| |
| |
| |
Marjolein Rotsteeg
De erfenis
De laatste dag van het leven van Jos Verheijen begon veelbelovend.
Mirza had in de vroege ochtend, lang voor de haan zijn aubade had gekraaid, liefst vijftien biggen geworpen, waarvan er twaalf nog in leven waren. Twaalf kon ze met gemak aan. Al die tijd had Kazan voor het hok met een half oog alles in de gaten gehouden. Jos had de pasgeborenen drooggewreven met wat stro. De roze stumperds die niet direct na hun geboorte zo hard waren gaan krijsen dat zijn trommelvliezen het dreigden te begeven, had hij in een emmer koud water gedompeld. Van twee biggen hadden hart en longen een dusdanige optater gekregen dat ze alsnog waren gaan ademen. Onwennig strompelden ze luttele minuten later over het rooster van het hok.
Gulzig hadden de kleintjes zich in volgorde van geboorte vastgezogen aan Mirza's gezwollen, vuurroze tepels. Twaalf zachte lijfjes tegen haar ruwe huid met stugge haren. Het couperen van de staartjes en de oren had Jos even gelaten voor wat het was. Het stak niet op een dag. Net als de eerste spuit met antibiotica. Een reeks injecties met dit wondermiddel zou van de scharminkeltjes binnen enkele maanden slachtrijpe varkens maken. Daar was niet tegenop te voeren. En elke dag dat ze de stallen korter bezet hielden, was winst. Ze werden slechts geboren om na een armzalig bestaan zo snel mogelijk te worden gedood, zodat versgeworpen biggen hun plaats weer konden innemen.
Hij schudde zijn hoofd. Het leek verdorie wel of hij medelijden had met zijn inkomstenbron. Hij krabde door zijn haar dat als een borstel op zijn hoofd stond.
‘M'n egeltje,’ noemde Vonne hem altijd.
Een kwartier voordat de wekker van Vonne zou aflopen, zette Jos de ketel op en draaide een sigaret. Toen het water kookte, spoelde hij er eerst de theepot mee om. Vervolgens goot hij de pot vol en hing er een theebuiltje in, Engelse melange. Terwijl de thee trok, smeerde
| |
| |
hij twee crackers. Eén met honing en één met aardbeienjam, zelfgemaakt. Op het dienblad pasten de twee theeglazen en het bord precies naast elkaar. Zachtjes liep hij de trap op. In de kamers van Bas en Erna was het nog stil. Met zijn voet schoof hij de deur van de echtelijke slaapkamer open. De kamer waarin Vonne en hij hun kinderen hadden verwekt. Dezelfde kamer waarin eenendertig jaar geleden zijn ouders hem hadden verwekt.
Vonne lag op haar rechterzij, met een hand voor haar mond. Secondenlang observeerde hij haar, alsof hij haar voor het eerst zo zag liggen. Hij sloop naderbij. Het dienblad zette hij op het antieke nachtkastje. Hij boog zich voorover, legde met zijn wijsvinger een haarlok achter haar oor en kuste haar op de wang. Haar hand duwde zijn hoofd weg. Ze trok een gezicht alsof ze zojuist een glas pure azijn had leeggedronken. Maar toen ze hem zag glimlachte ze aarzelend.
‘Hallo,’ zei ze met een nog slaapschorre keel. Ze rekte zich geluidloos geeuwend uit en streek uitnodigend over de lege helft van het dekbed. Een warme gloed trok door zijn lichaam en nestelde zich in zijn kruis. Het vlees had al gekozen. Toch schudde hij zijn hoofd.
‘M'n broek,’ zei hij, wijzend op zijn knieën, waar een mengsel van voer, speeksel, bloed, vruchtwater en mest door zijn overall heen vlekken had achtergelaten op zijn spijkerbroek. Daarmee onder of zelfs maar op het witte broderiebeddengoed te gaan liggen was zonde. Hij haalde een kunststof krukje uit de badkamer.
‘Hoeveel?’ vroeg ze.
‘Twaalf.’
‘Goeie ouwe Mirza.’
Hij knikte.
Vonne schikte haar kussen en ging rechtop zitten. Voorzichtig tilde ze het gloeiendhete glas op. De damp snoof ze op. ‘Heb je nog geslapen, egeltje van me?’
