met de persoonlijke of poëtische ondergang. Ook bij hen roept zij de neiging wakker tot een kosmische uitbreiding van de persoonlijkheid teneinde in de eenheid van het heelal te verdwijnen. Ook het expressionisme had in sterke mate die neiging [zeer duidelijk b.v. in Werfel]. Maar er is een verschil: de hedendaagse poëzie heeft tegelijk de tegenovergestelde neiging in zich, namelijk de drang van het ik, zich zelf af te zonderen en in een hermetisch autisme af te sluiten.
De invloed van de existentialistische wijsbegeerte op deze poëzie is groot, ook wanneer deze dichters niet haar theoretische begrippen hebben bestudeerd. Want indien zij al niet de boeken der existentialisten hebben gelezen, toch is via het algemene geestelijke klimaat dat deze boeken gedeeltelijk weerspiegelen en gedeeltelijk hebben teweeggebracht, het moderne levensgevoel doortrokken van het existentialisme. En hun tot het uiterste gaand grensbewustzijn van het eigen ik, hun dichtmetselen van de in- en uitgang van de individu is ongetwijfeld verwant aan een uiting als deze van J.P. Sartre, die mij ook de titel van dit opstel ingaf:
‘Ainsi, le péché originel, c'est mon surgissement dans un monde où il y a l'autre, et, quelles qui soient mes relations avec l'autre, elles ne seront que des variations sur le thème originel de ma culpabilité’. [L'E. et le n. 481].
Voor het eerst misschien gaat in deze poëzie de afkeer van de werkelijkheid niet gepaard met een [romantische] vlucht uit de werkelijkheid of een [expressionistische] verheviging van de uitdrukkingstechniek. Hij gaat gepaard met een soort van transcendentaal realisme, dat de werkelijkheid integreert in haar eigen achtergronden zonder haar te verloochenen.
Deze integratie heeft plaats door middel van het woord, dat poëzie is. De taal is het bewustzijn vóór. Experimenteel is niet een poëzie die uitgaat van de taal, maar is het werk van Achterberg dat, lang voor hij aan de taal toe is, van het experiment uitgaat. Ik heb deze gedachte reeds in 1954 verdedigd in de eerste alinea van mijn kort artikel ‘Het experiment van Gerrit Achterberg en dat van de jongeren’. [‘Onderzoek en Vertoog’, II, 679].