Maatstaf. Jaargang 6(1958-1959)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 424] [p. 424] J. Greshoff [Gedichten] Nachtvraag Ik lig als oud vuil in de dorre nachten Op u, mijn slaap, mijn kleine dood, te wachten Mijn hand tast bevend naar het knopje dat Een lamp ontsteekt, slechts vijfentwintig watt, Een pover licht maar juist om bij te lezen En weer zowat van vlees en bloed te wezen: Van alle vormen van geluk duurt de angst, Die leven heet en sterven is, het langst. Insomnia, geliefde, laat mij waken; Ik zal 't waarschijnlijk niet zo lang meer maken En dan begint op 't ongelegenste uur Het diepe slapen zonder barbituur. [pagina 425] [p. 425] De sneeuwman De winter maakt mij gemelijk en vrij. Als 't al rondom verschamelt en ontkleurt Is het alsof iets wonderlijks gebeurt Met niemand anders dan alleen met mij. Als in de lente alles bloeit en geurt Behaagziek en oneerbaar veld en hei Weet ik: die speelsheid is bedriegerij, Dit schijngeluk ligt straks vuil en verscheurd. De koude die de wereld zuiver maakt Heft mij gered boven de leugen uit: Geen carnaval meer, het gaat om mijn huid. Ik ben door sneeuw en ijs tot man ontwaakt En door dit helder feit weet ik nu zeker Dat ik geen kans heb op de Wisselbeker. [pagina 426] [p. 426] Niets Wij schuiven zonder lichaam en gezicht Abstrakt, absent, absurd buiten het licht. Wij zijn aldus geen mensen meer noch dingen Omdat wij onomlijnd elkaar doordringen: Toen onverwacht de vorm werd opgeheven Verging daarmee de laatste kans op leven; Het Niets is meer dan alles en volstrekt, Het is aanwezig en blijft onontdekt. Finale Ik raad u aan: bemint eer gij bezint, Voordat de duisternis het van ons wint; De zon, de satelieten en de maan Die wild en vlamrood onder zijn gegaan Lieten ons achter in de grijze schijn Van sterren die allang verpulverd zijn. Ik zei het Speenhoff na: ‘dit is 't begin Van iets’ - een uitspraak zonder troost en zin Omdat wij allen weten: 't spel heeft uit En niemand danst er ooit meer met de Bruid. Vorige Volgende