Maatstaf. Jaargang 6
(1958-1959)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 617]
| |
Guillaume van der Graft
| |
[pagina 618]
| |
zoals ik mezelf niet ken,
koninklijk, een legende,
wel vijf maal veertig jaar oud
met een naam wit en goud,
éen hand om de hemel geklemd,
hoog van de toren.
| |
Ik ben...Ik ben uit de grond gemaakt
uit aarde ben ik geworden
ik ben aan het licht geraakt
een tong heeft mij getorst
een buik mij gebraakt
ik ben een van die woorden
die vuil zijn gemaakt
uit aarde ben ik geworden
ik ben in het licht gesteld
een oor heeft mij opgeraapt
een geest heeft mij gemeld
ik ga niet verloren.
| |
Men kan...Men kan uit de wereld niet weg
op geen enkele wijze,
het is verboden te reizen,
dat brengt de dood teweeg
| |
[pagina 619]
| |
en sterven is maar een omweg,
leven gaat middendoor
tussen recht en onrecht,
hoor, wederhoor.
Het pleit is al verloren
voor wie niet lijden kan,
voor de anderen begint het dan
telkens van voren
af aan en wie wint het?
Wie het meeste verliest.
En dat is de heilige,
niet de artist.
| |
Ik wil...Ik wil duidelijk maken
met handen en voeten
om uit te meten
hoe kleiner hoe stiller
hoe stiller hoe groter
completer
als water
men moet om één enkel leven
heen kunnen lopen
zien hoe volledig het is
| |
[pagina 620]
| |
van het zaad tot de zon, van de regen
tot de zeewegen
van mond tot mond
gehoor en geboorte
zo spreek ik de stad
en de wereld tegen
sprekende regen
zeggende zon
over de ongezegende
ongezeggelijke
ontzaggelijke
grond.
|
|