Maatstaf. Jaargang 6(1958-1959)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 398] [p. 398] L.P.J. Braat Weerzien Nacht in de morgen nergens ziet het oog nog licht of schijnsel wat ooit licht zou kunnen worden dan bukt een man een doorsneeman zich diep voorover en begint te spreken want durft te spreken daar het nacht nacht in de morgen is want moet wel spreken daar te lang het stil bleef in zijn mond maar hoofd en hart werden één davering. ‘Hoe eenzaam werd ik toen mijn ogen je weer zagen hoe dichtbij was je toen wel duizend kilometer ver verwijderd van je lief gelaat ik dacht bij nacht aan al wat mogelijk had kunnen zijn maar nimmer tastbaar werd. Je bent zo ver mijn lief zo ijzingwekkend ver dat ik als ik niet wijzer was misschien wel zou gaan gillen wijs wijs - wijs worden doe ik wellicht nooit. Je bent zo ver mijn lief zo ijzingwekkend ver. Het nieuwe ijstijdperk zal weldra nu beginnen de mammouths komen weer op één van hen rijd jij zijn duizendkilo-poten zullen mij vertrappen maar jij ziet niets rijdt lachend op zijn rug naar waar het noorderlicht brandt als een laatste teken van hoop in dit versomberend heelal je bent zo ver mijn lief zo ijzingwekkend ver. [pagina 399] [p. 399] Straks stampen wilde mammouthpoten op het muizenrijk stampen de dichters fijn tot bloedig muizenslijk en 't is jouw taak jouw duizendmaal verdoemde taak hen lachend te berijden. Je bent zo ver mijn lief zo ijzingwekkend ver.’ oktober 1957-februari 1958 Vorige Volgende