Maatstaf. Jaargang 6
(1958-1959)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 455]
| |
Jacques den Haan
| |
[pagina 456]
| |
bestraft, terwijl wat men in onze samenleving officieel de ondeugd noemt, in dezelfde mate beloond wordt. Het absurde is ook waar te nemen bij een man als De Lautréamont in zijn Chants de Maldoror uit de vorige eeuw, maar het heeft, als in zekere zin bij De Sade, sterk romantische trekken en sluit aan bij dat nevenverschijnsel der Romantiek, het gruwelverhaal, ‘the Gothic Tale’. Het huidige absurde heeft niets romantisch, dat lijkt er als met een steekvlam uitgebrand. Het huidige is koud en onaandoenlijk, rechtlijnig in zijn verschrikking en zonder de verzachtende arabesken der Romantiek. Het komt voor in de literatuur van ons land, van Frankrijk en Engeland, maar het wordt nergens zo veelvuldig en uitvoerig beschreven als in Amerika.
In het oorspronkelijke manuscript van Tom Sawyer, een van de meest bekende boeken van de Amerikaanse schrijver Mark Twain, komt een passage voor over een poedel, die door een kever gebeten wordt en wegrent met, zoals er staat, ‘zijn staart als een grendel tussen zijn poten geklemd’. In het boek zal men deze zin evenwel tevergeefs zoeken. Twain's vriend en raadgever Howells schreef namelijk in de marge van het manuscript: ‘Reusachtig goed gevonden, maar een beetje vies’. Twain heeft de aanstoot gevende zin eruit gehaald. Dat is nu een 75 jaar geleden en hoewel het onvruchtbaar is, kan ik soms de neiging niet onderdrukken te piekeren over de vraag, wat deze heren Howells of Twain wel in de marge geschreven zouden hebben van enkele van de rijpste werken van bij voorbeeld Henry Miller of bij die van een nog moderner schrijver als Paul Bowles met zijn novellenbundel The Delicate Prey, na de tweede wereldoorlog verschenen. Er staan 17 verhalen in deze bundel en verraad, lustmoord, verkrachting, zinloze verminking, geestelijke en lichamelijke kwel- en vernielzucht worden er, zonder adempauze, verhaal voor verhaal met een niet te loochenen talent in beschreven. Het is helaas een onmogelijke opgave, over het verschijnsel van het geweld te spreken in de terminologie van een poëzie-album voor kleutertjes; ik heb evenwel geprobeerd mij zo kies mogelijk uit te drukken in de volgende korte omschrijving van het titelverhaal uit deze bundel, een | |
[pagina 457]
| |
omschrijving, die ik nodig heb als felle tegenstelling tot de opvatting van Howells en Twain. In de novelle ‘The Delicate Prey’ dan wordt een jonge Arabier in de woestijn overvallen, door zijn aanrander ontmand, die hem vervolgens een gat in zijn buik kerft, waarin hij het verloren geslachtsdeel stopt. Daarna misbruikt hij hem en snijdt hem ten laatste de strot af. Iets zinvoller is het slotverhaal. Hierin verdwaalt een professor in de woestijn; hij wordt door Arabieren gevangen genomen, die hem de tong afsnijden, hem als een nar uitdossen en hem als potsenmaker op hun feesten laten optreden. Na enige tijd verkopen ze hem aan een andere stam, maar het schimmetje civilisatie, dat hij thans weer ontmoet, ondergaat hij veelbetekenend als een pijn, die hem zo opwindt, dat hij uitbreekt en als een heilige maniak dansend en schreeuwend in de woestijn verdwijnt. Het is natuurlijk niet zonder betekenis, dat onze hooggeleerde een professor in de taalwetenschap is. Zijn westerse geleerdheid wordt hem met de tong uitgesneden en onze hele beschaving danst met hem in het narrenpak voor de natuurkinderen der woestijn. In een interview, dat Paul Bowles een verslaggever van de New York Times bij het verschijnen van zijn boek toestond, zei hij: ‘Als ik de verschillende facetten van ellende zoveel nadruk geef, dan doe ik dat, omdat de ellende zeer nauwkeurig bestudeerd moet worden. Het is nu beslist niet de tijd voor wie ook om te beweren, dat hij gelukkig is, of om zijn rampzaligheid in een hoekje te verstoppen. En wie er ter wereld nu niet ongelukkig is, moet wel een monster zijn, een heilige of een idioot’. Tot dusver Bowles. Zoals gezegd, het is niet te ontkennen, dat hij een groot talent heeft. Hij beschikt over een rijke fantasie, een lenige taal, een bijzonder beeldend vermogen, een instinct voor onheilspellende sfeer en al deze gaven worden zonder adempauze gebruikt om de ellende op te sporen en die tot in bijzonderheden te beschrijven. Bowles besloot zijn interview met de woorden: ‘Men moet zijn heelal bestuderen, wanneer het kraakt boven je hoofd’. Dit is een uiterst modern geluid. Ik geloof zelfs te mogen zeggen, dat geen enkele generatie vóór de onze, in welke vertwijfelde periode der geschiedenis ook, zich ooit met de | |
[pagina 458]
| |
scheuren in het heelal bemoeid heeft. Hoogstens met de ondergang van Moeder Aarde. Paul Bowles heeft in exact dezelfde trant als de novellen, die ik u genoemd heb, nog enkele romans geschreven als The Sheltering Sky en Let It Come Down en al kent u zijn werk misschien niet, het zal u inmiddels wel duidelijk geworden zijn, dat de heren Howells en Twain voor een onoplosbare opgave gesteld zouden zijn als ze ‘aanstoot gevende zinnen’ hieruit moesten verwijderen. Dat gebeurt dan ook niet. Integendeel. The Delicate Prey is enkele jaren geleden als pocketbook herdrukt, wat betekent, dat de eerste druk tenminste 100.000 exemplaren groot moet zijn. Het keerpunt bij deze Amerikaanse ontwikkelingsgang van Mark Twain tot Paul Bowles is zonder veel twijfel de eerste wereldoorlog geweest, die men eigenlijk als de wat verlate afsluiting van de 19de eeuw moet zien. Die 19de eeuw is in Amerika een periode geweest van mateloze groei en ontwikkeling en van een uitgesproken optimisme. Men was er zich bewust van een continuïteit; het leven voltrok zich met een zekere blijde logica, het was tot op een bepaalde hoogte zinvol en al liep het dan wel onontkoombaar uit op de dood, de meesten konden dank zij hun geloof die dood toch ook nog wel zinvol zien. En goed, al moest de mens dan sterven, hij kon zijn bezit, zijn trotse naam, hij kon de toekomst doorgeven aan zijn kinderen, die voort zouden bouwen aan een wereld, die zij bij voortduur zouden verfraaien en bewoonbaarder maken. Het hemelse en het aardse paradijs lagen bij wijze van spreken om de hoek en de toon van de utopistische romans uit die tijd is dan ook in het algemeen zelfverzekerd en opgewekt. Ze verwerken een optimisme, dat een filosofische basis had in de denkbeelden van de transcendentalisten uit het midden der 19de eeuw en met name in de figuur van Ralph Waldo Emerson, over wiens graag gehoorde lezingen een toehoorder uit die tijd eens schreef: ‘Het is, alsof je op een schommel naar de hemel gaat’. De eerste wereldoorlog bracht in dit vriendelijke geheel een beslissende verandering. Die stelde in de plaats van 's levens blijde logica een onthutsende zinloosheid. Geen an- | |
