| |
| |
| |
Annet Planten
Van horen zeggen
Na achttien jaar scheurde het huwelijk van Bennie en Peet middendoor. Gisteren hadden z.e nog vredig gedineerd, vandaag kwam Peet terug van de kapper en een half uur later was het gebeurd. Zowel Bennie als Peet hadden daar niet op gerekend; de kapper was niet écht dringend en Bennie had nog zitten dubben over zuurkool en croute dan wel naturel (met abrikozen). Daar zaten ze. Geen idee: niet alleen waarom het juist NU aan flarden ging, maar ook wat precies de aanleiding was. ‘En toen zei jij...’ ‘Nee, dat zei ik goddomme helemaal niet, ik zei...’ ‘Had dat dan eerder gezegd!’ ‘Moet jij nodig zeggen!’
Ten slotte verliet Bennie het pand. Peet hing jankend over de tafel en wist hartverscheurend zeker dat Bennie nooit meer terug zou komen. Bennie struikelde over straat en had geen zakdoeken bij zich.
Na een dag of wat belden ze beiden, los van elkaar, een wederzijdse vriend of vriendin die al naar gelang het tijdstip zei: ‘O wat vreselijk, hoe KAN dat nou opeens?’ of ‘Ja vreselijk, dat hoorde ik net.’ Bennie en Peet vroegen zich af, tussen de haperingen en snotbelien door, van WIE ze dat dan hadden gehoord en vooral ook WAT er was gehoord, want over het ontstaan van hun acute drama hadden ze zelf geen sluitende verklaring. Misschien had Peet die wel, maar niet naar Bennie toe. En andersom. Bij beiden sloeg het antwoord ‘dat hoorde ik net’ diep in, dieper dan empatisch gehuin en medeleven, al was medeleven fijn. Beiden zaten na een week met zwarte kringen onder hun ogen te denkenover wat anderen wisten dat zij zelf niet wisten, terwijl die anderen manhafte pogingen ondernamen de boel te lijmen. Delegaties over en weer. Briefjes. Pogingen tot analyse. Onderlinge raadplegingen. Bennie bleef uit logeren en stuurde een vriendin voor de kofferset vol kleren en het paspoort. Paspoort? Peet stond met open mond: ging Bennie naar het buitenland? Was Nunspeet soms ontploft? ‘Durf je op te bellen?’ vroeg de vriendin. ‘Wantwat voor truien zou Bennie nou bedoelen?’ ‘Wat voor truien moet je!’ loeide Peet
| |
| |
door de telefoon. ‘Dunne? Voor een snoepreisje soms? Nooit verder willen dan Nunspeet en opeens een paspoort blieven? Dikke soms? Heb je een lekker koud zolderkamertje? Krijg de takke! Krijg toch... o, kunnen we het niet goedmaken? We kunnen er toch niet opeens zomaar mee ophouden?’ Bennie kon niets zeggen, laat staan truien uitkiezen, Bennie huilde luidkeels en hing midden in een uithaal op. Peet huilde twee decibel harder en de vriendin deed alsof ze de catastrofe niet allang had zien aankomen. Ze propte discreet het paspoort tussen de sokken en ging thee zetten. ‘Nou, vertel nou eens alles...’
‘Weet jij hoe het met Bennie is? Daar hoor je toch niks meer van, tenminste ik hoor er niks van. Waar woont die nou? Toch niet meer bij Peet?’ ‘Nee, niet meer bij Peet. Ze zeggen dat die helemaal door het lint is gegaan maar verder weet ik er weinig van. Eigenlijk helemaal niets. Zielig voor Bennie hoor, zo opeens het huis uitgegooid worden. Bennie leeft uit een koffer bij Ina, je weet wel, en maar werken, de schat, die werkt zich het zuur om maar niet te hoeven janken terwijl het nota bene de schuld van Peet is.’ ‘Wat heeft Peet dan gedaan?’ ‘Nou ja, dat weet ik niet, maar Bennie is een lieverd die geen vlieg kwaad doet, dus zal het wel aan Peet hebben gelegen. Toch?’ ‘Uhuh. Heeft Ina dan zo'n groot huis?’ ‘Charlie is toch weg? Ruimte zat.’ ‘Charlie weg? Wat nou weer?’ ‘Wist je dat niet? Jij weet ook nooit wat, jij moet eens een beetje onder de mensen komen jij!’
