| |
| |
| |
Maria van Daalen
Raad & daad
Ze hangt in de chest press, half opzij, haar armen lusteloos over de brede handvaten die ze zou moeten aanduwen. Haar haar is halflang, blond, in een slordige staart gebonden, in de nek. Een lok schuift steeds voor haar gezicht, ze duwt die telkens weer onverschillig terug. Ze heeft een blauw elastaan broekje aan, een soort bermuda met iets te lange pijpen die strak om haar dijbenen spannen. Eén been bungelt, het andere houdt ze op de voetensteun. De Nike's zijn klein, een goedkope imitatie zo te zien, iets met donkerblauw en rood. Een mouwloos t-shirt met een haltertop eronder, zo hangt ze en buigt zich naar haar buurvrouw die ik niet zien kan, op de adductor. ‘Nee, met Peter.’ Haar stem is zacht, maar dringend, half buiten adem terwijl ze niets doet. Cool down for 30 seconds. Er komt een vraag die ik niet versta, dan zegt ze vlug, ‘Ja, die, en die had toch al een vriendin, nee daar was het weer mee uit, maar ik begrijp niet dat ze dat dertien maanden heeft volgehouden, nee met haar natuurlijk, woont hier vlakbij geloof ik, ergens in de Korrewegbuurt ja, of misschien wel in De Hoogte’, hier even gegiechel, de buurvrouw giechelt ook, De Hoogte, dat is de betaalde liefde, of de drugs, of zwart, of anders maar ook mis, ‘de heffe’, zeiden we vroeger, mij best, Sly woont er, die is leuk, bij die drink ik weleens een biertje terwijl hij eindeloos ganjasigaretten rolt, aansteekt en rookt, traag en vol genot, maar ze praten op zachte toon verder, ‘Nee, ze mocht nooit naar Emrnen komen, hij kwam altijd naar haar toe, ik begrijp niet dat ze dat pikte, elk weekend maar dan alleen op zaterdag, Saskia wist dat natuurlijk, hij had een heel systeem denk ik, een soort draaiboek, Saskia door de week, en haar dan op zaterdagnacht, en dan op zondag af en toe zijn ex.’ De stem naast haar giechelt even. ‘Ja, die. Snap je dat nou? Ben
ik gek of wat. Dat pik je toch niet? Je maakt mij’ niet wijs dat je dat niet weet, dat zo'n vent... Ja, die Saskia is “beeldend kunstenares”’, hier haalt haar stem uit alsof ze ‘beeldig’ zegt, ‘...nou-jaaa... In bed zeker. Ze maakt vogelhuisjes geloof ik... Ja, dat weet ik, die tentoonstelling in het Kunstencentrum... Maar álles wat ze maakt
| |
| |
lijkt op een vogelhuisje. Echt. Nee, Saskia heeft een atelier in hetzelfde gebouw als Josje, en die... Ja, die vertelde het me. Op dat feest. Nee, dat van Arno. Vorig jaar, bij de opening, hij had toen een feest omdat zijn huis af was. Weet je nog, die oude boerderij, aan het spoor, Bargermeerwegis dat, ja precies, het is mooi geworden, hè?’ Van die training komt vanavond niks meer, zoveel is zeker. Ik vind dit veel leuker. Wiebelend op mijn bankje probeer ik tegelijk mijn landerige nuttigheid (het ik-heb-een-doel-gevoel) te bewaren, en te luisteren. Ik ben ruim binnen gehoorsafstand, maar de cultuur van zo'n fitnesscentrum is zo dat je elkaar nauwelijks aankijkt, zeker niet bekijkt, al zijn er altijd mannen... maar goed, overal zijn mannen, enfin, maar ik ken the story. Ik open bedachtzaam het flesje spawater, drink het langzaam leeg. Het probleem is hoe ik binnen gehoorsaf-stand blijf, straks gaan ze naar een ander apparaat, met z'n tweeën, ook al zo'n cultuurtje, doen die mannen hier ook heb ik gezien, helpen elkaar om net even die extra kilo's op te drukken, geven in halve woorden commentaar op elkaars kracht. Vrouwen niet, die doen het voor de gezelligheid.
