van deze edele wereld uit de Noolsche hut, In Memoriam te schrijven. Het was tevens Jany die mij bij verbeteringen raad gaf, en de poorten van de Gids voor mij opende.
Het is van het allergrootste belang, zou ik zijdelingsch willen opmerken, hoe een oudere dichter tegenover jongeren staat. In die jaren werd iedere jongere met open armen ontvangen; er was geen sprake van ‘ismen’ - ik herinner mij trouwens niet dat ze bestonden - het ging om de poëzie en een nieuwe stem daarin. Op onze beurt haalden wij Marsman, Slauerhoff, later Engelman en Aafjes met vreugde binnen. Daarna schijnt er meer tramelant en haast ontstaan te zijn, naar den geest des tijds. Maar welke zonderlinge geesten er ook verschenen mogen zijn, zij hebben altijd, merkwaardiger wijze, A. Roland Holst op hun pad gevonden als goed en belangstellend waarnemer en raadgever.
Ik zou hier niet bij stilstaan indien ik niet wist hoeveel het voor mij beteekend heeft met een ervaren gids de eerste hellingen van de Parnassus te beklimmen. Als In Memoriam verzwegen was, of miskend, zou ik wellicht verder gezwegen hebben, want ik was en ben een zwijgzaam mensch.
Na deze eerste jaren gingen onze wegen wel eens uiteen. Hoe gaat het? Men leert een leerling de weg, en hij wandelt weg naar zijn eigen aard, om zichzelf te worden. Zoo is het altijd, en zoo zal het altijd zijn. ‘Zoo zal de man zijn vader en moeder verlaten’... en wat er meer geschreven staat aan eeuwige wijsheid. Ik vond wel eens dat hij zijn poëzie al te zeer toespitste en te gesloten hield; en hij meende vaak dat ik de mijne gevaarlijk breed maakte, en open. Het heeft aan onze blijvende vriendschap mettertijd niets veranderd, behalve nu en dan een hevig verschil van meening, tenslotte steeds in der minne van poëzie beslist.
Ik wil mij nog herinneren dat ik, toen Cheops in de Nieuwe Gids stond, op het Leesmuseum bezig was een boek over clowns te vertalen, en bij een omwandeling wegens schrijfkramp Jany ontmoette, die kennelijk geheel en al in vuur en vlam stond van hooge geestdrift. Ook dat was weer eens een les.
Maar ik herinner mij evenzeer dat ik, natuurlijk, hèm,