen zenden.
Oktober 1900
....zóó vol voorstellingen van ontucht en zedeloosheid, zóó vol beelden van dierlijke zinnelijkheid en wellust, dat ze noodzakelijk verbannen moeten worden uit elke huiskamer waar opgroeiende jongens en meisjes een oog zouden kunnen slaan in het boek dat Vader even open liet liggen. ...
8 november 1900
... Ik moet nu de Gids achter slot bergen, omdat ik meisjes van zestien tot twintig jaar in huis heb.
Naarden 11 november 1900
... Had ik geschreven over de verschijning van Potgieters brieven in de Gids, dan had ik aangeduid hoe geërgerd hij zich zou hebben over wat gijlieden gemaakt hebt van het tijdschrift dat hij rein hield. Gij hebt er pornographie in opgenomen, die te bezoedelender is voor de verbeelding door het groote talent waarmede de decadente schrijver die | |
[pagina 189]
| |
smakelijk maakt. Wat men ook teemen moge over l'art pour l'art, pornographie in een boek en in een tijdschrift zijn twee. Gij zijt de erfgenamen van hen die de Gids toegang gaven in alle huiskamers. Dat legt verplichting op u. Ik was onlangs op een heerendiner. Bij geen der 8 heeren - mannen van naam en positie - mocht de Gids meer in de huiskamer. Voor verdere toelichting ontbreekt mij tijd en lust. | |
46Zulk een boek: Langs Lijnen van Geleidelijkheid
Nice 10 november 1900
... De critieken kreeg ik; Nouhuys heb ik een brief geschreven. Het is vreemd zooals men zulk een boek in Holland zonderling beoordeelt, als ik bedenk dat de Wyzewa mij oogenblikkelijk een langen brief schreef en verzocht het boek te vertalen in het Fransch. Als ze het nu beschouwden als de studie van een vrouw, die zich in drie mannen als in drie spiegels anders ziet, en toch de zelfde blijft, dan zouden ze het misschien meer waardeeren... Enfin, in alle gevalle wordt het niet doodgezwegen... | |
47Nice (november-december 1900)
Wij zijn beiden verrukt over De Stille Kracht, die gisteren in gebatikt katoen en fluweel zijn intocht deed!! Het is prachtig mooi, ik kan niet anders zeggen. Wij zijn er beiden in extaze over, en ik heb een kinderachtig plezier dat mooie boek telkens in mijn hand te nemen. Ik dacht eerst aan een paar kennissen er een paar cadeau te geven, maar ik ben er te gierig toe, en hoû al de exemplaren voor mijzelf! Hulde, hulde!! Ik zal zeggen, dat ze ze maar moeten bestellen. Kosten ze duur en de fluweelen, is die ook in den handel, of | |
[pagina 190]
| |
is dat maar iets buitengewoons voor mij?? Maar ik zal er over moeten hooren, over die ‘luxe’, waarin ge dat onfatsoenlijke boek hebt gekleed! Onfatsoenlijk en luxueus, dat is te erg, hoor, samen! ... | |
4826 maart 1901
... Ik werk geregeld voort aan De Familie en de kennissen, naar het voorbeeld van Meester Zola: nulle dies sine linea. Het is prettig werken als men er geregeld in blijft; in Indië werd het schrijven telkens onderbroken, en was ik er telkens uit. Het boek speelt in Den Haag, als ge wilt genre Eline Vere maar rijper; in côterieën half Indisch, half Hollandsch, een meer werkelijke maatschappij, dan die van Eline, die nog gezien werd door den humbug heen der jongere jaren! Helaas, ze zijn weg, die jaren! ...
contracten
1 mei 1901 contracten met L.J. Veen: Babel: f 1250, v. dr. f 550, De kleine Zielen en Het Late Leven: f 6000, v. dr. f 3600. | |
[pagina 191]
| |
50Van Deyssels kritieken: G. van Hulzen en Louis Couperus in het Tweemaandelijksch Tijdschrift van maart 1901 [Verz. W. Nieuwe Reeks II 84]
Nice 15 juni 1901
... Ik vergat U verleden te schrijven, dat ik volgaarne op uw verzoek aan U afsta de oorspronkelijke manuscripten van De Stille kracht en Babel. Zoodra ik energie heb een pak te maken, zal ik ze u zenden, tegelijk met het exemplaar Tweemaandelijksch. Nu, als mijn romans fraîcheur missen... dan zoû ik zeggen dat van Deyssels kritieken ze ook verloren hebben: het is niet eens een aardige uitmakerij-voor-alles-wat-leelijk-is, wat hij indertijd geestig kon doen, maar een allermakst artikeltje, vind ik. En wat een gezanik zijn die andere kritieken!! [Over Ary Prins] [...] De Boeken der Kleine Zielen zullen in vier romans geschreven worden; dus met III en IV kom ik later bij U aan. Mijn vrouw, - strengste recensent, die ik heb - was zeer tevreden over De Fam. en de kennissen en vond in het begin van Het Late Leven veel moois. In boek III gebeuren de groote tragedies; in boek IV is mijn kleine held, nu 13 jaren, een man. - Zoo ge kans ziet I en II tegelijkertijd in Nov. a.s. te geven, zoudt ge, ‘als God het wil’, III en IV voor het volgende jaar hebben.... ... | |
[pagina 192]
| |
vrienden etc. Het wordt den laatsten tijd zoo eenvoudig weg als een verplichting beschouwd, en niet als een beleefdheid, dat ik nauwlijks een dankje krijg, en ik maak dus grève, en laat den volke weten, dat ik voortaan geene presentex. meer zend. Ik maak een uitzondering voor mijn schoonmoeder. ... | |
52Nice (25 juni 1901)
... De titel F. en K. bevalt mij in eens niet bizonder: ook zie ik Haverschmidt, Familie en kennissen!!! Dus stel ik u voor alzoo te betitelen: De Boeken der kleine Zielen De kleine Zielen. Daar het eerste Boek een entrée-en-matière is voor de 3 anderen, is de titel ook zoo heel goed. Het Late Leven blijft. Voor III en IV zit ik mij ziek te denken, hoewel ik precies weet hoe de boeken worden, vind ik nog geen ondertitels. Wij zoeken nog... | |
