| |
| |
| |
Hanneke Paauwe
Supermarkt der lusten
Voor veel mannen is de lust niets meer dan de ploert die door onze kop raaskalt en ons onderlijf op de automatische piloot laat reageren. Lust is de worst die ons voorgehouden wordt en waar we als dolle honden achteraan rennen. Het is een wanstaltige Eenoog, het autistische broertje van koningin Erotiek. Bij veel vrouwen is de lust het geheim dat ze tussen hun benen bewaren, een kleine parel waarmee ze mannen tot grote hoogten kunnen jagen ofwel diep het ravijn in chanteren. Het levert ze fortuinen op, ons verslavingen en, als we niet oppassen, een heel scala aan ziekten. Is de natuur niet buitengewoon creatief in haar manipulaties en destructieve neigingen?
Lust gekoppeld aan liefde is een fatale combinatie. Er valt weinig meer te blussen. Het is als een oudere vrouw. Ze mag er zijn maar je blik dwaalt af. Lust zonder liefde wordt snel een ordinaire, laag bij de grondse transactie, weinig meer dan het uitwisselen van wat lichaamsvochten en harde cash. Laat me eerlijk zijn. Zoals veel heren maak ik af en toe gebruik van de diensten van een publieke vrouw. Ik acht dit noodzakelijk voor het voortbestaan van mijn huwelijk, en dat is ook de reden waarom ik dit voor mijn vrouw geheim houd. Het is vaak even banaal en noodzakelijk als het zich ontlasten op het toilet.
Na een tijd begonnen ook deze bezoekjes me te vervelen omdat er zo weinig prikkeling is, behalve die van het onderlichaam. De geketende terriër achter de gulp wordt even losgelaten. Maar de geest, het oog, de zintuigen willen tenslotte ook wat. Escortservices leverden bovendien nauwelijks vrouwen die mijn ideeën over de hetairen van de oude Grieken of de geisha's uit het oosten benaderden. Taxichauffeurs om advies vragen liep meestal op zeer platvloerse taferelen uit. Behalve de laatste keer. Ik had een contract afgesloten met een Japanse firma en had de drie managers meegenomen naar Antwerpen. We hadden uitgebreid en uitstekend getafeld. Het was laat. Ik belde een taxi die ons naar een karaokebar vervoerde. De stropdassen hingen over de stoelen. Japanse meezingers verdwaalden tussen
| |
| |
huig en dubbele tong. Ik nam afscheid bij de deur. De taxichauffeur stond op me te wachten in de ronkende limousine. Er ging absoluut iets van die man uit, vond ik. Beschaving en iets ondefinieerbaars. Hij zei me dat zijn shift erop zat, waar hij me heen kon brengen. Ik bood hem een sigaar aan. Ik vroeg hem wat langs de Schelde te rijden. Het was rustig. We rookten onze sigaar en raakten in gesprek. Hij was een Armeniër en vertelde me dat hij deels taxichauffeur was en deels in kunst handelde. Die combinatie interesseerde me. Ik ben zelf een groot liefhebber van kunst. Vooral de kunst van de Middeleeuwen, Barok en Rennaissance heeft mijn belangstelling.
Wat mij betreft is er na de Art Nouveau weinig interessants meer gebeurd. De hedendaagse kunst, ach, ze gooien wat larven in een hoek van een museum en als de maden door de ruimte kruipen, dan heet dat kunst. Of ze smijten wat verf tegen het doek; desnoods kakken ze erop. Esthetiek, genieten van kunst, is een groot taboe. Als ze maar kunnen choqueren. Ik was benieuwd naar de mening van mijn taxichauffeur en stelde hem voor op mijn kosten een glas te drinken, daarna zou ik een stuk langs het water lopen en in het centrum wel weer een taxi vinden. Hij protesteerde en nodigde me uit voor een drankje bij hem thuis. De man woonde niet ver. Zijn appartement was klein maar sfeervol. De huiskamer hing vol met schitterende iconen en schilderijen met naakte vrouwelijke wezens waaronder de Odalisque van Ingres en enkele allegorieën van Bronzino, althans zo leek het. Was dit een illegale handelaar die iconen smokkelde? Of een meestervervalser? Ik zei tegen mezelf dat de hoeveelheid alcohol die ik deze avond in het gezelschap van mijn oosterse vrienden had genuttigd, me wellicht naar het hoofd was gestegen. Ik besloot te genieten van het gezelschap van de Armeniër en van de dames die me schaamteloos aanstaarden. De man schonk een glas voor me in, een ondefinieerbare bittere likeur. We dronken zwijgend. Mijn ogen gleden af naar een kast vol videobanden. ‘Videokunst,’ zei hij, ‘daar hou ik van.’ Dat stelde me teleur, ik ging er verder niet op in. Hij schonk me een tweede glas in. Het goedje brandde zich een weg door mijn aderen. Ik voelde me ongelooflijk ontspannen en opgewonden. Alsof