‘Iets,’ zei hij. ‘Vanaf drie uur ben ik in de stal gebleven.’
Tot na middernacht was hij bezig geweest met de administratie. Hoe hij het ook berekende, hij was er niet uitgekomen. Waar hij het geld
| |
| |
nu weer vandaan moest halen voor de vaste lasten laat staan de boodschappen was hem een raadsel. Waarop konden ze verder nog bezuinigen? De Volvo inruilen voor een Golf? Dat bood hooguit een maand respijt. Het weitje met de dwerggeitjes opdoeken? Geen sprake van! Het was de grote liefhebberij van zijn vader geweest. De paarden verkopen? Nooit! Een Verheijen had paarden. Punt uit. Domingo was zijn ontspanning. De kinderen waren verknocht aan hun pony's. En Flicka had haar genadebrood meer dan verdiend. Als tiener had hij met haar op talloze regionale concoursen triomfen gevierd. De bekers en verbleekte rozetten in de tuigkamer waren de stille getuigen van hun glorietijd. De paarden wegdoen... het idee alleen al. Het hele dorp zou het bovendien in één klap duidelijk zijn hoe hij er financieel voorstond. Een Verheijen hield altijd de schijn op dat het goed ging. Altijd. In De Stal gaf hij liever een rondje te veel dan dat hij zich een keer drukte.
‘De energierekening kunnen we niet betalen, maar drink er nog eentje van Jos!’ sneerde Vonne steeds vaker.
Natuurlijk, ze had gelijk. Maar hij kon de nagedachtenis aan zijn vader niet bezoedelen. Het was een van diens laatste beslissingen geweest de grote stal te laten bouwen. Groter en meer, meer, meer was het motto, zeker met de gestaag dalende varkensprijzen. Driehonderd biggen pasten er in de grote stal. Kosten: twee komma drie miljoen, inclusief bouwrente, klimaatbeheersing, mestafvoersysteem en overige installaties.
Vader had de stal nooit klaar gezien. Tijdens de bouw had zich bij hem leverkanker geopenbaard. Jos had zijn studie aan de has afgebroken om zich fulltime met het bedrijf bezig te kunnen houden. Het was, ondanks de bestralingen en chemokuren, snel gegaan met z'n ouwe heer. Toen hij geel werd, was hij in het ziekenhuis opgenomen. Binnen een week was het afgelopen.
De dagen voor en na de uitvaart had Jos ervaren als in een dronkemansroes. Ome Toon en tante Gerda waren overgekomen uit Canada. Voor baby's en bruiloften rukten ze niet uit, maar bij begrafenissen waren ze steevast van de partij. De kerk was nagenoeg vol
| |
| |
geweest. Meneer pastoor had mooi gesproken. De uitgebreide kof-fietafel, die was gedrenkt in veel bier met jenever, en de aanwezigheid van de bijkans voltallige familie hadden van vaders begrafenis ook een beetje een feest gemaakt.
In de weken erna had Jos langzaam maar zeker de dagelijkse routine weer opgepakt. 's Avonds zaten Vonne en hij meestal bij zijn moeder. Ze voelde zich onveilig, ondanks haar waakse rottweiler. Ze kon ook geen al te groot beroep meer doen op haar vriendinnen. Bas was ‘al’ drie maanden dood. Kort daarna hadden ze het stalhuisje, het huwelijkscadeau van zijn ouders, verlaten en waren ze met Erna bij zijn moeder ingetrokken. Binnen een jaar verhuisde moeder naar een nieuwbouwwoning even buiten het dorpscentrum. Vonne was toen vijf maanden in verwachting.
‘Als het een jongen wordt, noemen we hem naar mijn vader,’ had Jos gesteld.
Kleine Bas droeg de naam van vader, maar leek meer op Vonne. In Erna's gezicht ontdekte Jos de laatste tijd steeds meer trekjes van vader. En van zichzelf. De manier waarop ze haar linkeroog kon toeknijpen...
‘Je thee!’ riep Vonne.
Hij schrok op, een scheut thee klotste uit zijn glas en vormde een lichtbruine kring op het dekbedovertrek.
‘Sorry,’ zei hij.
‘Op welke planeet zat jij?’ vroeg ze. ‘Je keek dwars door me heen.’ ‘Sorry,’ zei hij voor de tweede keer.
