boring in mijn handpalm en een dumping in mijn lies. Hoe weet ik wie er vaart in mijn haren? Wat maakt het uit als mijn neus sterft?
Mijn bewustzijn is te ruim, veel te groot, om gek van te worden, zo enorm. Ik heb geen controle, de stap tussen iets bedenken en het doen duurt te lang, tegen de tijd dat ik mijn vingers roer omdat ik iets wil pakken, ben ik vergeten wat en waarom. Ik raak afgeleid door de jeuk in mijn oor, wil krabben, maar vergeet mijn handen te bewegen. Slinken, me compact maken, maar wel mijn vloeiende vorm en macht bewaren, lijkt me de enige oplossing. Ik strek me uit tot een krachtige mannenarm. Mijn armen en benen, vingers en tenen, verkleven tot een lang slank lichaam. Ik kronkel, ik dans, en ik rol. Ik denk en ik doe. Alles is weer overzichtelijk, een bed is een bed, een stalen constructie op vier poten, een laken is een laken, een tot rechthoek geweven stuk stof van draden katoen. En ik heb een lichaam en geest die één zijn. Een lichaam zonder franje. Perfect in balans.
Met genoegen constateer ik dat ik het verpleegstertje met haar grote hoofd schrik aanjaag. Ik draai me rond haar arm. Haar pogingen om mij van zich af te schudden zijn zonder effect. Haar keel, warm en kloppend, is een regelrechte uitnodiging. Ze is een ding, denk ik, niet meer dan een ding. Mijn lichaam, een en al spier, vlei ik om haar schouders, drapeer ik rond haar nek. Trekken maar, langzaam aan, geen haast, nog even genieten van haar paniek. Met belangstelling kijk ik naar de opengesperde mond en tel ik de vullingen in haar kiezen.
Ze inhaleert zuurstof, om es even flink te gillen, veel en mateloos. Haar borstkas verbreedt, haar longen vullen zich. Dat is precies wat mij de adem beneemt, ze zuigt me leeg. In één grote, onverzadigbare teug, laat ze mij niets dan een luchtledig, een vacuüm.
Mijn greep verslapt. Denk aan je rug. Maak hem recht, kaarsrecht. Je lijkt wel een deegsliert. Wees eens trots op jezelf. Haar hals verandert in yoghurt. Ik verlies mijn houvast, langs haar boezem zak ik naar beneden. Ineengedoken blijf ik liggen in de hoek bij de deur.