| |
| |
duizend mollige jongemeisjeshanden de binnenkant van mijn huid streelden. De Armeniër verdween in de keuken en kwam terug met een pot pindakaas. Hij keek me strak aan, trok het zilveren vel van de bovenkant. Er sprak een groot genot uit de manier waarop hij zijn vinger diep in de pindakaas met nootjes stak en hem vervolgens in slowmotion door zijn mondholte roerde. Pindakaas bekleedde zijn verhemelte toen hij met zachte stem zei: ‘Ik weet wat u zoekt.’ Mijn nieuwsgierigheid was gewekt. De man likte traag zijn wijsvinger af en sprak over een oude loods in het dokkengebied waar kunst en erotiek elkaar bevruchten. Hij kneep zijn ogen tot spleetjes en vroeg of ik wist hoeveel een avond puur genot waard was. Ik stak een sigaar op en zweeg. Hij zou me ernaar toe brengen op voorwaarde dat ik zijn entree zou betalen. Ik zou niet teleurgesteld zijn, garandeerde hij me. Hij noteerde op de rand van een formulier van de paardenrennen het bedrag. Ik verslikte me. De nullen op het papier werden bellen in mijn keel. Ik herstelde me, bood hem nog een sigaar aan. De meisjeshanden spanden de strengen van mijn zenuwen strak aan. Was het een kans of een valstrik? Ik besloot me door het voorstel te laten verleiden. De man dronk zijn glas leeg en stelde voor meteen te vertrekken.
De ruimte is duister en aangenaam warm. De gang is lang met een verlaagd plafond dat gedragen lijkt te worden door pilaren die bij nader inzien mannen en vrouwen zijn die traag bewegen. Een eerste cadeautje. De dames en heren zijn verpakt in zalmkleurige doorschijnende stof die de vleselijke rondingen accentueert. De soepele stof is als een vlies. Een dun rozekleurig lint houdt het lichaam kriskras en soms kruislings ingesnoerd. Bij de ene vrouw is een marmeren borst vrijgelaten. Bij de andere een oog. Soms een paar mannenbillen, een buik, een mond, de voeten of een hand.
De eerste stap is op basis van suggestie, vermoeden en nieuwsgierigheid een keuze te maken en de persoon van je keuze uit te pakken. De Armeniër weet precies wat hij wil. Het lint valt op de grond, de drapering volgt. Een boers uitziende vrouw met broden van borsten en een
| |
| |
stuurse uitdrukking op haar gezicht neemt hem mee achter een gordijn. Ik aarzel, loop met veel plezier alle vrouwen af, neem de tijd. Ten slotte maak ik de keuze voor de vrouw met een ontblote welgevormde hand. Ik trek het lint los. De naakte vrouw bekijkt me arrogant van top tot teen en knipoogt. Ze heeft zwart sluik haar, haar gezicht oogt Japans, haar huidskleur eerder Indisch, wellicht is ze een mulat. Ze vlecht haar vingers tussen de mijne. ‘Ming, my name is Ming,’ fluistert ze in mijn oor waarbij het puntje van haar tong als een weekdier mijn oorschelp aftast. ‘Arthur,’ fluister ik terug. Ze trekt met de andere hand een zwaar roodfluwelen gordijn open. In een ovale ruimte ligt een waskleurige naakte man doodstil op een brancard op wieltjes. In zijn mond een rode appel; zijn buik is bezaaid met oesters. Ming neemt een oester in haar mond, drukt haar zilte lippen op de mijne en geeft de oester aan me door. Ik laat me voeden, laaf me aan deze oesterkus. Ming duwt de brancard met de man naar buiten, sluit het rode gordijn. Samen in een ei van gedempt rood licht. Mings handen scharrelen over mijn lichaam en pellen een voor een de kledingstukken eraf. Adam en Eva. ‘Mijn creditcards,’ denk ik wanhopig. ‘De sleutels van mijn auto, mijn huis.’ Ming ziet mijn paniek en draait me naar een hoge staande kast in het midden van de ovaal. Ik kijk haar vragend aan. Ze antwoordt met een gedoseerd oosters lachje. De kast heeft verschillende lades en deurtjes. Overal zit een slot op. In sommige sloten steekt een sleutel. Ik open een paar deuren. Sommigen zitten op slot. Binnenin is de kast sfeervol verlicht. Het lijkt wel of ik een stuk oksel zie. Ming staart in de verte. Ik loop rond en open nieuwsgierig nog wat deurtjes en lades. Op de binnenkant van elke deur of lade is The Kiss van Warhol gezeefdrukt. Steeds opnieuw dat verstilde beeld uit de film Dracula, het moment waarop de vampier de
vrouw kust.
