Maatstaf. Jaargang 6(1958-1959)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 764] [p. 764] Cees Nooteboom [Gedichten] Over een dode omdat de angstigste foto de enige is. 1 Zo moest ik hem wel herkennen: in een zaterdag van bomen blind als een uil en schreeuwend om ogen. zo moest ik hem wel herkennen: in een koud net van sterren gevangen, zijn vogelmans vleugels gebroken. 2 Hij scheurde zijn oog niet aan rozen hij suste zijn longen met water tot hij groeide en lacherig terugkwam een vadertje van vissen omgekeerd in het riet. een dode van ijzer gebouwd zingt onder zijn happende lichaam: een minnaar waarvoor hij zich schaamt. [pagina 765] [p. 765] 3 zo heeft de bevroren hand geraakt aan zijn huid van begeerte zijn oog raakt leeg, zijn lichaam sluipt uit elkaar. kleine woestijnen kruipen over het vrijgekomen terrein, nee, zo koud komt niemand wonen bevroren gras sporen van dieren verijzerd alles gevaarlijk en zichtbaar onder dat ratelend hol van bladeren de stappen versteend. waar wou je dan nog naar toe? meneer dode meneer wie had die minnaar in je verborgen waar wou je dan nog naar toe? 4 arme gestikte vingers van liefde nu komt er niemand meer drinken de vijvers zijn listig, gevaarlijk, de maan is boosaardig en slaat. Zij is vogels koud is de wind in het gras alweer lager vandaag [pagina 766] [p. 766] zij weet het niet lager heeft pijn en moet groeien lager alleen maar, zij is vogels lager groeit oud en moet sterven vogels vliegen hoog over lager is zwaar, kan niet vliegen zij is vogels bitter wat lager is armoedig van altijd sterven zij weet het niet. Vorige Volgende