Merlijn en zijn vriendinnetje, Annabel, komen op handen en voeten de kamer binnen en maken pufgeluiden. Ze zijn varkens die scheetjes laten, verkondigen ze. Daarna meldt Annabel dat er op de keukenvloer vijf kapotte eieren liggen en vertrekken ze weer.
Margareth vertelt dat ze Willem twee weken geleden heeft ontmoet en dat hij verliefd op haar is. ‘Maar ik niet zo erg op hem.’
‘Geeft niks,’ zegt Willem met zijn oog dicht, ‘'t is evengoed gezellig.’ ‘We slapen met zijn drieën daar,’ Margareth knikt naar het matras, ‘dat is wel krap.’
Ik schenk nog een wijntje in, het stijgt lekker naar mijn hoofd, en vraag waar Annabels vader is.
‘In de bak in Zwitserland,’ zegt Margareth, ‘ik spreek hem nog wel eens. Hij wil dat ik een vals paspoort voor hem regel in Londen. Ik kan je verhalen over hem vertellen. Ja, misschien is dat een idee,’ ze gaat rechtop zitten, ‘jij schrijft het op en we delen de winst.’
Het lijkt me veel leuker hier te blijven dan naar de pizzeria te gaan. Gerard is behoorlijk saai. Hij drinkt nauwelijks, doet alles op gezette tijden. Hadden we geen kind, dan zag ik hem vast nooit meer.
‘Blijf gezellig eten,’ zegt Margareth. Ik bel Gerard.
‘Waar blijven jullie nou,’ begint hij, ‘ik zit hier al met mijn jas aan.’
Ik zeg dat die pizzeria maar een andere keer moet.
Hij valt gelijk uit: ‘En hier heb ik nou schoon genoeg van, jij doet altijd maar je eigen zin, we hebben dit vorige week al afgesproken...’
‘Ik krijg hier heel interessante stof voor een boek,’ zeg ik.
‘Ikke ikke ikke,’ zegt Gerad, ‘bekijk het maar.’ Hij hangt op.
Lul. Ik laat me door jou de wet niet voorschrijven. Ik heb even zin om terug te bellen en iets vuils te zeggen. Ga maar een dna-test laten doen, wie zegt dat Merlijn van jou is.
‘Merlijn!’ roep ik, ‘zullen we bij Annabel blijven eten?’