van aanwezigheid maakte, - niet de holle schijnaanwezigheid van de drukte1, geen protserig vertoon van aanwezigheid, maar omgekeerd, een aanwezigheid die frappeert als stilte, - en alweer niet de stilte die een absentie is van geluid, maar die oorspronkelijke stilte waaruit alle geluid geboren wordt en waarin alle geluid terugkeert. Maar dit alles zijn benaderingen; de indruk die ik met de term ‘aanwezigheid’ wil aanduiden valt waarschijnlijk niet verder te analyseren; men herkent het licht aan zijn schaduw en misschien omschrijf ik het fenomeen aanwezigheid het best door te zeggen, dat, in gezelschap van A. Roland Holst, anderen een af-wezige indruk maken.
Een aanwezige - dat wil zeggen een tegenwoordige. De meeste mensen zijn niet tegenwoordig, zij vertegenwoordigen: een kerk, een partij, een opinie, een weg, een groep, een haat, een liefde, een poëzie, - en ten slotte zichzelf, hun eigen profiel, hun eigen standbeeld of statuet. Een opinie, een groep, een persoonlijk profiel heeft zich gevormd, vertegenwoordigt een verleden, een dood verleden; de tegenwoordige is het omgekeerde van de vertegenwoordiger: hij is op ieder moment zelf en totaal aanwezig, hij wordt op ieder moment uit zichzelf geboren, hij is altijd nieuw.
Zo is de mens Roland Holst geen vertegenwoordiger van de dichter Roland Holst, noch de dichter van de mens: mens en dichter, dichter en burger zijn volmaakt één-en-tegenwoordig, en ook dit is een aspect van die gave, schaduwloze aanwezigheid - schaduwloos, want zonder het slechte geweten van dichter jegens burger en burger jegens dichter, dat kenmerkend is voor zoveel moderne dichters die het volstrekte geloof in hun dichterschap verloren hebben. Roland Holst is zonder meer een groot dichter, een dichter van een zodanig formaat dat de moderne tegenstelling dichterburger voor hem geen enkele betekenis heeft; als dichter en als ziener, in de antieke betekenis van het woord, staat hij midden in de maatschappij, niet in de wisselende werkelijkheid van de maatschappij, niet in het zogenaamde ‘volle leven’ [waar hij de spot mee drijft], maar in de waarheid van de maatschappij; en wanneer hij zich in de jaren vóór en tijdens de laatste oorlog fel en hartstochtelijk tegen de