53Nice 28 juni 1901
... Ja, dat kunt ge begrijpen: De kleine Zielen drukken naar het origineele M.S.! Nooit en nimmer! Daar heb ik te veel menschenliefde voor, voor zetter en mijzelven. Wat een proeven heb ik met De Stille kracht ontvangen: ik ben er gek van geworden.... en Van Hall indertijd ook!!. Neen, ge krijgt spoedig een pakket: met een groot stuk copie Zielen [het eerste deel van Boek I] en dan is het goed dat ge zetten laat: dan kan ik geleidelijk nu al de proeven nazien. ... | |
[pagina 193]
| |
contract
Oktober 1901 contract met L.J. Veen: Over lichtende Drempels e.a. novellen: f 1000, v. dr. f 600. | |
54De Astrale Dood: dit wordt Over lichtende Drempels
Nice 16 mei 1902
Van Hall zal u het handschrift van De Astrale Dood zenden: de novelle komt niet in de Gids: de redaktie vond het verhaal te theosofiesch en daarbij onzedelijk, en hoewel ze, uit égards voor hun oud-mede-redakteur de novelle niet weigeren wilde, heb ik geschreven, dat - als het Juni-nummer geen gevaar liep - ik liever na hunne bedenkingen de novelle terug wilde hebben. Waarop van Hall mij bijgaand epistel zond. Bewaar dus het manuscript tot gelegener tijd. [...] Verleden las ik de twee laatste Boeken over, en was er wel tevreden over: ik geloof, dat de twee laatste de mooiste zijn, voor zoover ik er zelf over kan oordelen. Gekke dingen zeggen de kritieken toch soms: verbeeld je: iets van Italiaansche schilderijen in Het Late Leven en iets van Italiaansche lucht!!! Terwijl in àl de boeken de Hollandsche lucht grauw en angstig (dreigt)! ...
contract
1 juli 1902 contract met L.J. Veen: Zielenschemering en Het heilige Weten: f 6000, v. dr. f 3600. | |
[pagina 194]
| |
Nice 10 januari 1903
... Nu wilde ik u nog spreken over onze haute-finance. Ik krijg, ik denk, de volgende maand, het geld dat mijn vader mij naliet, en nu zoû ik wel eens de sensatie willen kennen nergens een beer te hebben! Daarom zoû ik u willen verzoeken: reken eens uit, precies, met rente, wat ik u schuldig ben laten wij zeggen tot 1 maart toe. Dan laat ik u dit door Scheurleer overmaken en zijn wij frisch. ... | |
56De afrekening van zijn vaderlijke erfenis duurt langer dan Couperus gedacht had
Nice (Eind april 1903)
En ik, die zoo gaarne in Mei schoonschip had gemaakt. Enfin, we zullen het nu maar later doen. Beer bij Scheurleer, beer bij jou! Het is een beroerde boel. En alles mijn schuld, want mijn vrouw kan zuinig zijn, als het moet. Ik weet niet wat dat bij mij is: ik doe niets dan rekenen, en als ik kijk naar het geld, is het weg! | |
[pagina 195]
| |
59Nice [Begin november 1903]
... je volgt misschien Dionyzos in Groot-Nederland, dat wordt een flink boek, en ik ben er zeer tevreden meê: [wat ik erg zelden ben]: ik heb het met pleizier en genot geschreven en er zit erg veel fraîcheur in, geloof ik, et la beauté pour soi-même, om zoo eens te zeggen. [...] Die complete editie lokt mij erg toe. [...] Goed, reken maar eens uit, maar, beste kerel, wees een goed vriend, en reken zoowel in je eigen voordeel, als in het mijne! God, god, ik moet zoo rekenen om er te komen. Dat vervloekte geld! Wij leven zoo eenvoudig wij het kunnen doen, misschien alleen reizen wij nog te veel, maar daar heb ik soms zoo een behoefte aan: ik kan niet vastgroeien op een plek, maar verder draai ik iedere sou om voor ik hem uitgeef!! En het is altijd rekenen en nog eens rekenen: mijn arme vrouw doet wonderen om de boel aan de gang te houden. Wij zijn niet zuinig van natuur, het zit ons geen van beiden in het bloed, maar daarom is het ons te moeilijker. Enfin, ik leer wel de kunstjes:... ... | |
60Nice (Begin 1904)
Je bent me er een! Daar zendt je me de cheque en niet geëndosseerd, zoo dat ik hem - ik had al geteekend - niet kon ontvangen - vooral omdat het bij Carlone was, een beroerde bank, die altijd wat te vertellen heeft. Aan het Credit Lyonnais hadden ze me denkelijk wel het geld gegeven; misschien echter oók niet, want de cheque is zoo niet in orde. Ik zend hem je dus terug, endosseer hem, en zend hem dan maar weêr, maar doe het een volgende keer niet meer op Carlone: ik haat die lui. Dan op het Credit | |
[pagina 196]
| |
Lyonnais. In verlegenheid ben ik niet, want ik heb altijd mijn credietbrief voor plotselingen geldnood! Wij gaan 26 Febr. van hier, naar Rome [Hôtel du Sud, Via Lombardia]. - Zoo, hebt ge al de Band voor Dionyzos? Van wie? Is hij mooi en ‘klassiek’ gehouden? Zend hem mij eens, om te zien! Wanneer denkt ge Dionyzos te geven? Ja, ge rekent al heel lang over mijn complete uitgave! 1½ jaar!! Enfin, zoo vlug als ik leef, is niet iedereen, geloof ik!! ... | |
61[Rome 15 maart 1904]
Dank voor de chèque, in goede orde ontvangen. En het portret, dat opspookt uit het verleden! Wij hebben het ook nog, geloof ik, in een oud familie-album: het is in Port-Saïd gemaakt, honderd jaar geleden: is het een cadeau aan ons, van den Commandant Hendriks?? Dat staat er ten minste achter geschreven..... Maar ik sta je het gaarne af, als je mij op mijn negende jaar - het voorhoofd zonder einde, handen als van een aap, en ooren als van een olifant! - gaarne nu en dan wilt aanschouwen! Addio, tot ziens in Mei! Ik zal de proeven nazien!