Tegelijkertijd onthult elke lade een stuk van de vrouw binnenin. Een toefje schaamhaar. Kuiltjes net boven twee billen die tegen elkaar leunen. De welving van een borst. Een navel op een zachtgolvende buik. Nooit is ze volledig zichtbaar. Ik voel me net een klein kind en steek mijn hand in een geopend deurtje. Ik voel de zijdezachte bin- | |
| |
nenkant van een arm en twijfel. Is dit een echte vrouw opgesloten in deze kast? Het hout geurt vriendelijk. Sommige deurtjes zijn op slot. Ming deponeert geroutineerd mijn kleding, sleutels en creditcards in een lade. Ze sluit de lade af en bindt het bandje dat aan de sleutel zit plagend om haar enkel. Ze houdt me een soort menukaart voor. Ik mag kiezen. De tuin der lusten. Het laatste oordeel. Eros en thanatos. Das Orgien Mysterien Theater. Attributen van het verlangen. Ik kies De tuin der lusten. Ming vouwt haar handen als vleugels van een exotische vogelsoort om mijn ogen. Duisternis. Mijn rug wordt gestuurd door Mings warme buik. Ik hoor een deur opengaan en voel een lichte tocht. Mings borsten schuiven langs mijn schouderbladen. Ze duwt me vooruit. Ik word overweldigd door een zware bloemenlucht. Ming sluit de deur achter ons. Ik open mijn ogen. We zijn in een gang die nauwelijks breder is dan wijzelf. Mijn ogen moeten wennen aan het schemerlicht.
In de verte hoor ik meisjesstemmen. Ze hebben het over mij! In golven bereiken complimentjes en vleierijen in diverse talen mijn oor. Ik was me in ijle jongemeisjesbewondering. De beide wanden naast me zijn bedekt met weelderige bloemen. Orchideeën, rozen, vergeetme-nietjes, tijgerlelies, viooltjes. Frêle kelken strekken hun hoofdjes. Stampers, meeldraden als mini-antennes. Ik onderga verrukt maar ook enigszins beschaamd deze bloemmassage. De zachte blaadjes gaan als welriekende tongetjes over mijn naakte huid, worden geplet door mijn massa en daarna verlept achtergelaten. Hun parfum gestolen door mijn lichaam. Iets voor de uitgang draait Ming me om. Ze plukt wat blaadjes uit mijn haar en drukt mijn gezicht tussen haar borsten. Met haar handen sluit ze mijn oren af. Duisternis. Het is alsof ik in haar lichaam beland. Haar hart klopt in mijn hoofd. Mings slanke vingers zijn barometers. Net voordat ik benauwd word, laat ze me los. De zware zoete bloemenlucht stijgt naar mijn hoofd.
‘Arthur! arthur!’ Altijd rent mijn moeder mijn kamer onaangekondigd binnen. Ze laat mij de recensies voorlezen terwijl zij achterover leunt in de rotanstoel. ‘Een schitterende tentoonstelling. Overrom- | |
| |
pelend kleurgebruik. Belangrijke ontwikkeling in het kunstenaarschap van Marie Louise Duvellier. Vorm, textuur, compositie, alles valt samen. De naakten van Marie Louise Duvellier tonen de mens in zijn essentie.’ Ik moet de recensie wel drie vier keer voorlezen met haar aanwijzingen. ‘Iets meer volume. Laat die R wat meer rollen. Méér passie in de stem, het is geen artikel over incontinentie bij bejaarden.’ Als ze eindelijk tevreden is en ik het artikel kan dromen, neemt ze me mee naar de huiskamer die vol hangt met vrouwelijke naakten, van Modigliani tot Klimt. Mijn moeder drinkt een glas rode port, ik krijg een wijnglas cassis, we haken onze armen in elkaar en toosten op de kunst. In mijn achterhoofd hoop ik altijd dat ze door de goede recensie vergeten is waar ze me in mijn kamer op betrapt heeft. Velletjes van mijn nagelriem lospeuteren met de punt van de passer. Samen met een vriendje op de bonnefooi telefoonnummers draaien en wie het langste aan de lijn kan blijven met vieze praatjes heeft gewonnen. Nooit vergeet mijn moeder ook maar het kleinste. Door mijn gedrag kan ze me nog niet toelaten in de Wereld van de Kunst. Daarvoor moet je discipline hebben en je weten te gedragen. En dan krijg ik een klusje op te knappen in haar atelier. Penselen spoelen en sorteren. Stinkende beenderlijm aanmaken. De bloemen die ze gebruikt in haar stillevens drogen tussen oude telefoonboeken of kranten. En dat alles onder het alziend oog van mijn moeder achter haar ezel. Nooit is ze tevreden. Toen ik acht was, kreeg ik mijn eerste schilderlessen. Kleuren mengen, de composities van oude meesters analyseren, stillevens schilderen. Alles wat ik deed, was een teleurstelling voor haar. Ik zag het
