Maatstaf. Jaargang 11(1963-1964)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 128] [p. 128] J.B. Charles [Gedichten] Het doodsplantje voor A. Roland Holst Een goede raad voor iemand die de damp van de angst om het hart slaat en die volstrekt niet meer weet wat hem op dit uur nog te doen staat: verwaarloos het doodsplantje niet te lang. Dat moet men toch heus elke dag verzorgen al is het maar dat men het even bemoedigend toespreekt; dan staat zoals nu de dood niet opeens als een boom dwars door de kamer. Een gewaarschuwd man telt voor één [twee is naar mijn mening niet nodig]. Kijk, ik blaas het stof van de blaren van mijn doodsplantje voor het raam en geef het een scheutje weemoed - zie: daar wordt het al beter. Nu zou ik weer kunnen drinken, zonder dat de wijn mijn vergif wordt. [pagina 129] [p. 129] Vivaldi 2 Vivaldi, Vivaldi, zuiver strijken langs lange stijve kristallen stengels aan het meer van gestold vuur - het mocht wat, ik zie 't al, rammel de galstenen in je gifbeker Dood, het wilde waterwenen bleek lelielijkesap dat uitblust de hoop op al wat er aan moois ooit te bekijken was - ik weet nu beter: bij elke paukeslag wordt een lieve ezel gestroopt, dank zij geslachte katten zingt de viool van Vivaldi. [pagina 130] [p. 130] Het hart Stel nou dat iemand zegt: mijn hart is net plamuur, dat denk ik: hoe is ook weer plamuur, komen er barsten in of droogt het op tot schurft? Maar wat ik zeg is: zo, wel wel, waar blijft de tijd. Ik zou ook kunnen zeggen: mijn kompliment, een heel mooi beeld, was er nog post vanmorgen? Mijn antwoord hangt er mee van af of het een vrouw is of een man die zeggen zou: mijn hart is van plamuur - of zo. Is het een vrouw dan raad ik ieder, maak dat je uit de buurt komt, dit is een zeer verloren avond! Is het een man dan denk ik: wat een oud wijf. [pagina 131] [p. 131] Iris Ligt de aarde, verwond door de ploegschaar, geopend voor regen en zon, en zouden de zon en de regenwolk zich over haar heen willen storten om haar onvruchtbaar te maken, dan komt Iris! De regenboog van haar snelle benen stelt zij wijdbeens over de aarde die tot nieuw leven ten dode verwond door de ploeg daar weerloos ligt onder de hemel. Komt een man in kadans van wijde stappen - hij zwiept het zaad links en rechts in de voren -, stapt de boer over zijn land tussen haar benen door: zij laat hem toe. Onder de poort van de prachtige dijen van Elektra's en Thaumas' dochter treedt niets vermoedend de zwaaiende zaaiende boer. Vlak voor het zaad valt is er nog niets. En als het zaad valt dan ook nog niet. Maar als het eenmaal in de opengereten aarde goed is gebed zal morgen blijken dat alles gisteren kon beginnen dank zij Iris. [pagina 132] [p. 132] Meneer Jan Och mochten zijn dromen vaster in hun schoenen staan bloemstengel zou hij komen, boterbloem zou hij gaan. Staande voor het raam vertelt meneer Jan door ongelovig koud glas aan zichzelf hoe het gaat: ‘heb ik dan weggenomen laatste nylonvleug warmte, schiet zij snel in mijn armen kreunt zij hijgt zij en bijt zij: komen! komen! komen!’ Dag mevrouw. [Daar is zijn buurvrouw waar 't - dit is strikt geheim - over gaat.] Zij hoort zijn groet niet. Zij zag zijn buiging niet. Zij plukt iets van haar heg en is alweer weg. [pagina 133] [p. 133] Meneer Jan trekt zich terug van het glaskoude raam. Och dat zijn dromen eens vaster in hun schoenen mochten staan. Vorige Volgende