Net als roddelen. Het is gewoon een manier om contact te houden, het is een vertelling aan de ander op een plek waar je samen bezig bent, onder het afwassen, bij het bed opmaken, bij het aardappels schillen, het is een uitwisseling van verhalen, of van telkens andere stukjes van dezelfde vertelling, ‘wist je dat...?’ en dan weet de ander prompt een aanvulling die je nog niet had, alsof je samen een puzzel maakt, die van de menselijke relaties, je brengt ze in kaart, niet te aardig, natuurlijk niet, de mens is slecht en de roddel is er niet om een moreel besef te bevestigen maar om het wij-gevoel te versterken, zooo, wij vrouwen delen deze mening, toch? Mannen kunnen het ook, ja hoor, maar die doen het anders, niet om samen gezellig, maar om de andere man te verplichten, hiero, een stukje van mijn macht, dit weet ik en dat geef ik jou, gaat over een vrouw, jazeker, met wie, wanneer en hoe lang, en ga jij die macht nu maar lekker even gebruiken. En dan komt de laatste op je toe en zegt insinuerend, ‘Is het waar
| |
| |
dat jij met hem, toen...?’ En ik denk, snotneus, dat was in 1985, toen was jij vijftien waar bemoei je je mee.
Het roddelen heeft steevast eenzelfde narratieve structuur, die van de eindeloze zin zonder punt of komma, en af en toe naar adem happen, dat is even die hapering die aangeeft, nu mag de ander weer. En zo afwisselend met z'n tweeën, of met de harde kern in een groep terwijl de groep eerbiedig luistert. Het heeft ook zijn eigen vocabularium, erg casual, zo van ‘wij doen allemaal heel gewoon’. En het heeft zijn eigen toontje. Een roddel kun je op het gehoor uit een gesprek halen zonder iets van dat gesprek te verstaan. Nou ja, dat zit ook in de gebaren. Precies, dat samenzweerderige, dat je iets voorover gaat leunen terwijl je spreekt en de luisterenden stuk voor stuk nadrukkelijk aankijkt. Het is écht waar! Ik heb het zélf... Nou, ‘gezien’, ‘gehoord’, ‘gelezen’ - er staan nogal wat opties open.
‘Gedaan’ is niet zo'n optie. De roddelaar/ster heeft het altijd over iemand anders. Ja, dat is wel een eerste voorwaarde om van roddelen te kunnen spreken. Het is altijd ‘wij’ die iemand anders uitsluiten. Bijvoorbeeld de beroddelde in het gesprekje waarmee ik begon, die ‘haar’ die zich door ‘Peter’ voor de gek heeft laten houden, ‘dertien maanden’ lang als ik het goed heb begrepen. De ‘Saskia’ uit het verhaal en de ‘Peter’ krijgen nog wel een sneer, maar die ‘haar’, nou die is dom, zeg. ‘Dat pik je toch niet.’
Nee, misschien niet. Maar een mooi verhaal levert het wel op. Er is blijkbaar een juffrouw die dertien maanden met een Peter ging, en toen pas merkte dat er nog twee andere dames met die Peter gingen. En die juffrouw woonde op een auto-uur afstand en had al die tijd niks in de gaten omdat ‘Peter’ altijd keurig op zaterdag kwam. Het zou zo een thriller opleveren. Bigamie Gepleegd In. Trigamie? Bestaat dat? Zoiets. Misschien had die juffrouw geen auto. En die Peter wel. En misschien was ze gewoon te beleefd om hem ongevraagd een bezoek te brengen, of om eens langs te gaan met de Interliner. Kan toch? Zou ik ook te beleefd voor zijn. Ik haat onverwachts bezoek. Dat komt er meestal ook niet in. Mijn privacy voor alles. De enkele goede vrienden die hier een uitzondering op zijn, maken juist altijd een afspraak.
| |
| |
Is het verhaal geloofwaardig? Dat moet wel, bij een roddel. Er moet ook minstens een echte waarheid in verborgen zijn, zodat het niet eenvoudig is de roddel te ontzenuwen, mocht je dat als beroddelde al willen. Mij zou het niet uitmaken. Ik heb meer dan eens zelf een fijne roddel in de wereld geholpen, over mezelf. Om die dan jaren later in niet eens erg verkakelde toestand weer ten gehore te krijgen. Van een man, ja. ‘Is het waar dat... in Héidelberg? Echt? Tijdens een pen-Conferentie?’ Goh, dacht ik, dat was in, laat eens kijken, mei '96. Ik moet die mannen toch eens updaten. Inmiddels zijn er veel meer, en vooral heel veel leukere roddels over mij te vertellen.