contract
27 mei 1904 contract met L.J. Veen: de auteursrechten van alle bij Veen verschenen werken incl. de eerste druk van Dionyzos en het door Veen van Elzevier gekochte Noodlot: f 12000.
Van dit bedrag werd f 7000 uitbetaald, daar Couperus in november 1900 f 5000 van Veen geleend had | |
[pagina 197]
| |
62In 1903 werd het maandblad Groot-Nederland opgericht, met Couperus, Van Nouhuys en Buysse als redacteuren
Nice 5 september 1904
... Van den zomer heb ik niet gewerkt, maar nu ga ik goed aan den gang: de roman zal heeten [met dubbelen titel]: Van Oude Menschen; De Dingen, die Voorbij zijn. In het genre van Kleine Zielen. Ik heb het idee ervan al lang in mijn hoofd en van den zomer bepeinsd: nu is het maar te schrijven. Ik denk, dat er dit jaar wel het grootste gedeelte van geschreven zal worden, zoo niet voltooid. Dan eerst in Groot-Nederland [...] Mijn groote idee voor het volgende jaar is Heliogabalus [ik ben erg verdiept in Romeinsche Historie.]; en deze roman wil ik niet in Groot-Nederland zetten, want wij moeten een beetje rekening houden met onze ‘fatsoenlijke’ lezers. Je krijgt dus de primeur: ik zal het niet te erg maken en denken aan mijn Hollandsch publiek: ook zoû ik de roman wel tegelijk met de Hollandsche uitgave, in een Fransche vertaling willen geven. ... | |
63[Rome 28 januari 1905]
Ik blijf hier een groote 14 dagen, om studies te maken. De historische roman is De Berg van Licht [Helegabalus]; natuurlijk schrijf ik in Holl: maar ik hoop hem in het Eng. en Fransch vertaald te krijgen, en uittegeven als oorspr: werk. Wilt ge een maand daarna de roman in het Holl: hebben, goed, maar ik treed absoluut niet in zoogenaamde ‘verminderde prijzen’, mocht ge het boek rekenen onder de minder verkoopbare. Ik, voor mij, heb geen | |
[pagina 198]
| |
oordeel, of het verkoopbaar is of niet. De smaak van het publiek blijft mij een beminnelijk raadsel. Het wordt een boek ik zal zeggen, genre Quo Vadis. Ik geef het niet aan Gr. Nederl. want daar zijn de zeden van Helegabalus niet geschikt voor. Ik zal er zeker nog wel dit jaar aan schrijven. | |
64Nice (April) 1905
Het is zoo goed als zeker, dat mijn Romeinsche roman: De Berg van Licht in het Fransch vertaald zal worden, door [mij, en] de vertaalster van La Mort des Dieux van Meriskowsky: een heele energieke vrouw, die zeer veel voelt voor het plan, en met wie ik deze zomer zoû samenwerken, en geheel op zich neemt de bemoeiingen met de uitgevers. Zij heeft invloed en vele relaties; het zal dus wel lukken. Zij zoû gaarne den roman in het Fransch geven van dit najaar: het zal dus ‘werken!!’ zijn van den zomer. Wilt gij daarna de Hollandsche roman hebben, dan heb ik hier natuurlijk geen bezwaar tegen. Het zijn drie deelen [ieder deel 100 bl. manuscript.]; dus ⅓ grooter dan het gewone type van ‘grooten roman’, die twee deelen telt. In Groot-Nederland zal niet meer komen, dan hoogstens éen of twee fragmenten: het boek is èn te lang, en niet geschikt voor ‘de huiskamer’. Wilt ge er dus, voor de eerste uitgave, voor geven f 4500.- [gewoon berekend naar het honorarium van f 3000- voor twee deelen] dan is het het Uwe. Ik ben expres drie weken in Rome geweest, voor enkele naspeuringen. Ik vertelde u reeds dat het is de roman van Helegabalus. Nog dit: het eerste deel zoû bijna als apart boek kunnen gegeven worden: het is Helegabalus te Emessa tot zijn uitroeping tot keizer. Kunt ge dus misschien iets arrangeeren, dat het eerste deel apart verkrijgbaar zoû zijn, dan zoû dat misschien voordeelig zijn. Ik weet het niet. Het is alleen een suppositie. Maar het eerste deel is een afgerond geheel. | |
[pagina 199]
| |
[100 bl.] en bijna geschikt voor de huiskamer: de andere deelen niet... Ik hoor gaarne gauw uw beslissing, daar ik uw opinie zoû willen weten vóor ik définitief met Fransche uitgevers onderhandel. | |
65Imperia: niet de korte arabesken van zijn poes, maar Een mysteriespel van de vijf zonden, onvoltooid gedrukt in Gr.-Ned. 1904 en Proza III [1925], Endymion: verhalende sonnettencyclus, onvoltooid gedrukt in Gr.-Ned. 1904 en 1906, ‘een grapje ertusschen door’
Nice (April) 1905
Het doet mij leed uit je brief te vernemen, dat de verkoop van de laatste boeken niet aan de verwachting beantwoordde; toch meen ik, dat de Drempels het wat hebben opgehaald, want toen ik in Amsterdam was, [als ik mij wel herinner] was de winst daarop nog nihil. Dionyzos moet je maar beschouwen als op den koop toe gegeven van onze groote transactie, wat toch ook werkelijk het geval was. Ik verlang intusschen niets lievers, dan dat je met mij zaken maakt en goede ook, geen twijfelachtige, en daarom ben ik bereid, later, met werken als Imperia of Endymion concessie's te doen, en - zoo je (die) wilt uitgeven - je te zeggen: geef mij er voor, wat je wilt en wat je kunt geven: zelfs al zoû het niets zijn, om weêr het verlies in evenwicht te brengen. Ik denk toch wel, dat Imperia - uitgegeven zonder honorarium aan den schrijver - geen verlies voor je zoû zijn.... Maar met De Berg van Licht is dat anders. Het is een groote, historische roman, die mij veel studie en veel arbeid vertegenwoordigt, ik denk leesbaar en verkoopbaar [al is het niet voor de huiskamer] en waarvoor ik je niet anders dan een normale prijs vraag: f 4500.- voor drie deelen, waar je mij f 3000 geeft voor twee delen. [Primeur; alleen een paar fragmenten 40 à 50 bl. copie voor Gr. Nederland voorbehouden.] En ik kan waarlijk mij | |