Peet zat, vervuld van adrenaline, woedend te zijn. Bij gebrek aan een eenduidige oorzaak was alles oorzaak, wat de gevolgen duidelijk compliceerde. Gebrek aan aandacht? Peet betwijfelde het maar het kon zijn. Te veel aandacht? Wat is de maat voor te weinig of te veel aandacht? Te veel of te weinig van iets anders en zo ja, wanneer was die maat volgelopen? Bennie had wel klachten gehad, maar Peet was maar een mens en bovendien viel er over Bennie ook wel wat te klagen, bij voorbeeld over de onhebbelijke gewoonte om, amper thuis, elektronisch af te reizen naar Tahiti of Thailand én maar kwekken, zelfs als het eten overduidelijk bijna klaar was. Dan stond Peet te
| |
| |
mimen van houd nou op en Bennie wenste dat te negeren. Daarop ging Bennie weer klagen dat Peet altijd wilde opschieten: dat at niet lekker. Voorlopig kon Bennie doodvallen, ga maar ergens anders zeuren!
Bennie staarde naar de telefoon. Peet opbellen. Dat moest. Bennie durfde niet. Een jammerende Peet betekende een terugvorderende Peet en Bennie wilde niet gevorderd worden. Eerst een weekje of wat uitrusten: logeren en uit een koffer leven leek wel op kamperen en dat had Bennie in geen eeuwigheid meer gedaan. Het leek waarachtig wel een avontuur. Spannend! Ina beaamde dat kamperen een avontuur was, al had ze zelf nooit gekampeerd. Ina beaamde zoveel ze kon: een logee in een existentiële crisis moet je terwille zijn.
Bennies omzetcijfers groeiden binnen een maand zo spectaculair dat het de directie opviel . Een parel tussen het stof verdient een eigen schelp: Bennie kreeg een aanbod voor de vierde verdieping plus een stoel met hoofdsteun.
‘Hi! Nog bedankt voor de tip. [...] Zeker. [...] Absoluut. Ik hoorde rechtsom ook al dat die daar wegging. [...] Ja? [...] CMG? Sjiesus, echt waar? Viajuultje? [...] Nee. O. [...] Ongelofelijk. [...] Ja, nee, dan moet ik even gaan babbelen, een beetje een klo... [...] Ja, nee, dat moeten we afblazen, dat flikt ze me niet. Hoi!’
En een auto. In die auto ging Bennie af en toe een extra blokje om en parkeerde dan met zicht op de ramen waarachter Peet vermoedelijk wanhopig zat te zijn. Niets te zien, niets veranderd. Dat was vreemd: je zou toch verwachten dat ook de papyrus door een diep dal ging, maar die stond onaangetast op de vensterbank.
Peet werkte zich een ongeluk. Machteloze woede leidde tot bewijsdrift. Peet zou ze wat laten zien, Bennie incluis. Zonder Bennie kon het ook, kon het zelfs beter. Vroeger duurde een werkoverleg een
| |
| |
half uur, nu een kwartier, dus aan het eind van de dag zag Peet scheel van moeheid en ging regelrecht naar bed. Peet vroeg en kreeg van harte opslag. Voedsel kon nu riant worden bezorgd, wat wachten bij kassa's en wachten in rijen en wachten in het algemeen uitspaarde. Stiekem was Peet wel degelijk aan het wachten: op Bennie, op bericht, op een brief, op verzoening, op iets wat een punt zou zetten, eigenlijk op ingrijpen van buitenaf wegens verstoorde verhoudingen en daarmee gepaard gaande eventueel duurzame ontwrichting. Peet vertikte het om zelf te ontwrichten. Dat gaf maar verantwoordelijkheid, ja zeg! Peet niet gezien.
Een correspondentie.
‘Peet, het spijt me, ik wil een tijdje rustig nadenken. Misschien begrijp ik dan wat er moet gebeuren. Zorg intussen goed voor jezelf. Bennie.’
‘Bennie, sorry, als jij na achttienjaar een tweeregelige fladder niet eens meer kunt beginnen met “Lieve Peet” hoef ík niet na te denken. Peet.’
‘Weet jij hoe het met Peet gaat? Die denkt zeker dat ik pro-Bennie ben en vertelt mij niets meer.’ ‘Ach, kweenie... dat is zo'n type van kop in het zand. Ik had allang bij Bennie op de stoep gestaan want zeg nou zelf, het is toch idioot? Zomaar opstappen en niets van je laten horen? De schijtlijster. Ik bedoel Peet. Bennie trouwens ook. Peet vindt het gewoon lékker om Bennie kwijt te zijn, lekker zonder dat wandelende horloge in het café zitten enzo maar je moet niet denken d...’ ‘Peet in een café?!’ ‘'tls nietwaar! Vertel!’