‘Hoe laat is het eigenlijk? Vijf over? Vooruit, opschieten. De kinderen moeten naar school. Moet jij nog iets hebben uit het dorp?’
‘Een doosje veldslazaad. Maar ik rijd straks zelf wel langs de Boerenbond.’
‘Ook goed. Vanmiddag gaan je moeder en ik met de kinderen naar Breda. Oma trakteert op winterjassen.’
Hij beet op zijn onderlip. ‘Lief van haar.’ Hij zette de theeglazen terug op het dienblad. ‘Ik haal Erna en Bas vast uit bed.’
| |
| |
Hij schakelde het nachtlampje op de kamer van Erna uit. ‘Zo schone slaapster, hoogste tijd, opstaan!’
Erna gluurde naar hem door het spleetje van haar linkerooglid om daarna met een ruk haar dekbed van zich af te duwen en overeind te komen.
‘Buiten is 't mooi weer, maar het mooiste zonnestraaltje, dat ben jij.’ Ze sprong op, sloeg haar armen om zijn nek en haar benen om zijn middel. Ze drukte een dikke kus op zijn oor. ‘Ju peerd, naar de badkamer.’
Als een gewillige viervoeter voerde hij haar commando uit. Nadat hij haar aan de wastafel had geparkeerd, waagde hij zich aan Bas. Die trok zijn dekbed over zijn hoofd. Met moeite kreeg Jos het dekbed omlaag. Bas sloeg beide knuistjes voor zijn gezicht. Jos zette zijn zoon naast het bed. Maar in plaats van naar de badkamer haastten de voetjes zich naar de grote slaapkamer. Door de kier zagjos dat hij zich stevig tegen zijn moeder aan wurmde. Eerst de beesten voeren.
In de maanden na vaders dood had hij langzaamaan inzicht gekregen in de financiële situatie. Het was nog hachelijker dan het zich in zijn ergste nachtmerries had aangediend. Op het bedrijf drukte een schuldenlast van een slordige 4 miljoen. Hij stond voor de keuze: ofwel de erfenis weigeren en vaders naam te schande maken ofwel ze aanvaarden en nu al weten dat, hoe hard hij ook werkte, hij van zijn levensdagen nooit uit de schulden zou komen. Hij had de tweede optie gekozen. Daar kwam nog bij dat hij zijn jongere zus moest uitkopen. Chris wilde daarmee de kapperszaak in het dorp overnemen. Er werd vanwege de monopoliepositie een vermogen aan goodwill gevraagd. En er waren meer gegadigden. De gretigheid waarmee de Agrarische Kredietbank hem nog eens een paar ton had geleend, had hem verbaasd. Al was er een fikse, aanvullende levensverzekering voor terug verlangd.
Met de lage rentestand waren de maandelijkse termijnen te doen geweest. 's Nachts was hij wel geregeld overeind geschoten. Het rente-spook bezocht hem in zijn dromen. De biggenprijzen kelderden nog
| |
| |
verder. Dan stond hij op, trok een droge pyjama aan en rookte beneden een sigaret. Voor het eerst in jaren was de rente nu dan gestegen. En een verdere stijging was niet uitgesloten.
Er was een manier om Vonne en de kinderen te ontlasten. Dan zouden ze niet langer zijn overgeleverd aan de vrijgevigheid van zijn moeder, maar zouden ze zelf kunnen bepalen of er nieuwe kleren kwamen, en zo ja, welke.
Vorige maand had hij besloten dat hij het zou doen. Ze zouden het hem ooit kunnen vergeven. Op begrip durfde hij niet te hopen. Hij maakte zich zorgen om de schande die zijn dierbaren zou treffen. Het dorp was even goed in het bewaren van geheimen als een vergiet in het bevatten van water. Formeel zou hij niet in gewijde grond mogen worden begraven. Zou meneer pastoor clementie hebben en een oogje toeknijpen? Misschien moest hij maar een smeekbede aan de vertegenwoordiger van Onze Lieve Heer richten.