[pagina 200]
| |
Fragment van brief 75 (blz. 210)
| |
[pagina 201]
| |
[pagina 202]
| |
op deze prijs niet laten dingen, noch f 1200- - zoals je doet, noch wat ook maar. Je moet begrijpen, beste vriend, dat zoowel mijn trots als mijn waardigheid daar tegen op komen. Ik verminder niet en nooit de normale prijs van mijne groote proza-romans. Dat staat vast, ook al zoû ik het boek niet uitgeven en in een lade wegsluiten. Kàn je mij die prijs er niet voor geven, omdat je er geen winst uit zoû halen, na de betaling van dit honorarium, dan spijt het mij meer dan ik zeggen kan, maar dan nemen we afscheid van elkander, zonder boosheid en zonder rancune. Ik ben zeker ontstemd geweest na je voorlaatsten brief in November waar je mij - na twee maanden wachtens - op een wat al te ronde toon [misschien] ‘waarheden’ zeide, die een auteur zelfs in bloemrijker stijl nooit aangenaam vindt te vernemen. Ik ben nu niet meer daarover ontstemd, en ken je genoeg om te weten, dat je niet bedoelde mij te krenken, dat alleen de teleurstelling van den handelsman je op dat oogenblik wat harde woorden gebruiken deed. Enfin, ‘zand daarover’: ik ben daar heusch niet meer om ‘boos’, ook al ben ik er wel langen tijd ontstemd over geweest. Wij zullen het daar dus niet meer over hebben. Maar ik herhaal, amice, dat je begrijpen moet, dat ik mij niet laat afdingen, waar ik niets buitensporigs vroeg: f 4500. voor 3 deelen, 1ste uitgave primeur. [...] Zie daar, beste vriend, alles wat ik u melden kan. Ik kan waarlijk niet, en nog meer om moreele dan om materieele redenen, een pas terug gaan, waar mijne eischen normaal zijn en niets buitensporigs bevatten. Ik ben bereid, later, met andere werken dan proza-romans, concessie's te doen, zoo groote als gij maar wilt. En ik hoop van harte, dat gij - na nog eens berekend te hebben - met mij zult kunnen meêgaan; wat mij betreft: ik kan niets aan mijne eischen veranderen. Van harte de poot, en steeds als altijd In oude vriendschap Hij, die niet anders wenscht, dan je eigenste auteur te blijven! L.C. | |
[pagina 203]
| |
66Nice 27 april 1905
De Berg van Licht is af, dat wil zeggen, ik zal er nog den geheelen zomer aan moeten werken en overwerken, maar dat gebeurt al overschrijvende. En daarom kom ik nog eens hooren, wat je denkt van mijn laatsten brief. Dat je mij niet dadelijk hebt geantwoord, beschouw ik als een goed teeken, en ik hoop van harte, dat, je na beraad en berekening, aan mijn niet anders dan normale eischen zult kunnen toegeven. Het zoû mij heusch verwonderen als je van deze drie deelen geen pleizier zoudt hebben. Ik las er veel van voor in intiemen kring: men vindt het nu niet ‘zoo erg shocking’, door de heel ernstige wijze, waarop ik de zeden van den tijd heb behandeld. Ikzelve geloof, dat dit boek een van mijn belangrijkste werken zal blijven. Maar laat me nu niet mijzelven al te veel opkammen; dat te doen ligt ook niet in mijn natuur. Meld mij nu maar dat je heenstapt over die laatste f 600.- en goeden moed hebt. Ik zoû het allemachtig beroerd vinden naar een ander te moeten ‘overloopen’, maar je begrijpt, na mijn zeer gedecideerde ideeën in deze zaak, zoû ik niet anders kunnen doen, in geval je waarlijk mijn traktement ging verminderen! Laten we dus hopen, dat de zaak zich schikt: ik herhaal, met kleinere werken ben ik bereid tot concessie's. [...] Dat Dionyzos zoo slecht verkocht wordt is vreemd: ik hoor en lees er niets dan goeds over, en krijg er tal van enthousiaste brieven over!! Ook de kritiek [die je me nooit meer zendt; ik krijg wel eens wat te hooi en te gras] is goed.... Enfin, de wereld is nu eenmaal niet logiesch. | |
[pagina 204]
| |
van principe bij mij is, had ik gaarne het contract opgemaakt, alleen over De Berg van Licht; dus f 4500.- voor de eerste uitgave van de drie deelen van dien roman: - nieuwe uitgave, nieuwe voorwaarden. - Bij dezen brief doe ik je dan verder de belofte, dat ik je Imperia en Endymion afsta voor niets. Zoo blijf ik trouw aan mijn principe, ben zoo royaal als ik kan, en zoo hoop ik, dat ge niet al te ontevreden zult zijn, noch nu, noch later. Het spijt me, dat ge geen fragment van ± 40 bl. voor Groot-Nederland wilt afstaan [dat scheelt mij ± f 200.] maar als ge het waarlijk niet wilt, zal ik er niet op aandringen: ge zijt hierin natuurlijk in uw recht. Ik zend u nu een gedeelte copie. Beste vriend, soms denk ik dat je me te productief vind, maar ik kan er heusch niets aan doen. Ik werk veel, dat is waar, maar ik roffel niets af: en al mijn werk is met liefde gedaan. Aan dezen roman [erg paganistiesch!!] is heel veel zorg en studie besteed. Ik schrijf hem nu met heel veel aandacht, al overwerkende, over. Wil je het Eerste Deel voor het najaar, dan is dat natuurlijk goed: dat heb ik zeker klaar in de copie. Laat je gedachte eens gaan over den band, niet waar? En nu het beste; een flinken handdruk. Ik ben blij, dat we het hebben geschikt; Altijd je trouwe auteur!! L.C.