[pagina 459]
| |
dere strijdende natie heeft de eerste wereldoorlog met zijn ongelooflijke vernietiging aan mensenlevens zo zinloos gezien als de Amerikaanse. Die Amerikanen streden immers niet voor beveiliging van eigen grenzen. In zekere zin gingen ze die oorlog in als amateurs, ze waren er niet direct bij betrokken. Hemingway zegt later ergens: ‘Er was oorlog, maar we gingen er niet meer heen’. Velen - de eerste vrijwilligers vooral - waren ten strijde getrokken als naar een opwindend en groots avontuur op rijkskosten. In de modder van Cambrai en in de loopgraven rondom Verdun kwamen ze al gauw tot een ander inzicht. Dit inzicht de dupe te zijn geweest kreeg versterking toen, bij het onzinnige geharrewar van wapenstilstand en Vrede van Versailles maar al te duidelijk bleek, dat de mensheid niets geleerd had en dat miljoenen mensenlevens volslagen tevergeefs geofferd waren. Die zwaar beschadigde blijde logica bleek evenwel toch nog veerkracht te hebben. De bewijzen daarvoor zijn bewegingen als het Pacifisme en de inrichting van de Volkenbond en al was de samenleving dan al wankel gebleken, het individu had zich kunnen redden, vol spijt om de verloren tijd, vol angst iets te zullen missen. Dat individu leefde zich uit in een feest, dat in Amerika geduurd heeft van 1920 tot 1929, de fameuze ‘Roaring Twenties’. De volslagen onttakeling van politieke en maatschappelijke illusie ervaren we evenwel eerst goed na de tweede wereldoorlog. De hoop op een betere wereld, die de mensheid althans nog koesteren kon na de eerste, is na de tweede vervangen door cynisme; gelaten bereidt men zich voor op een derde wereldoorlog in het volle besef dat die voor de mensheid de laatste wel eens zijn kon. De aanbidding van de eens zo blijde logica is vervangen door een onheilspellende verering van het absurde. De aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, dat de mens eindelijk over de middelen beschikt zichzelf uit te roeien en dat er maar één gek met de rug tegen de muur als Hitler voor nodig is om de druk op de knop te geven, heeft ook de laatste droom van aardse paradijzen vrijwel volslagen verstoord. De utopistische roman van heden, die onder de naam ‘science-fiction’ een | |
[pagina 460]
| |
ontzaglijke verbreiding geniet, is bijna zonder uitzondering somber van toon, is vol verschrikking, geweld en veroveringslust, die tot in de verste sterrennevels poogt te reiken. Als literatuur kan men deze ‘science-fiction’ met een schouderophalen afdoen, als beeld van de toekomst die als onzinnig verwerpen, maar op een wel degelijk literair niveau moet ik verwijzen naar Aldous Huxley's Ape and Essence en Orwell's 1984, oneindig gruwelijker dan de griezeligste ‘science-fiction’ omdat er geen zinnig mens ter wereld kan beweren, dat deze boeken, die in een nabije toekomst spelen, wat hun wetenschappelijke en politieke profetie betreft, nonsens zouden bevatten. Minder op de massa drukkend, maar verlammend voor de uitnemendste geesten is ten slotte de zekerheid, dat de menselijke waardigheid chemisch oplosbaar gebleken is. Door de wetenschappelijke toepassing van psychologisch voortreffelijk uitgewerkte propagandamethoden wordt de mens de laatste vertroosting ontnomen, tenminste als een held te kunnen sterven, met een psalm of een volkslied op de lippen, als martelaar voor zijn goede zaak, verzekerd van zijn plaats in de geschiedboeken. De helden van de oktoberrevolutie uit Koestler's Darkness at Noon gaan als anonieme schimmen in het donker van de gevangenisgangen naar de anonieme slachtplaats, waar een anonymus met een nekschot een einde aan hun historische rol maakt, een rol, die uit de boeken geschrapt zal worden. In Hitler's kampen werd het individuele sterven afgeschaft, massaal werden honderdduizenden uitgeroeid en als vuil in anonieme massagraven weggesmeten. En als al die anonimiteit niet afdoende is, dan zijn we via de injectienaald niet alleen zo ver, dat men de tegenstander ‘ja’ kan laten zeggen terwijl hij ‘neen’ bedoelt, maar dat men hem zelfs ‘ja’ kan laten bedoelen. Dit vernietigen van eens onwrikbaar geachte zekerheden, dit aantasten van de zin voor continuïteit is van grote invloed geweest op de huidige opvattingen van het begrip ‘tijd’, een begrip, dat dan ook op totaal andere wijze dan vroeger het geval was, in de literatuur verwerkt wordt. De tijd werd, ook in de literatuur, gemeten in dynastieën, in generaties, tenminste in jaren. Die tijd was als een grote en | |
[pagina 461]
| |
trage slijpsteen, die, over de jaren heen, karakters bouwde en afbrak. De Franse schrijver Jean Pouillon noemt in zijn geschrift Temps et Roman de romanliteratuur over en van die tijd dan ook ‘Romans de durée’ en een Amerikaans criticus noemt ze ‘novels of erosion’. Zulke ‘romans de durée’, zulke ‘novels of erosion’ waren onder andere: Oorlog en Vrede, de Buddenbrooks, A la recherche du temps perdu, de Forsyte Saga, Of Time and the River, Les Thibaults, Les Hommes de bonne volonté, lange romans, waarin de schrijver gewoonlijk chronologisch de geschiedenis van zijn figuren vertelt. De Amerikaanse criticus W.M. Frohock illustreert in zijn studie The Novel of Violence in America, 1920-1950 met een voorbeeld uit zijn persoonlijke ervaring hoe dat zit met die ‘tijd’ ten opzichte van individu en literatuur. Hij beleefde de laatste wereldoorlog op Saipan, blijkbaar in een routinebaantje. Hij had het er gemakkelijk, zoals hij zelf toegeeft en er de beschikking over een uitnemende bibliotheek. Hij moest evenwel ervaren, dat de verhouding tussen het tempo, waarin, buiten Saipan om, de oorlog over de wereld voortraasde en het