Bennie haalde zo af en toe wat dingen op. Kleren en broodmachines kun je kopen, maar een dierbaar boek niet. Foto's evenmin, laat staan brieven van Peet van toen ze elkaar nog brieven schreven. Bennie was sentimenteel en sprokkelde gaandeweg een compleet oud leven bij
| |
| |
elkaar. Peet zocht een keer naar een favoriet bandje van Bennie om dat nou eens breeduit in de vuilnisbak te gooien en kon het niet vinden. Al Bennies bandjes waren weg. Peet liet een nieuw voordeurslot monteren.
‘Zeg, die Bennie...’ ‘Ja?’ ‘Wat is dat nou met die Ina?’ ‘Hoezo?’ ‘Nou, hébben die nou wat?’ ‘Wist je dat dan niet?’ ‘Dus toch?’ ‘Maar ík heb niks gezegd.’
‘Peet, met Nellie, van de picknick vorig jaar, weet je wel?’ Peet had een vaag beeld. ‘Vriendin van Ina, weet je wel?’ De amorfe Ina van het zolderkamertje, de Ina van wie Han had gezegd ‘dat het zo fijn was dat Bennie onder dak was bij iemand die kraak noch smaak had, dus dat Bennie er straalde als een komeet’. ‘Ja,’ zei Peet. Je kon op je vingers uittellen dat dat een affaire was, want huwelijksongeluk erotiseert, vooral als je kraak noch smaak hebt. Het onderkruipsel! ‘Ja! EN?!’ ‘Nou kijk,’ zei Nellie. ‘Ina belde mij op dat Bennie een ehh ongeluk heeft gehad en ik vond dat je dat moest weten.’ ‘Ongeluk?’ De maag van Peet maakte een salto. ‘Wat voor ongeluk? Waar?’ ‘Bennies splinternieuwe auto is in de sloot gereden, met Bennie erin. Bennie ligt in het ziekenhuis. Ina is erbij en...’ ‘Oooo!’ kwam er uit Peet, terwijl de salto werd herhaald, Bennie in de kreukels, Bennie misschien wel Ernstig Gewond en wie was erbij gehaald? Niet Peet. Wie stond voorin de agenda bij ‘Bellen bij een ongeluk’? Niet Peet. Wie had er sodeju dan midden in het jaar een nieuwe agenda voor Bennie gekocht? Niet Peet. ‘Oooo,’ kwam er nogmaals uit Peet. ‘Peet?’ kraste de telefoon, ‘luister even?’
Het scheen dat Ina heroïsch was. Heroïsch en positief geladen en helemaal nooit te moe om Bennie een lepeltje puree te voeren. Han had zoiets gehoord van Dicky en die had het weer van iemand die iemand kende die directe informatie bezat, dus toen het bericht bij Peet arriveerde was amorfe Ina getransformeerd tot een kruising tussen u Brigitte Bardot na haar pensioen en een gediplomeerde Golden
| |
| |
Retriever. ‘Lijk ik op haar?’ vroeg Peet aan Han. Het leek Han niet waarschijnlijk. Met het nodige oponthoud en via diverse dwarsverbindingen kwam het tegenbericht bij Ina aan, die het censureerde en aan de nog steeds erg verlamde Bennie doorgaf: die Peet, die ongeïnteresseerde kouwe kikker, had nu een geblondeerd matje, deed aan hondensport en had al Bennies resterende bezittingen aan straat gezet ‘maar ik zal je niet verlaten’. ‘Oooo,’ bleef het in Bennie steken. Bennies mond deed het niet meer.
Bennie was verpletterd. Letterlijk door het schampschot van de auto tegen een boom en daar achteraan onderdompeling in een sloot, figuurlijk omdat Bennie niet tegen Goede Zorgen kon. Ina zorgde dat het een aard had, Ina was vleesgeworden liefde, Ina nam alles over en uit handen wat Bennie bij tijden tegen het plafond joeg, figuurlijk. Letterlijk kon Bennie niets, geen pen vasthouden, niet zeuren en niet kwekken. Dat vrat. Ten slotte tot op het bot: met een nooit eerder vertoonde vastberadenheid besloot Bennie eruit te komen: uit de windselen en korsetten en uit Ina's fluwelen houdgreep. Aan de horizon lonkte Tahiti. ‘Arrmpf,’ knorde het diep in Bennies keel. ‘Wat, schat?’ zei Ina. ‘Zal ik het even voor je doen?’ De plek aan de horizon overnemen? Dat nooit! Bennie vond een bereikbare sluiproute en ging in hongerstaking.