contract
11 mei 1905 contract met L.J. Veen: De Berg van Licht: f 4500 voor de eerste druk. | |
[pagina 205]
| |
goed met mijn Latijn hielp, geen presentex: heb gezonden. B.M. Vlielander Hein is papa, wien je op eigen houtje zondt; F.E. is de zoon, student, praeses van het Leidsche Corps. Maak gauw dat goed: het spijt me, dat er vergissing is geweest. Adresseer: Leiden, Rapenburg. Het bandje, beste kerel, is niet mooi, Het is zelfs niets, dezen keer. Ik dacht, dat we een klein medaillon, met figuurtje Auriga in goud zouden krijgen?? Ik zal nu mijn exemplaar in Rome maar laten inbinden, perkament en goud, volgens het Romeinsche model, waarin ik ook mijn klassieken heb. Zend mij s.v.p. zoo veel mogelijk kritieken en uitscheldpartijen. Zijn ze interessant, dan schrijf ik er na een brochure, als studie hoe een roman over homosexualiteit in Holland ontvangen wordt. Geen antikritieken, maar een placide brochure! Hier in Frankrijk is het motief een motief als een ander, maar bij ons is het natuurlijk verboden waar... ... | |
69Nice 1906
Je brief is niet zeer opwekkend. Ik heb er ook genoeg van en schei er meê uit. Daar ik geen lust heb mijzelve en jou te ruïneeren door boeken, die niet verkocht worden, heb ik de eer je vaarwel te zeggen. Beleef nog pleizier, zoo mogelijk, van Oude Menschen, en laat het daarmeê gedaan zijn. Ik schrijf, of liever ik geef voortaan geen letter meer uit in het Hollandsch. Ik schrijf in het Hollandsch, maar laat me (dadelijk) vertalen in het Fransch, en ga eens mijn succes in het Fransch probeeren. Mijn Hollandsche manuscripten leg ik verzegeld weg. Na mijn dood kunnen ze er meê doen wat ze willen, meê begraven misschien. Maar ik heb er meer dan genoeg van, van die eeuwige klachten, dat ik niet verkocht word, en mijn besluit staat vast. Ik zal in het Fransch, met collaboratie van iemand, die ik ken, wel minstens hier evenveel verdienen, als in Holland met die ellendige honoraria, die je me gunt. Et voilà. | |
[pagina 206]
| |
Van harte hoop ik dat de Oude Menschen het mogen redresseeren. | |
70Lido [Venetië] 7 juni 1907
Tot mijn leedwezen is het mij onmogelijk je voorwaarde aan te nemen, zodat wij voortaan maar van alle samenwerking moeten afzien. Het doet mij zeker leed, dat mijn laatste werken je finantieel nadeel hebben bezorgd, hoewel ik mij niet verklaar, dat je, niettegenstaande dit feit, de laatste jaren toch bereid was mij de gewone honoraria uit te betalen, en je zelfs een groote, onmiddelijke opoffering getroostte, om eigenaar te worden van mijn geheele ‘Oeuvre’. Maar daar ik geen man-van-zaken ben, leg ik mij neer bij de feiten en betuig je nog maals mijn groot leedwezen, dat wij, na zoo vele jaren samenwerking, van elkander afscheid moeten nemen. Ik doe het met een hartelijken handdruk, zonder rancune over zaken, die zeker ons beider schuld niet zijn. | |
71Siena 4 augustus 1907
Na onze laatste briefwisseling heb ik mij tot van Nouhuys gewend om zijn raad in te winnen, en hem te vragen of ik waarlijk te hooge honoraria eischte. Hij antwoordde mij zeer uitvoerig. Hij meende, dat je altijd zeer genereus met mij gehandeld had en voegde erbij, dat de laatste jaren over het algemeen de boekhandel - laat ons zeggen, de verkoop van romans - zeer slecht ging. Hij sprak mij van honoraria, die Buysse genoot, en die b.v. waren f 150.- voor een bundel novellen. Het schijnt dus wel, dat ik de goede jaren gekend heb, want zulke honoraria zijn mij nooit geboden. Ik wil mij niet verdiepen in de redenen, waarom romans en litterair | |
[pagina 207]
| |
werk in het algemeen, en mijn boeken in het bizonder den laatsten tijd zoo slecht gingen, maar wel wil ik je bekennen, dat ik van plan ben mij geheel en al terug te trekken. Dit voornemen doet mij zeker leed; ik heb mijn werk altijd zeer lief gehad; ik ben mij niet bewust, dat mijn talent in den laatsten tijd verminderde: integendeel behooren voor mij boeken als God en Goden, Dionyzos en De Berg van Licht onder de beste, de allerbeste, die ik geschreven heb. De onverschillige houding der critiek schreef ik toe aan nijd [iedere recensent is bij ons een gemanqueerd auteur] en het troostte mij altijd, dat het publiek mij waardeerde en deze waardeering bleek uit den verkoop van mijn werken. Nu het publiek zich terug trekt, trek ik mij ook terug, hoewel ik nooit een regel om geld heb geschreven en het nooit heb kunnen doen [je zult je herinneren, dat je mij een 5de boek der Kleine Zielen vroeg, hetgeen ik weigerde te schrijven]. Hoewel het mij dus leed doet en