| |
| |
| |
Guillaume van der Graft
Johannes de Doper
Het Evangelie van de 2e en de 3e zondag in de Advent: Mattheüs 11 vs 2-10 en Johannes 1 vs 19-28
1
Niet maar een stem als een riet
en zelfs niet een profeet
uit de mond voortgebracht,
zaad in het zand gestrooid,
maar hij heeft zelf gezegd
niets dan een stem te zijn
| |
2
De stem van de wind in een riet,
ik ben Adam, oud als de dag
van gisteren, duizend jaar en ik wacht,
ik ben de stem van de hunkering,
| |
| |
ik zeg wat het Woord heeft gezegd:
maak voort en maak recht.
| |
3
Johannes, een harige kemel,
De Heer heeft hem opgehemeld,
door het oog van de naald.
in zachte klederen! Hoezeer
| |
4
Maar de man op wie hij wees,
Want hij was niets, geen naam,
geen stem in 't kapittel, niets
| |
| |
| |
5
vertederd tot zang en muziek, Pepping
Weihnachtsgeschichte, kortom
Maar het Woord zelf doet onnoemelijk
veel meer want het wordt minder
een vondeling van de geest,
verdoemelijk wordt het, een soort
het kort in tot een kindervraag,
het valt in de hinderlaag
|
|