tempo van de ‘roman de durée’, van de ‘novels of erosion’, die van Proust dus en van Thomas Mann, de lectuur daarvan onmogelijk maakte. Ze hadden, althans voor hem in die periode van zijn bestaan, hun boeikracht verloren. ‘Homesickness’, zegt hij, ‘had taken the form of time-sickness. We were aware of time which stood between a man and what could make him happy’. Geestelijk zitten we blijkbaar allemaal nog op Saipan. De tijd is nog steeds een vijand aan wiens tirannie men zich wil ontworstelen. In vele vormen van de huidige literatuur is de tijd niet meer de baas, maar heeft de held bezit van de tijd genomen. De erosie is vervangen door de explosie. En die explosie is waar te nemen in de tegenhanger van de ‘novel of erosion’, namelijk in de ‘novel of violence’. Hierin neemt de held zijn noodlot in eigen hand; hierin stuurt hij willens en wetens aan op het kort geding. En daar het dikwijls niet doenlijk is de held plompverloren, als een man zonder verleden, aan de lezer voor te stellen, wordt zijn verleden ge- | |
[pagina 462]
| |
woonlijk onthuld door de techniek van de ‘flashback’, een techniek, die men van de filmkunst heeft afgezien en die het verleden toont in betekenisvolle flitsen in plaats van op de chronologisch ordelijke wijze, waarop dat vroeger gebeurde. Als typisch voorbeeld van die ‘novel of violence’ kan For Whom the Bell Tolls gelden van Hemingway. In deze roman van dynamiet wordt de essentie van leven en de essentie ook van de liefde, saamgeperst in vier dagen, wat daaraan voorafging wordt ons zo nu en dan in flitsen zonder tijdsorde vertoond. Het boek eindigt in ondergang en dood. De schrijver stelt dit zo dwingend, dat wij er ons mee kunnen verzoenen, dat de hoofdfiguur in dit boek verschillende malen de gelegenheid heeft zich aan zijn lot te onttrekken. We laten ons suggereren, dat de militaire noodzaak die bancirkel rondom die vier dagen getrokken heeft en dat gaat des te gemakkelijker, omdat wij ons geen van die figuren uit dit boek kunnen voorstellen als rijpe, bezadigde mensen. Dat gaat eenvoudig niet. Ze passen niet. Wij kunnen die vier dagen niet verlengen tot bij voorbeeld tien jaar. Hemingway is de grote illustratie van mijn hele betoog. Een merkwaardige figuur, een zorgvuldig ambachtsman van het woord, een auteur, voor wie het leven altijd belangrijker geweest is dan de literatuur en wel in die mate, dat in een van zijn romans, To Have and Have Not tijdens een echtelijke twist de vrouw haar man toevoegt: ‘You, writer, you!’ voor zover mij bekend de enige gelegenheid waarbij het woord ‘schrijver’ als scheldwoord gebezigd is. Hemingway het grote voorbeeld van het Amerikaans geweld in de literatuur, de man, bij wie alle lateren in de leer zijn geweest en die, met zijn zorgvuldig uitgewerkte techniek van de ‘understatement’, het meer verzwijgen dan vermelden dus, bijzonder grote invloed heeft uitgeoefend. Hij is het grote voorbeeld, niet zozeer van ons heden dan wel omdat de schriftelijke geweldpleging bij hem begonnen is en omdat hij de man geweest is, die het hachelijke thema van het geweld, vóór hem in geen serieuze literatuur toegelaten en strikt beperkt tot Buffalo Bill-verhalen, jongensboeken en detective-stories, juist door die techniek van de ‘understatement’ tot literatuur heeft weten te verwerken. | |
[pagina 463]
| |
De geschiedenis van Ernest Hemingway is de geschiedenis van een individualist, die in zijn jonge jaren de romantiek zocht van liefde en oorlog. Een oorlog, die verliep in de zeer reële regen van de terugtocht van Caporetto, een liefde, die bleef in de narcose in de kraamzaal van A Farewell to Arms. Met dat boek over de oorlogservaringen van zijn ‘luitenant Henry’ ging het geloof aan wereld en liefde teloor en er zijn critici, die dat eerste boek, dat Hemingway beroemd maakte, als symbolisch voor zijn hele generatie zien. John. W. Aldridge zegt in After the Lost Generation: ‘If the war hurt them, as it hurt Frederick Henry, they became numb and stopped thinking and believing. It was not their war any more. If love died they stopped believing in love too and began believing in sex. If everything collapsed and they were left with nothing, that too was all right. They began believing in nothing’. We zien dat individu, dat zijn geloof in alles kwijt was, zich als lid van de zogenaamde ‘Lost Generation’ overgeven aan de animale geneugten van een van oorlog bevrijde en dol feestende wereld: The Sun Also Rises. Voor deze hele generatie, die in of kort na de eerste wereldoorlog volwassen werd, is de dood en meer in het bijzonder de zelfmoord een fascinerend probleem geweest. Zelfmoord was de oplossing, ‘the way out’ en men was zeer onder de indruk van de ‘theoretische’ zelfmoord van een hunner, die na beweerd te hebben dat zelfmoord een roeping was, zich theoretisch, praktisch en effectief voor het hoofd schoot. Hier duikt het absurde reeds duidelijk op. Ook in dit opzicht van preoccupatie met de dood is Hemingway een produkt van zijn tijd geweest. Rondom de dood, de dood als kunstwerk, schreef hij een heel boek: Death in the Afternoon met dat merkwaardige hoofdstuk ‘A Natural History of the Dead’. Het reeds genoemde For Whom the Bell Tolls is een afscheid van de wereld in vier dagen, doorleefd in de schaduw van de dood. Het verhaal eruit van Pilar, in wier dorp de fascisten vermoord worden, is middeleeuws van verschrikking en bestialiteit, het is uitermate fascinerend en geldt reeds als ‘klassiek’ in de Amerikaanse letteren. Maar hoezeer het geweld het overheersende motief in zijn | |
[pagina 464]
| |