‘...dus dat noem ik stank voor dank. Ina heeft álles voor Bennie over gehad, alles. D'r hele leven orngegooid, dag en nacht voor dat mormel klaargestaan, ik zou het niet zo kunnen en dan krijg je dat! Kapót is ze ervan! Gebróken!’ ‘Tsss. Nog steeds?’ ‘Mens, doe niet zo raar! Hoe lang heb jij niet zitten jammeren over Robin?’ ‘Ina is helemaal niet gebroken.’ ‘Wat weet jij daar nou van?’ ‘Zegt Charlie en die kan het weten. Die zegt dat Ina eindelijk iemand is. Ina is verlaten en dan bén je iemand. Zegt Charlie.’ ‘Dat is de kift.’ ‘Dat is zielig, zegt Charlie.’ ‘Zal ik jou eens wat vertellen over die Charlie van je?’ ‘Huh, zoals wat?’
| |
| |
Peet staarde naar een scherm, was eindelijk nieuwsgierig genoeg geweest om Bennies sporen te volgen en was niet alleen in Togo of Tahiti terechtgekomen maar ook in een kwetterende roes waarbij het eten nog een hele tijd kon wachten. Peet had zich laten vervoeren en zat zich nu te herinneren hoe Bennie vervoerd placht te zijn totdat de haricots verts verkookten tot babyvoer. Het waren milde herinneringen, nu Peet met dezelfde overgave had zitten kwekken met wildvreemden uit een wildvreemd ver weg, al refereerden ze daar aan Bennie alsof die nog onderdeel van het interieur was. In zekere zin klopte dat, want ook al was het slot veranderd, toch zat Bennie soms verborgen achter de bank of het gordijn en kon elk moment te voorschijn springen. Ze wisten daar van niks. Ze vroegen wanneer het er nou eens van kwam, wat betekende dat Bennie misschien iets had gesuggereerd en vervolgens als gebruikelijk had laten lopen. In Peet, die DOEN tot houvast in het bestaan had gemaakt, ging zachtjes iets jeuken. Peet ging zitten uitrekenen hoeveel vakantie eraf kon, of erbij, en hoeveel kennissen gemaakt moesten worden om als een reiziger verre en zonnige handen te kunnen schudden. Het viel mee. Het kon best. Het moest maar eens gebeuren. Eigenlijk had Peet zoiets ook dik verdiend, vond Peet, en kreeg al kippenvel bij de gedachte aan vliegen. Over Nunspeet heen! Peet ging met grootse voornemens naar bed en deed geen oog dicht.
Bennie zat scheefgezakt in een hightech-rolstoel, wat vergeleken bij het laatste stuk logeren al een hele vooruitgang was. Bennie kon nu, met veel inspanning, wat vingers bewegen en trouwens ook onverstaanbaar praten. Niet kwekken, bij lange na niet, maar de vingers waren belangrijker. Bennie zat te revalideren voor zover er wat te revalideren viel, waaronder de verbindingen met Tahiti en Thailand. Meer kon Bennie ook niet aan, wat de artsen soms tot wanhoop stemde. ‘Bennie, we kunnen veel beter. We laten te veel sloffen, Bennie, we oefenen te eenzijdig.’ Het zou Bennie worst wezen: letter voor letter bruggen bouwen was nu belangrijker dan misschien, na jaren in u touw zijn, zonder tuigje min of meer rechtop zitten. Bennie praatte
| |
| |
met Tahiti en Tahiti praatte terug alsof er geen vuiltje aan de lucht was, wat Bennie tegelijk opmonterde en sentimenteel maakte. De herinnering aan dampende ovenschotels, aan Peet die ouderwets stond te drammen en jutten en nog gewoon muizighaar had gaf Bennie bijna een brok in de keel. ‘We zouden jullie graag hier zien,’ zei Tahiti voor de zoveelste keer en Bennie tikte, tergend langzaam ‘Zodra ik vakantie kan nemen.’
|
|