Maatstaf. Jaargang 6(1958-1959)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 973] [p. 973] A. Roland Holst Eersteling Voor Matthijs Vermeulen Na de nanacht en kort voor het zal dagen, wordt het buiten ineens koud. Verrukt en doodsbang houdt het vlees zijn adem in: dat uur van het begin is er weer tussen vuur en vensters, het koud uur des geestes. Een lichaam, tot geen staat meer bekwaam dan heil, rijst overeind en komt, waar een kaars schijnt nabij het weggeschoven gordijn, den dood te boven, doodsbleek nog. De planeet is, op slag, als van meet af aan, weer kern en wit der sterren: dit vlees, dit verrezen wezen wijst het uit binnen de lijst van een gesloten raam. Wat ook in welken naam daarbuiten tegenspreekt of zwijgt, dit wezen wreekt [pagina 974] [p. 974] zich in dit steil geding: van oudsher eersteling staat hij, want zo hij viel, viel, door den geest, de ziel die nooit, in welken nacht ook, wegvalt: de zielskracht, met dit lichaam als teken. Laat nu de dag aanbreken. Vorige Volgende