werk is, blijkt nergens duidelijker dan in Hemingway's novellen. Zijn eerste bundel In Our Time bevat de Nick Adams-verhalen, die een vrij duidelijke autobiografische inslag vertonen. Vooral de korte hoofdstukken, die zonder een duidelijk verband tussen de verschillende Nick Adams-verhalen ingevoegd zijn, zijn vol geweld en emotie. Ik moet hier denken aan de muilezels op de kade van Smyrna, die door de Grieken met gebroken poten in het water gegooid zijn, aan de ministers, die gefusilleerd worden, aan het einde van Sam Cardinella, die opgehangen wordt. Elk van die korte stukken is een studie in geweld, een studie in de dood, een studie in wreedheid. De wreedheid van een blinde natuur, van seksuele driften of van fysieke ondergang, nog versterkt door de daadwerkelijke wreedheid van de mens. In deze korte verhalen, die tot het beste werk van Hemingway gerekend moeten worden is, meer dan in zijn romans, het thema van het manlijk geweld, dat zich moet handhaven, verlaten voor een beschrijving, of soms een aanduiding van seksuele afdwalingen. Daar komen de thema's van geweld en seksuele symboliek soms zeer dicht bijeen. Er is het verhaal van de boer, die hoog in de bergen woont en wiens vrouw in de winter sterft. Hij zet haar rechtop in zijn schuur en gebruikt haar stijfbevroren onderkaak om er zijn lantaren aan op te hangen als hij in de schuur moet zijn. ‘God rest you merry, Gentlemen’ gaat over een jongen, die zich kastreert op kerstdag, om zich te bevrijden van zijn verschrikkelijke lustgevoelens. In ‘The Sea Change’ kondigt een vrouw aan, dat ze haar minnaar een tijdje verlaten zal voor een lesbisch avontuur, waarvan ze hem het verslag van alle details als vertroosting toezegt. Dat is allemaal duidelijk genoeg en het is mijns inziens zeer wel mogelijk, Hemingway te lezen ‘at his face value’, dat is, rechtuit, als verhaal zonder meer. Maar de moderne kritiek heeft het daarbij niet gelaten en de symbolengravers hebben nieuwe lagen in zijn werk ontdekt, waaruit nog heel wat meer verschrikking te delven valt, dan zo al duidelijk is. De techniek van de zelfmoord als wraak, Oedipus-complex, moederhaat, homoseksualiteit, lesbianisme, de man die de vrouw, de vrouw, die de man vernietigt als symbool... | |
[pagina 465]
| |
Men gaat er wel ver mee. Als luitenant Henry in A Farewell to Arms na de terugtocht van Caporetto in de rivier de Tagliamento duikt om aan een zekere dood uit de handen van de carabinieri, de Italiaanse militaire politie, te ontkomen, dan wil men daar een louteringssymboliek in zoeken, een symbool van het einde van de oorlog. Er zijn ook critici, die in dit vrijwillige en reddende bad de symbolische doop voor een nieuw leven van liefde wensen te zien. Hemingway is in de Amerikaanse letteren de grote figuur geweest van de periode tussen de beide oorlogen. Wat het geweld betreft, zou ik hier een schrijver als Faulkner en zijn obscure, verdorven en scheef gegroeide figuren niet mogen overslaan, maar bij hem, hecht vergroeid als hij is met de zuidelijke zwoele decadentie en ouderwetse grandeur, wordt de factor ‘geweld’ bepaald door zoveel complicaties dat ik daarop in dit bestek niet nader in kan gaan. De tweede wereldoorlog heeft, wat verschrikkingen betreft, de eerste nog overtroffen. Het kortste verslag van die verschrikking is stellig het gedicht van de Amerikaanse poëet en criticus Randall Jarrell, ‘The Death of the Ball Turret Gunner’, een vers van vijf regels over een boordschutter, die in de geschutskoepel van zijn vliegtuig, zes kilometer boven moeder aarde, door een voltreffer van de luchtafweer wordt gedood en wiens overblijfselen met een brandslang worden weggespoeld. Het langste verslag is Norman Mailer's The Naked and the Dead. Nergens zijn de verschrikkingen van de oorlog zo gruwelijk geschilderd als in dat boek. En wellicht nog het wanhopigste is, dat niemand zijn stem heeft durven verheffen en heeft durven beweren: dit boek is een leugen. Het is afschuwelijke waarheid. Het is ronduit tragisch, deze schrijver gade te slaan in zijn latere werk: Barbary Shore. Hier is een man bezig, die zijn ervaringen van de oorlog uitgespuwd heeft in een boek als een schreeuw, en die in een hypocriete, steriele samenleving de stof probeert te vinden voor nieuw werk. De hoofdfiguur uit Barbary Shore is, tekenend genoeg, een man die zijn geheugen verloren heeft. Met hem kan de geschiedenis dus opnieuw beginnen. Hij is een schone, nieuwe bladzij, maar dit hele werk, waarin een nimfomane de vrouwelijke tegenspeelster | |
[pagina 466]
| |
is en waarin een kind voorkomt van drie jaar, dat reeds alle allures heeft van een prostituee, is vastgelopen in een vruchteloos politiek debat, in waanzin en volstrekte vergeefsheid. Hetzelfde geldt voor die sensatie van enkele jaren geleden van Jones, From Here To Eternity. De tonelen, daarin beschreven, doen voor die uit Sachsenhausen en Buchenwald niet onder. Hier worden mannen doodgeranseld, hier wordt ons niets aan geweld meer bespaard, zelfs de zo lang geschuwde vier letter woorden zijn hier eindelijk uitgebroken: sadisme, homoseksualiteit, bordeelscènes, masochisme, zelfmoord, het ligt hier alles bijeen in dit hartstochtelijke boek met de veelzeggende titel. Een werk als een vloek, een werk, dat al even veelzeggend eindigt in bloed en vuur en Armageddon. De enige figuur, die zich redt, is de prostituee, die zich onbewogen naar Amerika, dat vrouwenparadijs, begeeft, om er een knus huishoudentje op te zetten: ‘En als ik dan naar huis ga met mijn kous vol bankbiljetten, als ik dan een nieuw huis heb laten zetten voor mijn moeder en mij, als ik dan lid geworden ben van de Country Club en golf ga spelen en mee doe in de chicste bridgeclub, dan zal een geschikte man met een goede positie in mij een geschikte vrouw vinden, die goed kan huishouden en goed de kinderen kan opvoeden. Die zal ik trouwen en dan zal ik gelukkig zijn’. Het is dit knus ideaal met de oogkleppen, dat van het geweld mede de schuld is. Het is namelijk het ideaal van het conformisme, aankleve van het in Amerika dominerende feministische element. En, zoals ook uit de zojuist geciteerde regels uit het boek van Jones overduidelijk blijkt, dat element toont, wanneer het de kans krijgt te gaan overheersen, zich in wezen burgerlijk, antirebels, anti-exces, anti-kunstzinnig, behoudend, zeer aards. Het is er voor alles op uit de samenleving in stand te houden, te bestendigen. Waar het gaat overheersen wordt, als in Amerika, de kunstenaar uitgedreven en bloeit de bestseller; waar het gaat domineren ontstaat er een hypocriet wangedrocht als het drankverbod in Amerika; waar het de overhand krijgt, begeeft zich een ‘Lost Generation’ in ballingschap; waar het voorkomt, verkrijgt de seksualiteit een pathologisch accent. Dit verkapt matriarchaat drijft naar homoseksualiteit. | |
[pagina 467]
| |