aan haar ogen. Ze zweeg, nam steeds het schildersmes en maakte een kleine inkeping in haar arm. Hoe ik ook schreeuwde dat ik beter mijn best zou doen, steeds nam ze dat mes, voerde het ritueel uit en likte de druppel bloed op. Er stond al een hele reeks kleine roze streepjes op haar arm. Het deed haar pijn dat ik haar kwaliteiten niet in me had, maar mij nog meer. Ik probeerde haar op andere manieren blij te maken. Ik plukte mooie boeketten voor haar stillevens. Maakte ongevraagd haar atelier schoon, of bracht haar een glas port. Niks hielp. Toen begon ik de lessen te
| |
| |
weigeren. Sloot me op in mijn kamer. Stootte de verf om. Scheurde het papier aan flarden. Ze reageerde niet, behalve de laatste keer. ‘Arthur, kom hier.’ Ik bleef staan. Ze kwam voor me staan: ‘Jij wilt niet werken? Kunst laat jou koud?’ In één beweging trok ze mijn short en onderbroek naar beneden. Mijn dunne benen onder het kippenvel. Mijn moeder greep een schoteltje kraplak, haalde mijn plasser door de rode verf, duwde me een vel papier in handen voor de straf waarover ze waarschijnlijk lang had moeten nadenken. In rode hanenpoten schreef ik met mijn plasser als penseel: ik ben een sukkel.
Ming laat me toe in een volgende ruimte. Bijna volledig donker, immens groot en leeg. Een houten planken vloer. In het midden staat een groot transparant bad te dampen dat van onder verlicht wordt. Zou het van glas zijn? Het heeft iets sacraals, de leegte, de opstijgende damp. Het warme water heeft de kleur van sterk aangelengde melk. Voor het eerst zie ik Ming van haar rugzijde. Op haar rechterschouder een fijngetekende tatoeage. Een slang strekt zich uit op haar huid. Kruipt naar boven in vloeiende curves. Ming laat haar hand even door het witte water zwemmen en glijdt dan in bad. Soms raakt haar lichaam het transparante glas. Het zwarte haar volgt in slowmotion de beweging van haar lijf onder water. Caramelkleurige Ming-afdrukken warmen mijn lijf op. Vloeibare vrouw glijdt in mijn bloed. Mings welgevormde handen strekken zich naar mij uit. ‘Ezelinnenmelk?’ vraag ik haar als ik in bad stap. Ming kijkt me lief aan. Ze pakt een afstandsbediening. ‘Hier in huis mag je kiezen. Kijken of bekeken worden. Of beide. Life on stage.’ ‘Kijken,’ beslis ik. Het hete water maakt me loom. Ming somt de kamers op waaruit ik kan kiezen en geeft me het apparaatje met een joystick. ‘Daarmee richt je de camera en zoom je in of uit.’ Ik laat de keuze aan haar over. Het wordt Het laatste oordeel.
Ik probeer het speeltje uit. Het duurt even voordat de camera iets in het oog krijgt, dan wordt het beeld scherpgesteld, uitvergroot en geprojecteerd op het plafond boven Ming en mij. Twee luie vissen in
| |
| |
een privé-bioscoop. Op een enorme ronde spiegel ligt een voluptueuze vrouw. Rondom de spiegel staan glazen stolpen met daarin fruit in diverse staten van verrotting en een antieke globe. Er is weinig licht, zware slagschaduwen tekenen de vloer. De vrouw opent de globe. Er zit een zandloper in in de vorm van een vrouwenlichaam. Ze keert de zandloper om en plaatst hem naast haar. Over haar vingertoppen schuift ze metalen buisjes met daarin bloedrode lipsticks. De globe wordt gesloten, de vrouw nestelt zich op de spiegel. Langzaam glijden haar vingers wellustig over haar huid, een bizar patroon van rode lijnen achterlatend. Een vreemde schaduw vliegt steeds over haar witte vlees. Gefascineerd staar ik naar het plafond. Langzaam raakt haar vel ingesponnen door een vuurrood web. De rode nagels worden eraf geschoven en als de cijfers van een klok rondom de spiegel geplaatst. Dan zie ik wat de schaduw veroorzaakt. Aan een koord boven de liggende vrouw hangt een smeltend hart van ijs. Druppels vallen. De vrouw haakt het hart los en beweegt er zwoel mee over haar mond en vervolgens over de lijnen op haar vel. ‘Het lijkt wel een plattegrond,’ fluister ik Ming in haar oor. ‘De vrouw als landschap.’
