Maatstaf. Jaargang 6(1958-1959)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 507] [p. 507] A. Roland Holst [Gedichten] Het verloren eiland Helder en droomerig en alleen zal zij nog wel op dat eiland wonen, golven als paarden eromheen en aan den einder wolken als tronen. Helder zingend onder mijn zeil kwam ik, en heb haar strand betreden - heimwee zong zich uit naar heil: meer dan een leven is het geleden. Meer dan een leven - het zeil verdween; een heilloos zwerk heerscht zonder tronen - voorbij den dood bleef er een alleen op een helder eiland wonen. [pagina 508] [p. 508] Aan een doode Schoorvoetend als een luisterende blinde, van niets meer zeker dan van oud berouw... kon ik de dood in het verleden vinden, ik wist wel waar ik sterven zou. Maar ook al is voorbij, zoolang mijin vezels haar onderhoorig blijven, nooit voorbij, het graf gunt, zoo bezetenen als kwezels, geen weg terug, geen pad terzij. En toch - als ik aan 't raam de najaarswinden beluister, smacht ik, luisterend naar jou, de dood in ons verleden nog te vinden, waar ik ook sterven zou. [pagina 509] [p. 509] Even sneeuw De wind viel stil; al dichter vlokken daalden doodzacht naar het smal pad. Het werd als kwam zij straks weer kloppen om een aandenken, dat zij hier vergat- maar in den dood niet kon vergeten omdat zij het niet missen kon- Het sneeuwde tot het niet meer sneeuwde, en het weer werd of ik haar missen kon. Bij sneeuwlicht Het kwam bij sneeuwlicht nog wel voor, dat de verloorne, bijna niet meer onzichtbaar, weer aanwezig bleek, maar nooit dan in den spiegel die haar bleef behooren wijl het voormalige daar niet geheel verstreek. Door mijn beeld aangekeken, merkte ik hoe zij doodstil in die belaagde kamer weer haar intrek nam, wel wetend hoe, bedwelmd, ons heimwee zich daar blootstelt aan wat mijn nabestaan hier nooit meer overkwam. Vorige Volgende