De onthullingen van het Kinsey Report zijn in Amerika schokkender geweest dan wij ons hier voor kunnen stellen. Een van de conclusies van dat Report was dat 95% van de manlijke bevolking van de Verenigde Staten zich schuldig maakt aan daden, die strafbaar zijn met gevangenisstraf. Een voor de hand liggende conclusie zou zijn dat, met een dergelijk percentage, er misschien iets niet helemaal in orde is met de wetgeving. Die conclusie is evenwel tot heden niet getrokken. Integendeel. Die conclusie wordt genegeerd. Er is geen land aan te wijzen, waar de literatuur zoveel zeggen kan op seksueel gebied, zolang ze maar in symbolen spreekt. De menselijke natuur is niet ten onrechte wel eens vergeleken met een gummipop. Knijp je in de ene kant, dan puilt de andere en er is een school van critici, die ervan overtuigd is dat, hoe meer de openlijke discussie van de diepste drijfkracht der menselijke natuur: de seksualiteit verstikt, gewurgd, gesymboliseerd wordt, hoe meer het geweld er aan de andere kant gaat uitpuilen. Het moge waar zijn of niet: homoseksualiteit en geweld zijn opvallende kenmerken van de Amerikaanse literatuur van onze dagen. De homoseksualiteit uit zich dan in hoofdzaak in het high-brow proza; het onverhulde geweld is het thema van een gedeelte van de middle-browers, terwijl het zich volslagen uitleeft in de low-brow literatuur, waarin op de homoseksueel dan weer jacht gemaakt wordt. Gore Vidal, The City and the Pillar, Ward Thomas, Stranger in the Land, Frederick Buechner, A Long Day's Dying, Truman Capote, Other Voices, Other Rooms, John Home Burns, Lucifer with a Book, Salinger, Catcher in the Rye, - in al deze romans uit de naoorlogse jaren bestaat in meerdere of mindere mate betrekking met homoseksuele typen, situaties en fantasieën. Ze behoren onbetwistbaar tot het domein van de literatuur, evengoed als de man over wie ik reeds sprak: Paul Bowles. In zijn roman The Sheltering Sky toont hij ons een Afrika, dat niets te bieden heeft dan verschrikking, - de liefde, die geheel vervangen is door seksualiteit, met alle lijfelijke afdwalingen, - een steriele, afschuwelijke wereld met een ‘sky’, die een afscherming is tegen nog grotere verschrikking. | |
[pagina 468]
| |
Wat ons aan geweld geboden wordt door de middlebrowers, ‘the boys in the back room’, zoals de Amerikaanse criticus Edmund Wilson hen noemt, mag er ook zijn. Bij hen is de invloed van Hemingway, bij voorbeeld in de techniek van de dialoog, in een verworden vorm bijzonder duidelijk. Ik behoef slechts te wijzen op de lynchtafrelen, de incest, het sadisme, de vechtpartijen zonder noemenswaardige symboliek bij een Erskine Caldwell, een O'Hara, een Algren, een James Cain, die indertijd de wereld veroverde met zijn rauwe The Postman always Rings Twice of een Horace McCoy, wiens They Shoot Horses, Don 't They? ons het schouwspel van de marathondans tot de dood erop volgt voor ogen voerde. Zijn Kiss Tomorrow Goodbye begint met moord en het eindigt met moord en Freudiaanse explicaties. ‘De wereld veroverde’ is niet te veel gezegd. Enkele van deze boeken zijn bij voorbeeld ook in het Nederlands vertaald, maar in Europa hebben ze hun grootste successen toch in Frankrijk beleefd. Dat is heel eigenaardig en een voortvloeisel uit wat ik gaarne ‘Het Franse Misverstand’ zou willen noemen. Is het Engelse cultuurgebied vrijwel nooit bereid buitenlandse invloed te aanvaarden, het Franse is eigenlijk beslist niet minder zelfverzekerd door dat wel te doen, maar op een geheel eigen, Franse wijze. Een van de meest sprekende voorbeelden daarvan is wel de Franse Edgar Poe, een volkomen fictieve figuur, die heel weinig uitstaande heeft met de Amerikaanse dichter Edgar Allen Poe. Het is Poe, zoals Baudelaire, die zich met meer enthousiasme dan kennis van de Engelse taal op de vertaling van zijn werken gestort heeft, meende dat hij zijn zou, maar zoals hij in werkelijkheid niet was. Eenzelfde misverstand heerst er omtrent de belangrijkheid van Amerikaanse schrijvers van het tweede plan als Caldwell, O'Hara, James Cain, die in Frankrijk bewierookt worden als de grote Amerikaanse auteurs van na de oorlog. Onder invloed van een te populaire en in de meeste gevallen onjuiste uitleg van de leerstellingen van het existentialisme, waaruit men gemakshalve hoofdzakelijk het nihilisme en de wanhoop klemtoon gegeven heeft, is er in Frankrijk een enorme belangstelling ontstaan voor dat keiharde realisme van de genoemde Amerikanen. | |
[pagina 469]
| |
Dat het ook hierbij gaat om een hardnekkige Franse versie blijkt bij voorbeeld uit een werk als dat van professor Jean Simon, Le Roman Américain au 20e siècle, die met een vriendelijk gemak schrijvers bespreekt, die helemaal geen Amerikanen zijn, maar Engelsen. Corrigerend daarentegen is de Franse visie in het geval van de Amerikaanse schrijver Henry Miller. Wegens hun rauwheid en openlijkheid in seksuele aangelegenheden zijn Miller's bekendste werken alleen in Frankrijk uitgegeven, waar hij voor de tweede wereldoorlog lange tijd gewoond heeft. Zijn invloed nu op de jongere Franse generatie is ongelooflijk groot, zoals bij voorbeeld tot uiting komt in het onlangs verschenen Millernummer van het Franse tijdschrift La Tour de Feu. In Amerika wordt Miller vrijwel systematisch genegeerd, hoewel achter de gordijntjes niet minder druk gelezen. Ik leg enige nadruk op de jongere Franse generatie en op dat nu. Het is namelijk bijzonder merkwaardig, dat invloedselement. Na de eerste wereldoorlog is de hele jongere Amerikaanse schrijversgeneratie nagenoeg en masse naar Europa getrokken. Er is vrijwel geen schrijver van enige betekenis uit die tijd te noemen, of hij heeft in Parijs gewoond en gewerkt en als u nu de Franse literatuur uit die jaren van 1920 tot 1940 bestudeert, dan zult u opmerken, dat die Amerikaanse generatie, opererend in het hart van Parijs, toen vrijwel geen indruk op de Franse literatuur gemaakt heeft, terwijl nu de Amerikaanse schrijver in Amerika ten langen leste toch een eigen thuis gevonden heeft, de invloed op de jongere Fransen van heden bepaald overweldigend te noemen is. Miller's Tropic of Cancer, dat van 1934 is, en zijn Black Spring uit 1936 werden toen met mate gekocht en eerst nu door de jongere Franse generatie stuk gelezen. Voor een deel zal de stoerheid van velen van de genoemde Amerikaanse schrijvers voortvloeien uit een Amerikaanse behoefte zich te doen gelden. Het minderwaardigheidsgevoel ten opzichte van de Europese cultuur is altijd een factor van groot belang in de geschiedenis der Amerikaanse letteren geweest en is dat in bescheiden mate nòg, al zal de huidige Franse adoratie daar veel goed aan doen. Ik vermeldde reeds, dat de bijzondere, eigen techniek van Hemingway | |