Ik droom weg. Voor mijn ogen een film van de vele vrouwen met wie ik het bed heb gedeeld. Malse jonge vrouwen met glooiende tietjes, dikke wijven met striemen op hun vlezige dijen en blauw dooraderde boezems. Gretige vrouwen van in de vijftig, beschaamd over hun uitgedijde billen en buiken vol zwangerschapssporen. Mij kon dat alles niks schelen. Hun glanzende ogen, de monden als veeleisende zuignappen, hun onverzadigbare overgave en verrukking vanwege mijn fysieke aanwezigheid was het enige wat telde.
Ming laat me zien hoe ik de camera kan richten. Het cameraoog tast de muur van de buren af. ‘Kijk, de extase van de heilige Teresia,’ zegt Ming en wijst naar een schilderij aan de muur. Uit een waas doemt een vrouw op met een wellustige uitdrukking op haar gezicht. Ze wordt bezocht door een engel onder een gouden stralenbundel. Ming legt uit en speelt mij in het hete water de bijbehorende acties voor. ‘In een visioen doorboort de engel haar hart met een vlammen- | |
| |
de pijl.’ Ming krijst. Wit water golft op de vloer. ‘Teresia schreeuwt het uit van de pijn.’ Ik kijk gealarmeerd naar de beelden op het plafond of onze buren ons niet horen. Geen reactie. Ming omklemt haar rechterborst alsof de vlammende pijl er net is ingestoken. Ik strek mijn hand naar haar uit. Ming grijpt mijn hand, legt hem over haar borst. ‘Teresia voelt een afschuwelijke pijn en tegelijkertijd een zaligheid die ze voor eeuwig wil behouden. Het was de zachtste streling van de ziel door god.’
Ming hangt theatraal over de badrand. Ze is verrukkelijk. Ik vraag me af hoe ik haar ziel zou kunnen strelen en hoe ze dit allemaal weet. Is ze een kunstgeschiedenisstudente zonder beurs?
‘Had je liever een kut van tachtig kilo?’ plaagt ze. Ik houd beschaamd mijn mond. Ming ligt pruilend tegenover me. Ik spat haar nat, pak haar voet vast en kus als een boeteling haar sappige tenen. Ik geef haar de afstandsbediening. De camera gaat wat omhoog. Het oog aarzelt, weet niet waarop scherp te stellen. Op het plafond tekent zich een naakte man af, met handen en voeten hangend aan een stel kettingen. Over zijn hoofd een zwart leren masker dat zijn ogen en neus vrijlaat. Op de plaats van de mond is een ritssluiting. De man wiegt heen en weer. Op de muur voor hem wordt een film geprojecteerd. Ik sluit loom mijn ogen, ik wil door Mings ogen kijken en vraag haar me te vertellen wat ze ziet.
Ming fluistert met zachte stem. Ik ben het kind dat voor het slapen gaan een verhaaltje wordt verteld. ‘Het is een heel oude Japanse film,’ zegt Ming. ‘Daïuke Mitzawara, een dikke sumoworstelaar, laat zijn vlees bij een oude kunstenaar tatoeëren. In close-up verdwijnt de naald in de huid en injecteert de inkt. Langzaam zien we zijn lichaam bevolkt worden door erotische taferelen. Hé, kijk! Blauwgekleurde vrouwen met gigantische bekkens en borsten beklimmen zijn biceps. Een dikke man staat op het punt zijn vrouw te penetreren. Door het rollen van de spieren wordt copulatie gesuggereerd. Daïuke Mitzawara bereidt zich voor op een gevecht met een zeer bekende zwaargewicht worstelaar. Affiches met onscherpe foto's en Japanse tekens. Een opgewonden massa in de rij om een kaartje te bemachtigen.’
| |
| |
Ming doet een serie opgewonden stemmen na. Haar snelle Japans klinkt me in de oren als stemmetjes bij een tekenfilm. Ze stoot me even aan. ‘Nu staan beiden tegenover elkaar, de handen rustend op de bovenbenen, stampend met hun voeten. De blik van de tegenstander dwaalt af naar de tuin der lusten op de borstkas van Daïuke. Deze neemt hem in een worp. Na een korte worsteling waarbij het vlees op de mat plet, moet de tegenstander zich gewonnen geven. Brullend klimt Daïuke op de massa vet en laat zijn tatoeages nogmaals tot leven komen.’