het een leêgte in mijn leven zal worden voortaan niet meer te schrijven, weiger ik te arbeiden voor tot onder de helft verminderde honoraria. Wat mijn laatste boekje betreft, Aan den Weg der Vreugde [een door mij met liefde geschreven novelle, die geheel als pendant van Extaze mag staan] het werkje is geschreven, het is af [wat Imperia en Endymion niet zijn, die dus onuitgegeven blijven] en mocht je het dus voor de door jou berekende som willen uitgeven als het laatste boek, waarmeê ik je lastig zal vallen, dan is het mij goed. Ikzelf heb het gaarne als boek in handen en dat ik er voor uit dépit over een toestand, die jou schuld niet is, naar een anderen uitgever zoû loopen, zoû te mal zijn. Je bent te eerlijk, dan dat je niet zuiver zoû hebben berekend, wat je er mij voor geven kunt. En hiermeê, amice, heb ik je, geloof ik, alles gezegd wat ik je te zeggen had. | |
[pagina 208]
| |
mij eerder te schrijven: ik kon mij je ongewone stilzwijgen niet goed verklaren. Te wachten tot ik een roman zoû hebben, kan ik niet, om de eenvoudige reden, dat ik vast van plan ben nooit meer een roman te schrijven. Het Hollandsche publiek, dat mijn beste boeken niet koopt, is mij heusch niet waard de tension d'esprit, die noodig is voor een groot werk. Ik ben weêr gaan schrijven, om het geld. Ons huis gaat goed, maar ik heb voor mijzelf te veel geld noodig, haar nieuwe arbeid verdient. Ik schrijf dus geregeld, iederen dag, mijn vier, vijf bladzijden, om geld. Om geen andere reden. In Groot-Nederland zullen iederen maand mijn stukken verschijnen: verder in enkele Couranten. Daar wil ik bundels van maken. Wilt gij ze uitgeven, heel goed: zeg maar, wat ge er voor geven wilt: grootte, 2 deelen, als de vroegere romans. Wilt gij ze liever niet hebben, dan ben ik wel genoodzaakt naar een ander uittezien. Ik heb propozities van een jong uitgevertje. Ik zoû het vervelend vinden je te verlaten, heel vervelend zelfs, maar een mensch schikt zich in veel. Verder geloof ik, dat ik genoeg talent heb, om zelfs in die kleine krantenschetsjes en novelletjes iets goeds te geven. Eerlijker kan ik niet zijn. Antwoord mij s.v.p. zoo spoedig mogelijk, daar ik beslissen moet. | |
73Nice 15 november 1909
Eindelijk krijg ik dan weêr eens antwoord. Ik hoop, dat wij het dus spoedig eens zullen worden en tot een besluit komen. Want ik kan heusch niet langer wachten. De bundels zouden bestaan uit: 1o kleine antieke verhalen [Romeinsche historie, mythologie etc.] 2o kleine schetsen, waarin ikzelve meestal hoofdpersoon ben: reisimpressies, kleine avonturen, etc. | |
[pagina 209]
| |
Alle deze verhalen zouden verschijnen iedere maand in Groot-Nederland. 4 maal in de maand in het Vaderland. En misschien nog in een paar andere couranten. Reken nu eens uit wat je mij per vel zoudt kunnen geven, en duid mij uit in welk formaat ge de bundels wilt publiceeren. Verder, Amice, is een hoofdvoorwaarde deze: Ik moet absoluut nog deze maand f 1200.- voorschot ontvangen, bij Scheurleer, waarvoor ik bereid ben - als rente, je òf Endymion af te staan, òf 6% te geven. Dus f 72.- rente. Onmiddelijk geldgebrek heb ik nooit, Scheurleer geeft mij crediet want hij beheert mijn vermogen, maar ik heb liever geen schuld aan hem, en daarom vraag ik je dit voorschot, liever in schuld zijnde bij mijn uitgever dan bij mijn bankier. Ik herhaal dus: dit voorschot is een hoofdvoorwaarde. Wat de omvang der bundels betreft: ge kunt die zoo groot en klein maken als ge wilt, zoo ge per vel betaalt, en dus handige formaten kiezen. Antwoord mij nu per ommegaande, zakelijk en beslist. Ik heb waarlijk al mijn geduld geoefend, om met je in relatie te blijven, maar kan nu niet langer wachten. | |
74Verg. de brief van 5/6 mei 1905, no. 67
Nice 20 november [1909] Het doet me leed, dat wij op zoo een weinig zakelijke manier opschieten. Ge kunt toch wel op je vingers natellen, dat ik onmogelijk een bundel voor Mei zoû gereed hebben, daar de stukken eerst in Groot-Nederland en Vaderland moeten verschijnen, en ik ze toch niet direct daarna als bundel al kan laten verschijnen. [...] Wat Endymion betreft, vergis je je. Ik zoû wel eens copie willen hebben van den brief, waarin ik je Endymion schonk. Ik heb je in der tijd wel Imperia afgestaan. | |
[pagina 210]
| |
contract
Januari 1910 contract met de Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur: Korte Arabesken: 3000 ex. à f -.15 p.e. en 1500 ex à f -.40 p.e. Voorschot f 850. | |
75Rome 17 februari 1911