[pagina 470]
| |
hem voor vele onheilen behoedt, hoewel niet altijd. De stoerheid van Across the River and Into the Trees is soms duidelijk van een padvinderachtige allure; een juiste balans heeft hij evenwel weten te vinden in zijn novelle ‘The Short Happy Life of Francis Macomber’. Hierin wordt de waarde van een mens afgewogen naar de mate van zijn durf zich in het struikgewas te wagen op zoek naar een aangeschoten leeuw. Er komt natuurlijk nòg wel het een en ander aan te pas, maar het is wel duidelijk dat, wanneer dit thema niet met de grootste omzichtigheid behandeld wordt, we onmiddellijk het terrein van de literatuur verlaten en we bij de pure amusementslectuur terechtkomen. Vertaal al die mooie definities van ‘tijd’ door het simpele woord ‘actie’, vervang de karakteropbouw door de rake dialoog, pers dat slijtproces der jaren samen tot een pistoolschot en het resultaat is de moderne Amerikaanse ‘tough-guy story’, de Amerikaanse versie van het detective verhaal. Een goed zaakje: ruim een derde van de Angelsaksische romans zijn detective romans. Zo mogelijk nog sterker dan in de serieuze literatuur is het detective verhaal in Amerika het relaas van het brutaalste geweld geworden. Het model ervoor lag in de literatuur gereed. De puntige dialoog, geladen met betekenis, bijgeslepen tot op de grens van het begrijpelijke, was in de school van Hemingway geperfectioneerd. In de plaats van de slepende uitleg en het puzzel-element kwam de actie. De eerste roman in dat genre is niet, zoals men nogal eens vermeld ziet, van Dashiel Hammett, maar van W.R. Burnett, die omstreeks 1929 Little Caesar schreef, een geromantiseerde geschiedenis over Al Capone, de beruchte gangster. Maar Hammett heeft er wel grote naam mee gemaakt: The Thin Man, The Glass Key, The Maltese Falcon veroverden de boekenmarkt en de filmwereld. En niet de markt van de vermoeide zakenman alleen! Het is vermakelijk, André Gide in zijn Journal op jacht te zien naar The Glass Key, een bosk, dat hem zo warm was aanbevolen door niemand minder dan Malraux! Het gewone Engelse detective verhaal, met degelijke beambten van Scotland Yard met vergrootglazen en bolhoeden, dat verhaal dat eigenlijk een elegant verlengstuk van het kruiswoordraadsel is, beschouwde men in Amerika als ver- | |
[pagina 471]
| |
sleten tot op de draad. De Amerikaan prefereert de speurdersroman met de zware jongens erin, die het met het uitpluizen niet zo nauw nemen, maar eerst schieten en dan peinzen en die in het geheel geen eisen meer stelt aan de intelligentie van de lezer, maar waarin het accent volkomen verschoven is naar de actie. Er moet voortdurend wat gebeuren en het moet snel gebeuren. Verreweg de beste in dit genre, Raymond Chandler, die in ieder geval uitmunt door een satirieke en pittige dialoog en die allerminst blind is voor de dwaasheden van Californië, heeft over dit tempo gezegd: ‘Als je verhaal stokt, dan laat je de deur maar opengaan en een vent binnenkomen met een pistool in zijn hand’. Een advies, dat door alle schrijvers van dit soort verhalen nauwgezet wordt opgevolgd. Het bezwaar van deze hard gekookte verhalen is, dat de mogelijkheden van dat tempo, van die actie, van de kaakslagen en de stottergeweren, benauwend begrensd zijn. Chandler is dan ook een zeer zuinig schrijver. Je kunt maar niet altijd deuren open laten gaan en venten met pistolen laten opdraven en hoewel vele lezers daarvan blijkbaar oneindig lang kunnen genieten, eens komt de tijd, dat ze niet meer opkijken als de deur alweer opengaat en het voor een schrijver fatale moment aangebroken is, dat ze over tocht gaan zitten piekeren. Ook de keuze der motieven, het waarom van die afgaande pistolen, is begrensd. Het draait om geld, om veel geld, om nog meer geld... maar op de duur vermag ook een miljard meer of minder, op papier althans, niemand meer te schokken. Blanke slavinnen, verdovende middelen, geheime documenten, sinistere Chinezen... allemaal al gehad. De allernieuwste vinding is nu pistolen te laten afgaan in een wereld van seksuele verdorvenheid. Onze spitse jongens hebben de leerboeken der geslachtelijke ziekteleer erop nageslagen en gaat u nu maar zitten en houdt u vooral goed vast! Nu krijgen we het hele rijtje, met wat populaire Freud erbij en kunnen we weer vooruit. Sadisme, dat spreekt vanzelf, dat gaat spelenderwijs en verder neerofilie, incest, lesbianisme, homoseksualiteit, zonder veel moeite zou ik u titels kunnen noemen van detective-verhalen waarin al deze zaken als motief voor moord en geweld dienst doen. | |
[pagina 472]
| |
Men kan nagaan, dat deze vondst belangrijke voordelen te bieden heeft. Het heerlijke onder andere is, dat de schrijver de detective zijn gang kan laten gaan. Hij kan afranselen, martelen en afmaken zoveel hij wil, want wie de seksuele afwijking heeft, is vanzelfsprekend het haasje. Die heeft het in deze lowbrow literatuur altijd gedaan en moet uitgeroeid worden, terwijl de lezer zich slechts verheugen kan over zulke gezonde en sterke detectives, die al die slechtheid toch maar de wereld uithelpen. En er zit nog wel toekomst in ook. Freud is heel dik, vele delen en de leerboeken der seksuele ziekteleer worden met de dag dikker en interessanter en onder het vingerwijzend foei, foei, kan heel wat beschreven worden wat veel lezers, onder afkeurend geknik natuurlijk, toch wel machtig interesseert. Er bestaan in Amerika clubs van jongens en meisjes, die een verering voor de een of andere filmspeler, zanger of radioheid gemeen hebben. Zo'n club is er bij voorbeeld voor een zanger, wiens naam ik vergeten ben, maar die men, meen ik, ‘The Voice’ noemt. De verering is zodanig, dat het feit alleen, dat ik mij de naam van de aanbedene niet herinner, voldoende