Ik heb mijzelf een paar Japanse ogen aangemeten en kijk door de spleetjes naar de levendig vertellende Ming en dan naar de film in de kamer van de gemaskerde man. Ik zie compleet andere beelden dan die Ming me voorschotelt. Naakte westerse mannen urineren en deponeren hun uitwerpselen in elkaars mond. Masturberen en plein public. Martelen een vrouw. De film hapert even. Dan zie ik een hangende man in een vreemde constructie. Er is publiek aanwezig dat vol verwachting kijkt. Sommige mensen gespannen, anderen met een vlaag van walging. Aan elke voet heeft de man een draad vastgemaakt die door hoog aan de muur bevestigde ogen loopt, zodat hij ze met beide handen kan bedienen. Met zeer veel geweld rukt de man aan de draden in een poging zichzelf in tweeën te scheuren. ‘Zerreissprobe, Wenen 1970,’ zegt Ming met neutrale stem. ‘Een andere vorm van body art.’ En dat ik ook een andere kamer kan bezoeken. Ik ril in het hete bad. Onze buurman, de vogelnestjesman zwaait heen en weer in zijn kettingen en staart naar de film met de man die schreeuwt en zichzelf probeert te verscheuren. Ik sluit mijn ogen. ‘Mag ik je een persoonlijke vraag stellen?’ Mings wenkbrauwen schieten omhoog. ‘Werk jij in alle kamers?’ Ming zwijgt. Ik zoom uit en zoek mijn buurvrouw life in de kamer. Ze draagt een vreemd rozekleurig harnas. ‘Aardbeienijs,’ legt Ming me zakelijk uit. ‘Met echte aardbeien,’ voegt ze er met een minzaam lachje aan toe. Ming vlijt zich tegen me aan als een oosterse zeemeermin. De vrouw ritst de mond van het masker open en neemt afstand van de man. De gemaskerde man wiegt almaar harder heen en weer met zijn tong uit de mond, maar
| |
| |
nooit raakt hij de borsten van de vrouw. Een menselijke slinger van een klok buiten beeld. De vrouw verdwijnt. Even later is ze terug met twee brandende toortsen waarmee ze soms langs de voorbij vliegende man strijkt, soms over haar keurslijf van aardbeienijs dat met elke beweging meer craqueleert. Het vuur doet het ijs smelten en afglijden langs haar benen. De toortsen warmen de man op. Hij kreunt, krijst. Op een bepaald moment roept hij: ‘Crucifix.’ Meteen stopt de vrouw, takelt hem naar beneden en bevrijdt hem uit de ketens. Op zijn knieën kruipt hij naar haar toe en likt het ijs van haar lijf. Mings ogen zijn strak op me gericht. Ik heb haar in de gaten. Ze observeert me al de hele tijd. Haar ogen dwalen nonchalant af naar mijn geslacht dat als een roze slak op het witte water drijft. ‘Voilà,’ zeg ik, ‘het bewijs. Nee, dit windt me niet op. Dat wil je weten, hè. Nu jij. Werk jij in alle kamers? Wat doe je allemaal? Zijn er dingen die je weigert te doen?’ Mings gezicht vertrekt geen spier. ‘Is er ooit één moment geweest dat je zelf opwinding voelde, dat je lijf doortrokken was van verlangen?’
Mijn moeder weet me feilloos te betrappen op de momenten dat ik me onbespied waan. Ik leer luisteren naar haar geluiden, ken haar gewoontes uit het hoofd. Probeer haar aanwezigheid te voelen zonder haar te zien. Ik word achterdochtig. Haar kleine Arthur begint haar te bespieden, zonder dat zij het weet. Het is zomer. Ik ga zwemmen met een paar jongens van school, maar halverwege krijg ik een lekke band. Ik loop terug en vlakbij huis zet ik de fiets tegen de heg en kijk door het raam van mijn moeders atelier. De Carmina Burana galmt door de ruimte, mijn moeder ligt naakt in een baan zonlicht. Onder haar witte dijen de oude gordijnen van mijn slaapkamer met rode auto's erop. Ze neemt een kleine handspiegel en bekijkt zichzelf. Ze vangt het zonlicht in de spiegel en laat de witte vlekken licht over haar lichaam glijden. Dan pakt ze een grote kwast. Marterhaar zo te zien. Mijn moeder streelt haar borsten met de kwast. De kwast verdwijnt tussen haar benen. Mijn moeder kronkelt over de vloer. Siddert als een grote witte worm. Schokt. Ligt stil. Rolt zich in het gordijn met de rode autootjes, staat op, drinkt een glas water en spoelt de kwast uit.
| |
| |
Ze lacht. Wenkt me. Met een rood hoofd stap ik over de drempel. Ze loopt naar me toe. Vlak voor me laat ze het gordijn vallen en zegt: ‘Kijk! Ze grijpt me ruw bij mijn haar en beweegt mijn hoofd van boven naar beneden en terug. Ik zie haar lichaam in vlekken door mijn tranen. Ze duwt mijn hoofd weg. Ik ren haar atelier uit. Mijn moeder vouwt haar handen als een toeter om haar mond. ‘Niemand kan een vrouw meer behagen dan de vrouw zélf,’ roept ze me achterna.
