wel iemand die het perspectief van de beroddelde inneemt, deze verdedigt of zelfs hard terugslaat.
Dat nu geeft geheel nieuwe dimensies aan het aloude goed-en-kwaadspreken. En dus aan de journalistiek en de literatuur. En aan onze verhouding tot de wereld en de medemens in het algemeen.
Er is een boek dat heet Vlooien, roddelen en de ontwikkeling van de taal. Ik heb het niet gelezen, maar afgaande op de titel denk ik dat de redenering ongeveer als volgt in elkaar zit. Zoals apen door elkaar te vlooien onderlinge sociale relaties vestigen en bevestigen, zo doen mensen dat door elkaar te beroddelen, door elkaars deugden en ondeugden te benoemen.
Nee, dat gebeurt natuurlijk niet objectief, dat is allemaal zo subjectief als de nete. Sterker nog, daarmee ontstaat überhaupt zoiets als subjectiviteit: een zelfervaring van autonomie en onderworpenheid die tot stand komt door talige interactie. Een en ander altijd gebaseerd op uitsluiting van derden.
Wat gebeurt er nu met de subjectiviteit als die nog wel gebaseerd is op roddel, op goed-en-kwaadspreken, maar niet meer op uitsluiting van derden? Word je bijvoorbeeld voorzichtiger als je weet dat de beroddelde dicht in de buurt is? Nee, integendeel. Flame wars all over. Nergens wordt zo hard bekritiseerd, beledigd en beschimpt als op het net. Onvergelijkbaar met elke real life-situatie van roddel of confrontatie (met uitzondering van de Jerry Springer Show, als je die althans als real life opvat).
Situatie 1: stel dat je hoort over iemand die verliefd is op een ander terwijl zijn vriendin zwanger is. ‘Nou ja, wat een eikel, dat doe je toch niet!’, zou je uitroepen, gegeven het feit dat de eikel niet in de buurt is. Roddel-de-roddel, schande, schande.
Situatie 2: stel dat iemand die je kent, je in een gesprek zou toevertrouwen dat hij verliefd is op een ander terwijl zijn vriendin zwanger is. Het is niet waarschijnlijk dat je hem hetzelfde zal mededelen als in