zou zijn om mij, hangende de vergadering, te lynchen. Die clubvorming kan ik mij zo ongeveer begrijpen. Het is mij alleen niet geheel duidelijk, wat men op die bijeenkomsten precies doet, maar waarschijnlijk laat men er grammofoonplaten draaien en onder de klanken van de stem van de vereerde zal men dan wel in gezamenlijke meditatie of gebed verzonken zijn. Minder duidelijk wordt het mij evenwel, nu ik vernomen heb, dat er in Amerika voor een schrijver dergelijke clubs zijn opgericht. Ei, ei, zult gij zeggen, het is dus zover. Verenigingen tot het bestuderen van de invloed van Walt Whitman of Herman Melville of van het verwikkelde proza van Henry James; pogingen om te geraken tot een gezamenlijk overwinnen van de niet te onderschatten moeilijkheden van Finnegans Wake van James Joyce. Geenszins, geenszins. Het zijn genootschappen tot het gezamenlijk aanbidden van de Amerikaanse schrijver Mickey Spillane, een auteur, die zich in zijn vijf of zes tot heden verschenen detective-romans heeft onderscheiden door een waarlijk loeiende bloeddorst. De held van zijn verhalen kan die bloed- | |
[pagina 473]
| |
dorst ongestraft lessen, want hij is de detective zelf en dan màg het. Verder heeft hij manieren, waarover onze geachte voorvaderen, de holbewoners, met een blos op de baardige en omvangrijke kaken geroddeld zouden hebben. Uit een der vele liefdestoneeltjes herinner ik mij, dat het wijfje begint met een linkse swing tegen de stalen kinnebak van de held harer virginale dromen. Vervolgens rukt zij zich de kledij dermate energiek van het fraaie lijf, dat de knopen in het rond springen. Daarna stelt zij zich in haar ruimschoots beschreven totaal voor hem op en daagt hem uit tot wat in onze kranten doorgaans wordt beschreven als ‘het plegen van niet nader aan te duiden handelingen’. Maar haar droomkoninkje is ook niet van gister. Hij slaat haar fermweg enige malen in het beeldschone gelaat, knokt haar bijna bewusteloos en ranselt haar daarna meer in het algemeen de kamer door. Dit alles weerhoudt haar evenwel niet, de uitnodiging dringender dan ooit te herhalen. Waarop hij dan waarschijnlijk de verlangde, niet nader aan te duiden handelingen begaat. Zeker is dat evenwel niet, want de auteur, bescheiden als hij is, trekt zich kies terug en sluit zijn hoofdstuk af, zijn lezers ten prooi latend aan de pijnlijkste onzekerheid. Want alles moet natuurlijk in het fatsoenlijke blijven. Het hoogtepunt van een van zijn romans, One Lonely Night, wordt gevormd door het tafreel van de heldin, die naakt aan een balk hangt, terwijl de schurk haar bewerkt met een touw met knopen. Gelukkig komt de held nu snel opdraven en is het uit met de laagheden. Hier is hij: ‘Ze hoorden mijn gekrijs en de verschrikkelijke donder van mijn geweer en de kogels, die in beenderen én ingewanden scheurden en dat was het laatste wat ze hoorden. Ze vielen toen ze weg probeerden te lopen en voelden hoe hun ingewanden eruit gerukt werden en tegen de muur spatten. Ik zag de kop van de generaal tot glanzend natte fragmenten versplinteren. Er was alleen nog die vent met het hoedje, van het touw met de knopen, die nog zo gek was om te proberen zijn pistool te pakken. Voor de eerste keer richtte ik de machine-karabijn en schoot zijn arm er bij de schouders af. Die viel naast hem op de grond en ik liet hem er nog eens goed naar kijken. Hij kon het niet geloven. Ik bewees het door hem in zijn buik | |
[pagina 474]
| |
te schieten... Ik lachte en lachte, terwijl ik de tweede kogelclip in de karabijn deed. Ik wist, dat de muziek in mijn kop doldraaide, maar ik lachte te hard om daarvan te genieten. Ik liep de kamer rond en schopte ze, tot ze op hun rug lagen en als ze nog een gezicht over hadden, zorgde ik ervoor, dat ze het kwijt raakten’. Tot hiertoe de heer Spillane, getrouwelijk vertaald. Men mene niet, dat deze onverhulde moordlust alleen werd opgeroepen door het schouwspel van de naakte dame aan de balken. Geenszins, dat was maar een bijkomstig aardigheidje. We zijn hier getuigen van het uitroeien van communisten en geen rechtgeaard democraat zal beschrijvingen als deze zonder de innigste voldoening kunnen lezen. We zijn van alle markten thuis en vieren de bloeddorst alleen uit in het belang van de heiligste zaken! Alles bij de heer Spillane mag er wezen, Als zijn held een borreltje drinkt, dan ‘brandt zich dat een weg naar zijn maag en het lag daar als een gloeiende kool’. En hij rijdt zo flink auto, dat het stuurwiel zich op een gegeven moment onder zijn vingers begint te buigen. Dan heeft hij zich weer eens extra kwaad gemaakt op de ‘commies’. Maar die zijn nog niet klaar met hem! ‘Op een goede dag’, zo kunnen we lezen in diezelfde One Lonely Night, ‘op een goede dag zal ik op de trappen van het Kremlin staan met een pistool in mijn knuist en dan zal ik schreeuwen, dat ze maar eens naar buiten moeten komen. En als ze niet willen, dan ga ik naar binnen en haal ik ze en als ik ze tegen de muur op een rijtje heb, dan begin ik te schieten tot er niets meer over zal zijn dan een rijtje lijken, die op de koude vloer liggen te verbloeden, lijken in wier dikke, rode bloed de belofte zal zijn van een vrede, die meer generaties duren zal dan ik zal beleven’. Hierop past ons natuurlijk slechts een deemoedig: amen. Het geheel is niet alleen infantiel van sentiment, maar voorts zo erbarmelijk geschreven, dat we, in onze beschouwingen van de ‘violence’ in de Amerikaanse literatuur, die ik zo verheven met het probleem van de tijd ben begonnen, thans bijna op het dieptepunt zijn aangeland. En mag dat allemaal? Natuurlijk mag dat. De Decamerone | |
[pagina 475]
| |
is verboden, evenals de Memoirs of Hecate County, een van de prachtigste novellenbundels van Amerika's belangrijkste criticus van heden, Edmund Wilson; en de film, de ‘Geboorte van een Baby’ werd obsceen gevonden, maar Mickey Spillane màg niet alleen, zijn uitgevers zijn wàt trots op hem en hebben onlangs het blijde bericht de wereld ingezonden, dat de totaaloplage van de zes titels, die zij van hem uitgegeven hebben, tot 1956 reeds meer dan 27 miljoen exemplaren bedraagt. Die uitgevers zijn de Signet Edition, die de fiere slagzin voert: ‘Good Reading for the Millions!’