Ming legt haar hand over mijn mond en kruipt bovenop me. Ik bijt in haar vingers. We zien de vrouw boven ons de man op de ronde spiegel trekken. Ze verwijdert het masker van zijn hoofd. Ik krijg een slok badwater binnen van verbazing. Het is de Armeniër. De vrouw neemt hem in haar armen en wiegt hem liefdevol als een klein kind. Hij sabbelt aan haar tepel. Na een tijdje legt ze hem languit op de spiegel. Haar buik komt close-up in beeld. De vrouw is volledig geschoren van onderen. Haar venusheuvel is in beslag genomen door een getatoeëerde duivel. Vlammende, wraakzuchtige ogen kijken me aan. Twee scherpe tanden in haar liezen. Haar vagina is zijn mond. De vrouw zakt in beeld, daalt af op het lichaam van de Armeniër die zich als een vampier aan haar vastzuigt. ‘Zet maar af,’ zucht ik. Het plafond wordt nog even belicht door een vaal blauw nabeeld. Ik glijd even onder water. Ming wrijft over mijn slapen, krult zich over me heen. Proestend kom ik boven. ‘Het is vanavond mijn laatste avond,’ fluistert Ming.
‘Je stopt er mee?’ vraag ik. Ming knikt.
‘Waarom?’ Ik verwacht geen antwoord en krijg het ook niet. Ming laat heet water in het bad lopen. De taxichauffeur lost nu zijn kwak, klatert het door mijn hoofd. Ik vouw mijn handen onder mijn hoofd en staar naar het plafond.
‘Ik zal het je vertellen,’ zeg ik. ‘Je hebt in alle kamers gewerkt, je bankrekening is gespekt en je walgt van alle mannen. Je denkt dat je alles gezien hebt, alle bochten waarin een mens zich wringt om zijn keurslijf op te winden. Ze willen straf, pijn, vernedering. Je schitterende lichaam heeft al onder de stront gezeten en onder de zoute pis. Je
| |
| |
hebt stinkende lijven op je gehad, zure oksels hebben je bedwelmd, je hebt eikels, voorhuiden als Franse kaasjes gezien.’ Ik raak op dreef en geniet van mijn plastische beschrijvingen.
‘Je wimpers en haren hebben samengeklit van de klodders gedroogde sperma. Seks is instantseks, het is eenrichtingsverkeer, wegwerplust waarbij de vrouw niet meer is dan een gedienstig decorstuk met een gat erin. De Styx is een stinkend riool met kunst als excuus om alle beschaving te laten varen. Alle mannen zijn zwijnen. Alle vrouwen zijn parels, maar voor de zwijnen zijn ze inwisselbaar.’ Ik vervolg op zachtere toon: ‘En dat terwijl een vrouw zich uniek wil voelen, speciaal. Zij verwacht, nee eist een exclusiviteitsbeginsel: zij moet de enige zijn die de man begeert.’
Ik wacht op applaus voor mijn empathisch betoog, maar Ming schiet in de lach. Ze masseert langzaam alle beelden uit me weg. Ik neem haar in mijn armen en kus haar stevige borsten. Haar gezicht blijft een masker dat ik kapot wil slaan. Ik wil haar zien kleuren, sidderen, schreeuwen van uitzinnig genot. Ik duw mijn hoofd tussen haar benen. Mijn neusgaten lopen vol water. Ming trekt de stop uit het bad, duwt me weg en trekt me uit bad, de duisternis in. Ze duwt me een handdoek in handen. In stilte drogen we elkaar af. Het bad loopt leeg. Ming steekt een schemerlamp aan bij een immens tapijt vol diepe rode en bruine kleuren. Ik zie een middeleeuwse jonkvrouwe naast een hert met een grote hoorn op zijn kop. Ming vlijt zich neer. ‘Hier,’ lacht ze, ‘dit is de legendarische eenhoorn. Nooit te vangen, alleen met een maagd als lokaas. Bij haar legt hij zich te ruste in haar schoot.’ Ik droog mijn oren. ‘Je werk zit erop, je hoeft niet meer te gidsen. Je bent een mooie vrouw, Ming. Laat mij je gidsen. Laat je lijf gidsen.’ Ik trek Ming over me heen, ze neemt plaats op mijn gezicht. Mijn handen kneden haar billen, mijn tong zoekt zijn weg vol overgave. Haar knieën naast mijn oren. Ik ben haar hert, haar eenhoorn, ik wil haar doen galopperen, steigeren. Ik snak naar adem. Het duurt lang. Ik wil haar niet wegduwen. Mijn hoofd geklemd tussen haar knieën die trillen. Zou haar hoofd rood zijn, met vlekken van opwinding? Toont zij haar oogwit in extase aan het plafond? Wordt mijn
| |
| |
gezicht blauw? Ik red het niet. Ik ga flauwvallen. Wil niet. Val flauw. Open mijn ogen. Boven me het plafond fel verlicht. Een adembenemend trompe-l'oeil. Ik glijd weg.