... Aan een grooten, goeden roman [je bent allerliefst!]Ga naar voetnoot* dénk ik niet, ten zij je mij geven wilt en kunt het zelfde honorarium van vroeger: f 3000.- Dàn wil ik er wel over denken, maar kan dit niet, dan ga ik voort met het kleine werk, wat mij ten minste iedere maand mijn boterham geeft. Ik heb altijd die kleine verhalen herdrukt willen zien in een goedkoopen vorm [spoorweglektuur-formaatjes] iets van 50 of 75 ets, en begrijp niet, dat er in Holland geen gelegenheid zoû zijn voor zulke vlugge uitgaafjes, die aan de stations moeten verkocht kunnen worden. Misschien ben jij te chic, [ik niet!] om er zelfs maar over te denken - buitenlandsche auteurs doen het wel. Zie je er echter nog eens ‘gat’ in; wel, werk het gat dan uit en kom nogeens bij mij met een voorstelletje. Ik herhaal, ik ben met weinig tevreden. En anders zullen we maar zonder rancune afscheid van van elkaâr nemen. De schoone dagen van Aran-Juez zijn vorüber... Ik ben te luchthartig om er langer over te tobben en.. schrijf mijn journalistische dingetjes, en wat langer van adem-dingen in Gr. Nederland. [...] Als je aardige kritiekjes nog hebt over het laatste bundeltje, wil ik ze wel lezen: de beroerde artikels.... wensch ik niet te ontvangen!!! Beste vriend en milde uitgever der goede dagen, addio! | |
[pagina 211]
| |
contract
13 juni 1911 contract met Van Holkema en Warendorf: Antiek Toerisme, De Zwaluwen neêrgestreken en Schimmen van Schoonheid: te zamen f 1000. | |
76Florence 26 oktober 1911
Uw laatste schrijven bevatte zulke derisoire voorstellen, dat ik het oprecht heb opgevat als een ‘gentle hint’ om u niet meer lastig te vallen. Hetgeen ik gedaan heb zonder boosheid, want als ge niet meer aan mij verdient, kan ik begrijpen, dat ge niet meer op samenwerking gesteld zijt. ... | |
77Couperus oppert de uitgave van Uit blanke Steden onder blauwe Lucht
Lido [Venetië] 22 mei 1912
Zoo ik mij wederom eens tot je wend, is dit omdat ik niet geloof, dat mijne samenwerking met Holkema-Warendorf zal voortduren en ik mij dus liever tot joù wend, dan een nieuwen uitgever te zoeken. En er bestaat toch eigenlijk geen reden dat wij het niet weêr eens éens met elkaâr zouden kunnen worden. [...] Ik zoû gaarne dit jaar willen ontvangen de som van f 1000, maar daar ik weet van te voren, dat je zeer bedenkelijk zult kijken bij dat getal, zoû ik je willen voorstellen: bereken welke hoeveelheid copie ongeveer met dit honorarium gelijk staat, en laat mij je deze hoeveelheid in met zorg bij elkander gekozene bundels afstaan. De uitgave van het boek over Italië zoû best het volgende jaar kunnen gebeuren; ik zoû echter gaarne dit jaar het honorarium toucheeren en stel je dus voor er het interestje bij te rekenen... | |
[pagina 212]
| |
contract
6 juni 1912 contract met L.J. Veen: Uit blanke Steden onder blauwe Lucht: f 1000. | |
78Florence 22 oktober 1912
... Ik woû je even verzekeren, dat ik de Schimmen aan v H. en W. verkocht heb verleden jaar voorjaar te gelijker tijd met Toerisme en Zwaluwen, alle drie voor een prikje, en niet, hoor, na onze ‘verzoening’! Dit maar even, omdat je me anders ‘verdenken’ zoû. Beste vriend, het doet me leed als dit boek alweêr niet verkocht wordt, maar qu'y faire, je moet me heusch dan maar niet meer uitgeven in het vervolg, het zij gezegd zonder boosheid. Ik ben er overheen en schrijf voor Gr. Nederl. en Vaderland, dat zijn mijn vaste revenu's: komt er dan later nog een uitgave van, des te beter, maar interesseeren doet het me niet meer. Blijft de boel onuitgegeven, het is mij ook goed. Ik kan er niet meer over tobben en wil je liever het volgende jaar niets van me uitgeven, ook goed hoor: j'en fais mon deuil, als de Franschman zegt wanneer hij niet zeggen wil: je m'en fiche! Als ik rijk was, scheidde ik geheel met de schrijverij uit: nu is me dat niet mogelijk [heusch, ik heb dit mooie papier niet betaald!] Intusschen, laat ons hopen, dat de Steden het nog halen, en zend gauw de revizie. | |
[pagina 213]
| |
vorm van ± 3 vel ieder, spoorweglectuurformaat, aan de kiosken verkrijgbaar voor heel weinig geld: iedere 14 dagen een brochuretje, en als je dit plan eens wilt overdenken: geef ik je er een troep andere Dagboekbladen bij, om eens te zien of, er zoo meê scharrelende, we er niet meer bij verdienen. Als het niet goed gaat, behoef je mij niets te geven voor de andere Dagboekbladen; kunnen wij er op die manier een geregeld uitgaafje van maken, tusschen de jaarlijksche serieuze uitgave door, dan geef ik er nu en dan eens een klein novelletje bij of wat ook, Maar ik heb nu zoo een idee dat zoo iets goed zal gaan en woû het nu eens probeeren met je, des noods zonder contract. Kan je mij, als het goed gaat, er nu en dan eens f 50 of f 100 op geven, dan is dat prachtig. En gaat het niet goed, dan vraag ik niets voor de Dagboekbladen, die je bij dit hoopje [dat je toekomt] er dan op de koop bij toe hebt gekregen. Bedenk het eens, zie het uit te werken in een aardigen toch òns waardigen vorm en laten we het dan eens probeeren. | |