Ik heb gewezen op de absurde aspecten van het geweld, o.a. in het werk van Paul Bowles; ik heb geprobeerd althans enkele van de oorzaken te schetsen en er blijft nu nog te behandelen de vraag naar de relatie tussen deze vormen van literatuur of lectuur en de samenleving zelf. Het zou een troostrijke gedachte zijn als men met recht zou kunnen beweren, dat dit schriftelijke geweld zo maar stil weg in een soort vacuüm bestond, dat het maar wat geestelijke afwijkingen waren van een handjevol gekken. Dat durven zelfs de onstuimigste boekverbieders in Amerika niet aan en ook de zo geliefde redenering, dat het kwaad in de wereld komt, doordat schrijvers er boeken over maken, blijkt in dit geval zelfs voor de grootste domoren niet helemaal houdbaar. Het Kinsey Report is niet te verklaren als uitvloeisel van de romans van jongere Amerikaanse high-brow schrijvers, wier werken in het algemeen in maar bescheiden oplagen verkocht worden. Het gaat, omgekeerd, ook niet aan, te ontkennen, dat er een bepaalde wisselwerking is. Niemand wordt homoseksueel door een roman daarover te lezen. Wie het reeds is, zal zich hoogstens gesterkt voelen, dat hij blijkbaar niet alleen in de wereld staat met zijn problemen. Maar op het laagste niveau van de low-brow literatuur, op het niveau van het meest onverbloemde geweld, zit dat waarschijnlijk allemaal wat anders. Meneer Spillane schrijft niet helemaal zo maar wat! Er bestaat een merkwaardig boek van een Amerikaans journalist Howard Whitman onder de titel Terror in the Streets, een boek met feiten, waarin hij een onderzoek doet naar de Amerikaanse | |
[pagina 476]
| |
struikroverij en het bendewezen. Ook hij schrijft uiteraard over het geweld. Nu eens niet over het geweld uit een boekje, waarover men zijn schouders kan ophalen, maar over het geweld op de Amerikaanse straat, over begane misdrijven. Hier is hij over het absurde van dat geweld, dat dus blijkbaar niet alleen in de literatuur absurd is als bij Paul Bowles: ‘Geweld’, aldus Whitman, ‘terwille van het geweld, leent zich niet voor begrip. Probeer de bandiet uit Brooklyn maar te grijpen, die een restaurant binnenging en de eigenaar doodschoot omdat, zei hij, ‘z'n smoel me niet aanstond’. Of de drie struikrovers uit Richmond, Virginia, die, niet tevreden ermee, de eigenaar van een toeristenhotel te beroven, hem vervolgens aftuigden en hem toen met hun auto doodreden. Of de straatroofster uit Cleveland, die, geprikkeld toen ze over een man struikelde, die in een gang lag te slapen, een mes trok en hem doodstak. ‘Gemengd nieuws’, zal men tegenwerpen. Inderdaad, gemengd nieuws, maar de cijfers, die de F.B.I., de Staatspolitie dus, enkele jaren geleden publiceerde, zijn niet kinderachtig. Die betekenden, dat er in de Verenigde Staten, gerekend over dag en nacht, iedere achttien seconden een ernstige misdaad begaan wordt. Iedere drie kwartier gebeurt er een moord, iedere minuut een inbraak, iedere negen minuten een beroving, ieder half uur een seksuele aanranding. Gemiddeld worden er per dag 293 personen gedood of zwaar gewond, 162 mensen beroofd, 1100 inbraken gepleegd en worden er 45 vrouwen of meisjes aangerand. Inderdaad, het schriftelijk geweld in de Amerikaanse letteren zweeft maar niet beminnelijk in een vacuüm. En al beweer ik stoutmoedig, dat niemand homoseksueel wordt, als hij een boek van Gore Vidal of van Truman Capote leest, over die tientallen miljoenen lezers van Mickey Spillane ben ik minder gerust. Ik zei zoeven, dat ik met Spillane bijna op het laagste niveau was aangeland. Vergeleken met wat de Amerikaanse jeugd namelijk in de zogenaamde ‘comics’ voorgezet krijgt, is de heer Spillane nog maar kinderspul, zondagsschoolwerk, zou ik haast zeggen. Het boek dat de Amerikaanse psychiater Dr Frederic Wertham over deze ‘comics’ geschreven heeft onder de titel Seduction of the | |
[pagina 477]
| |
Innocent, verleiding der onnozelen, is zonder meer ongelooflijk. Er zijn ‘comics’ van een dusdanig gehalte, dat ze verboden zijn in de kantines van de Amerikaanse marine, maar ieder kind in Amerika, dat lopen of waggelen kan en z'n kwartje in zijn vuistje kan vasthouden, kan ze zonder meer in de kiosken kopen. Na een jarenlange studie is Dr Wertham tot de conclusie gekomen, dat nooit en te nimmer de kinderen van een land vanaf het moment, dat ze nog niet eens lezen kunnen, maar alleen maar naar de plaatjes kijken, tot ver in de puberteit op zulk een schaal de afschuwelijkste misdaden, wreedheden, rassenhaat en rassensuperioriteit opgediend gekregen hebben, dan sinds een tiental jaren gebeurt in de boekjes met de zo weinig toepasselijke naam van ‘comics’. Knaapjes, die hun zusjes met benzine overgieten en ze in brand steken, hun slachtoffers vastbinden en ze met messen bewerken, uit de tweede verdieping springen in de fatale mening, dat ze ‘Superman’ zijn, in bendeverband tegen een wekelijkse vergoeding ‘bescherming’ verlenen aan hun medescholieren of aan jeugdige schoenpoetsers in de buurt, soms op scholen zo te keer gaan, dat de onderwijzeres alleen maar les durft te geven in de buurt van de deur van het schoollokaal of dat een andere school onder voortdurend politie-toezicht staat... het beeld, dat de schrijver ons in zijn werk met naam en toenaam schildert, is afschrikwekkend. ‘Niemand’, zegt hij, ‘weet precies hoeveel moorden er door minderjarigen begaan worden in de Verenigde Staten. Maar het zijn er zeker twee of drie per dag’. Het is zijn zorgvuldig gedocumenteerde mening, dat er het nauwste verband bestaat tussen de zorgwekkende toename van de jeugd-criminaliteit en de lectuur van deze ‘comics’, die door vrijwel ieder kind in de Verenigde Staten gelezen worden, terwijl er zijn, die er tien, twintig, tot honderd in de week verslinden. Gerald was een jongeling van elf jaar, die in winkels placht te stelen. Toen de politie hem wilde arresteren, schoot hij op een der agenten. Bij het proces werd hem gevraagd of hij zich niet vreemd voelde in zo'n rechtszaal. ‘Nee’, zei hij geruststellend, ‘ik lees de comics en daar zie je dat zo dikwijls’. Gaat dat zo maar? vragen wij opnieuw. Ja, dat gaat zo | |
[pagina 478]
| |
maar. De heren in Boston, die er als de kippen bij zijn om Faulkner, Hemingway, Freud, Norman Mailer, Lawrence en Joyce te ‘betrappen’, schrijvers wier werken door enkele honderdduizenden redelijk intelligente volwassenen gelezen worden, blijven bij dit alles rustig. Het pad van Dr Wertham gaat allerminst over rozen. Hij bevecht, zegt hij zelf, niet zozeer windmolens als wel papiermolens. Het is namelijk een zaakje van vele miljoenen dollars geworden en het is nu eenmaal hard vechten tegen miljoenen dollars. Men schat dat er ongeveer negentig miljoen exemplaren van de ‘comics’ per maand verschijnen, die dan verder nog op grote schaal geruild en uitgeleend worden, zodat de verspreiding ervan ongehoord groot moet zijn en de oplagen van zelfs de meest spectaculaire ‘best sellers’ volslagen in het niet verzinken.
Het is mij gebleken, dat het niet overbodig is, duidelijk te stellen, dat het niet zó is, dat de Amerikaanse literatuur uit niets dan geweld is opgebouwd. Het geweld is er alleen een der opvallendste en belangrijkste aspecten van. Het zal waarschijnlijk te zijner tijd wel verdrinken in zijn eigen bloed. Zo keerde een blijkbaar uitgewoede Hemingway in onze decade terug met een strak boek als The Old Man and the Sea, waarin eigenlijk geen geweld en zeker niets absurds te ontdekken valt. Het geweld is een fase en er is, in grote lijnen gezien, natuurlijk geen reden te veronderstellen, dat het de slotfase zou zijn van de Amerikaanse literaire ontwikkeling. |
|