Rubensvrouwen boven mijn hoofd. Op hun vlezige buiken luikjes die openklappen. Obscene overrijpe vruchten vallen, spatten uiteen op de grond.
Manden vol kronkelende vissen, monden met rubberen lippen. Smekende luchtbellen zonder tekst. Ichtus. Krolse nonnen op bidstoelen met een zure haring tussen hun benen.
Mijn pik bekleed met smaakpappilen. Duiveltje uit de doos. Oog op steeltje. Cycloop.
Een technicolor Jezus in een glas-en-loodraam. Spontaan beginnen mijn handen en voeten te bloeden. Drie Japanners zingen de Stabat Mater. Een wierookvat zwenkt voor mijn ogen. Ik word gehypnotiseerd. Het oog van god boven mij. Trompetgeschal. Gefladder. Mollige engelen vullen de hemel. Mierzoete glimlachjes. Ming rookt een sigaret. De lucht van kruidnagels. Ze blaast vissenmondjes in de lucht. Omnia est vanitas.
De Japanners zingen harder en harder. Engelenhaar streelt mijn gezicht. Ik word opgetild. Uit mijn schouderbladen groeien vleugels. Krachtig sla ik ze uit. Ik zweef door de kerk. Maak een looping voor het oog van god. Hij knipoogt en roept: ‘Action.’ Zijn gouden stralen vibreren door mijn hele lijf. Ik land. Voor mij ligt Ming. Haar benen gespreid. Vliezen tussen mijn tenen. Overal op mijn huid witte donsveertjes. Mijn oranje snavel strekt zich verlangend. Ze slaat haar armen om mijn vleugels. Ze opent zich voor mijn overweldigende kracht. Ik vloei uit in haar. Schoksgewijs.
Eieren zal ze leggen. Ovale melkkleurige eieren.
Ze vouwt mijn vleugels. Hangt over me heen. Lacht. Haar lippen zwellen tot waanzinnig grote schaamlippen. Ik zie de duisternis voor me. De huig als wachter bij de poort. De lippen schuiven over mijn lichaam. Ik glijd binnen over een vochtig zacht bed. Papillen raspen mijn huid. Een laatste spleet licht.
| |
| |
De Almachtige oermoeder sluit het diafragma.
Cut.
Black out.
‘Heb je alles?’ vraagt de Armeniër. Hij controleert zijn stropdas. Ik staar versuft in mijn portefeuille. De Armeniër opent een portier en duwt me naarbinnen. Hij start de wagen en draait de radio aan. Een vrouwenstem praat en praat in een taal die ik niet begrijp. De banden van de taxi ruisen over de kasseien. Lichte motregen. Twee katten steken de straat over.
‘En?’ vraagt mijn chauffeur. Op zijn achterbank ligt een plastic tasje van de G.B.
‘Je rentre gagnant.’
‘Ik wist het,’ glimlacht de Armeniër, ‘ik heb alleen tevreden klanten.’ Hij vraagt mijn adres. Het duurt even voor ik antwoord, maar hij heeft alle tijd. Hij kent de buurt. Ik zwijg de hele rit terug en staar naar de donkere huizen waar soms een lichtje brandt. Ik voel me vreemd. Leeg. Uitgeput. Een vage warme gloed tussen mijn benen. De Armeniër zet me af en weigert geld voor de rit. ‘Een natuurtalent,’ mompelt hij. Hij kijkt me aan via de achteruitkijkspiegel en lacht me vriendelijk toe: ‘Je bent een echte pornoster.’
| |
[pagina 98-99]
[p. 98-99] | |
| |
| |
| |
| |
| |
[pagina 102-103]
[p. 102-103] | |
| |
[pagina 104-105]
[p. 104-105] | |
| |
| |
| |
| |
| |
[pagina 108-109]
[p. 108-109] | |
| |
| |
AnneMie Van Kerckhoven
|
|