8010 feuilletons: over de band van Herakles had C. zijn gal op deze wijze gelucht
Rome [16 april 1914]
Ik ontving het monsterportret, waarvan natuurlijk geen sprake kan zijn. Als mijn laatste portret niet beter kan zijn, dan zullen we het maar zonder doen. Ik ben niet (scheel), de handen [vervallen op de briefkaarten] komen veel te veel naar voren en zijn immens en de geheele bewerking is kleurloos en leelijk. Ik vond de briefkaarten nog al vrij aardig, maar dit gaat heelemaal niet. Ik begrijp zelfs niet, dat je het mij zendt. Maar ik kant mij hevig tegen dit portret. Als je het geplaatst had, zoû je 10 feuilletons in Het Vaderl. er over gehad hebben! Ik wacht revizie voorwerk en opdracht, zend maar Rome, 8 Via Castelfidardo en de proeven zoo als ik reeds zeide. | |
[pagina 214]
| |
Voor ik die heb, doe en zend ik niets. Die proeven duren einde- en eindeloos. Ik dweep niet met Thieme. Is daar ook niet gebeurd die affaire van ‘het salon’ uit Lijnen?? | |
81Amsterdam 3 mei 1915
Ik geloof, dat, na ons laatste gesprek, het beter is, dat ik mijn fortuin eens probeer bij een anderen uitgever, wat De Ongelukkige aan gaat. Ten minste, je laatste voorstel kan ik niet aan nemen. Het geen echter niet insluit, dat wij behoeven te breken voor altijd. Mocht ik met een anderen uitgever klaar komen, dan zal ik niet verzwijgen, dat een gedeelte van het boek reeds gezet was en kan je misschien over dit zetsel met hem onderhandelen. Het voorschot, dat je zoo vriendelijk was, mij te geven zal ik door Scheurleer je weêr over doen maken. Dat de geheele geschiedenis mij niet aangenaam is, behoef ik je niet te zeggen. Men werkt niet jaren met elkander, zonder dat het pijnlijk wordt van elkander te scheiden. Maar aan de andere kant was je geheimzinnigheid met de tabel van winst en verlies, die ik niet eens mocht behouden, mij ook een zeer pijnlijk incident. Algeheele openhartigheid in zaken dunkt mij onvermijdelijk om goede vrienden te blijven. Geloof mij intusschen, van mijn kant zonder rancune.
contracten
17 juni 1915 contract met Van Holkema en Warendorf: De Ongelukkige: f 1500 voor de eerste druk. 1 december 1915 contract met L.J. Veen: Van en over mijzelf en anderen III-V: te zamen f 1000. 31 mei 1917 contract met Nijgh en Van Ditmar: De Komedianten: f 2500 voor de eerste 3000 ex., f 500 bij overschrijding, 10% royalty boven 5000 ex. | |
[pagina 215]
| |
82Den Haag 12 juli 1917
Vergeef me, dat ik je lastig viel met die Epigrammen. Tal van H.P. lezers hebben mij gevraagd en geschreven ze in een klein boekje uit te geven en daarom dacht ik dit te doen. Maar je zal wel gelijk hebben: ik word ook iederen dag onverkoopbaarder. Hoewel drie uitgevers op dit oogenblik ambieêren De Verliefde Ezel uit te geven, die in Het Vaderland verscheen. ... | |
83Voor zijn overlijden in 1919 gaf Veen nog uit: Legende, Mythe en Fantazie [1918]
Den Haag 21 november 1917
... Ik vraag geen revizie meer om niet langer te laten wachten maar druk dan s.v.p. den drukker op het hart, dat de afkortingen die de zetter zich veroorloofd heeft op bl 144 en 146: z'n en 'n etc hersteld moeten worden in zijn en een, daar ik zulke taalverkrachtingen niet wil en nooit schrijf.
contracten
28 januari 1918 contract met Nijgh en Van Ditmar: De verliefde Ezel: f 1000 voor de eerste 1500, f 500 voor elke volgende 1500 ex. 24 februari 1919 contract met Nijgh en Van Ditmar: Xerxes: f 1000 voor de eerste 1500, f 500 voor elke volgende 1500 ex. 10 november 1919 contract met Nijgh en Van Ditmar: Iskander: royalty van 20%, voorschot tweemaal f 1500. | |
[pagina 216]
| |
21 september 1921 contract met de Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur: Het zwevende Schaakbord: 2500 ex. à f -.25 en 3000 ex. à f -.60 p.e. Voorschot f 1525. 27 maart 1923 contract met Van Holkema en Warendorf: Proza, twee delen: f 2000, bij succes een zeker tantième. 13 mei 1924 contract van Elisabeth Couperus-Baud met Nijgh en Van Ditmar: Het Snoer der Ontferming en een serie Japanse novellen: f 1000 voor de eerste 1500, f 500 voor elke volgende 1500 ex. |