Over jezelf is trouwens nogal makkelijk. Hier volgt het recept: zorg ervoor dat je iets vertelt wat tamelijk schandelijk gevonden wordt, vertel het aan een man, liefst aan twee of drie tegelijk, zodat ze elkaar betekenisvol kunnen aankijken, vertel het erg argeloos alsof je er geen idee van hebt hoe erg het wel niet is, en zorg ervoor dat het niet te controleren valt, en dat ze het ook niet gaan checken voordat jij ver weg bent. Ik verzeker je dat het werkt. Vooral een klein gehoor van (mannelijke!) collega-schrijvers is erg dankbaar doorgeef-publiek. Ze geloven je onmiddellijk, als het maar over jeweetwel gaat. Nee, bij vrouwen werkt het niet goed. Niet als roddel. Vrouwen zeggen hoogstens, nou, dat zou ik toch niet doen. En soms willen ze het zelf ook wel even proberen. Met die man die je in je verhaal betrokken hebt. Dus het is dan meestal verstandig een man te noemen die een beetje uit de buurt is. In Kuala Lumpur ofzo. Of in Iowa City.
De meeste mensen vinden het maar niks als er roddels over hen verteld worden. Maar dat gebeurt toch, dus waarom zou je de mensheid dan niet een handje helpen? Je kunt heel aardig regisseren wat er over je verteld wordt, en zo heb je zelf ook nog een leuke tijd. Ik heb pas nog rondverteld dat ik in Zwolle voor een hooker ben aangezien, op een nacht toen ik in slaap was gevallen in de trein uit Nijmegen en om één uur wakker werd op een rangeerterrein. Ik heb natuurlijk verteld dat ik opgepikt werd door een beleefde meneer, een Deen met de naam Knud Jensen (mooi hè) en dat er niks gebeurd is maar dat ik
| |
| |
tenminste een slaapplaats had, in een Bilderberg Hotel nog wel, in Zwolle dus, waar we zijn minibar hebben leeggedronken, intussen keuvelend over de kinderen en kleinkinderen, en dat ik mij nog weken nadien heb voorgesteld als oma Jensen. Ik ben benieuwd na hoeveel tijd ik dit nu weer terug ga horen. Ik schat ongeveer drie-kwart jaar, als ik een beetje het circuit ken van mannen die het nu onderling doorvertellen. Nee, er is natuurlijk niemand die het gaat checken.
Zo langzamerhand hebben de He-men in mijn omgeving het idee dat ik mijn gewone biologische verlangens invul met losse meneren, in mooie kleuren en maten, meegenomen uit het openbaar, bij gelegenheid, en om vier uur 's morgens weer netjes buiten gezet. Het is mijn eigen tekst die wordt rondverteld, en het is jammer dat ik niet elke opvoering bij kan wonen. Dat is te eng, en dus hoor ik maar af en toe iemand met afschuw in zijn stem zeggen, ‘Nou, van jou begrijp ik niks...!’ De vrouwen er om heen kijken mij even snel aan, trekken een mondhoek op, bewegen heel even zo half met hun hoofd. Schudden hun hoofd, maar dan in de kleinste beweging, naar elkaar. Naar mij. ‘O o... Hoor je dat...? Ben je een beetje te gevaarlijk... schát...?’
Ik heb een soort superroddel gecreëerd. Ik mag. Ik ben twintig jaar getrouwd geweest en ik heb een kind goed en netjes grootgebracht. Zoooo... De rest van mijn leven is voor mezelf. Daahaag. Hier is het stil. Ik ben de enige in deze kamer, in dit appartement, en de enige andere sleutel heeft mijn kind. Mannen? Heerlijk. Maar vooral niet hier.
| |
| |
|
|