Het hoe en wanneer daar was hij nog niet uit. Pillen waren een zacht verglijden, maar de kans op voortijdige ontdekking bleef groot. Daarnaast zou hij maanden nodig hebben om voldoende medicijnen te vergaren zonder de achterdocht van dokter Wentink te wekken. Een kogel via de mond ging dwars door je hersenstam. Succes gegarandeerd. Aan een wapen was, even over de grens richting Turnhout, vrij eenvoudig te komen. Maar het was duur. En wat als Vonne of de kinderen het zouden vinden? En degene die hem zo zou aantreffen, zou de aanblik nooit meer kwijtraken. Dat mocht hij Vonne niet aandoen. En Bas en Erna al helemaal niet. Z'n hoofd in de oven steken met de gaskraan open? Viel ook af. Stel dat Vonne rokend de keuken binnen zou komen... Z'n polsen doorsnijden? Dat moest in lengterichting gebeuren. Zou hij dwars door de pijn heen lang genoeg en diep genoeg blijven snijden? Hij durfde zichzelf niet te vertrouwen.
Het moest effectief, snel, goedkoop en, als het even kon, niet al te pijnlijk, blij herinnerde zich de verhalen van Guus de Greef. Met gloeiende konen had Jos de verslagen van Guus' vakanties in Thailand aangehoord. Al vijf keer was hij erheen geweest. Steeds zonder
| |
| |
zijn vrouw. Om in Bangkok zijn geheimste lusten te bevredigen. ‘Met piepjonge maagden, meisjes en jongens, kun je voor een fooi alles doen,’ had Guus gezegd.
De laatste keer, nog maar enkele weken terug, had Guus verteld over de meest verrukkelijke sensatie ooit. ‘Toen ik vroeg naar iets heel speciaals, kwam mijn vaste gids met het plan strangulation te proberen. In de taxi op weg naar de club vertelde hij wat het precies inhield. Doodeng en alleszaligmakend tegelijk.’
‘Wat is dat strangulation eigenlijk?’ had Jos gevraagd.
Guus had bulderend gelachen. ‘Da's waar ook, in dit gat houdt het op bij eens in de maand recht-op-en-neer. Wurgseks. Strangulation is wurgseks, neefje.’
‘Maar dat is hartstikke gevaarlijk.’
‘Goed gezien, Joske. Maar daarom zijn er altijd ten minste vier stevige types bij om je tijdig te laten terugkeren. Man, man, ik begrijp nu waarom veel oude kerels ervoor kiezen om zo de pijp uit te gaan.’
Terwijl Vonne het erf afreed om zijn moeder op te halen, zwaaide hij met een hand de kinderen na. Met de andere opende hij de tweede keukenla van boven. Daarin bewaarde Vonne in een oud sigarenblikje het geld dat ze bijeensprokkelde met het plakken van zegeltjes. Eens per jaar deden ze er met z'n allen iets van wat het gewone budget te boven ging. Meestal werd het een dagje Efteling. Hij kieperde de inhoud op tafel. Snel scheidde hij de bankbiljetten van het muntgeld. 166 Gulden en 45 cent, telde hij ook de tweede keer. Hij trok zijn portemonnee, schoof een vierde deel van het geld erin en deed de rest terug in het blikje. Op een half blocnotevelletje schreef hij:
Ik heb f 41,60 gepakt.
Jos
P.S. Sorry. Ik zal het nooit meer doen.
| |
| |
Op de brieven aan de rijvereniging, de pastoor en de Organisatie voor Varkenshouders Nederland plakte hij een postzegel. De brief voor de biljartclub stopte hij in zijn binnenzak. Op de fiets reed hij naar De Stal. De zon prikte behoorlijk voor september.
Frits keek op bij zijn binnenkomst. ‘Wat brengt jou hier, zo midden op de dag?’
‘Had ik zomaar zin in. De vrouwen zijn naar de stad. Winkelen. Doe maar een pilsje met een jonkie. Geef d'n Blauwe en de dames wat. En neem er zelf ook één.’
Aan hun vaste tafeltje nipten de oma's Jaspers en Wauters van een glaasje vieux. Halverwege de bar zat Willem Oomkens. Zijn ogen glommen al, maar in de vroege namiddag was hij meestal nog aanspreekbaar. ‘Gezondheid!’ zei hij, wuivend met zijn glas.
Frits en Jos proostten terug.
De jonge dronk hij in een teug leeg. Daarna goot hij het bier naar binnen.
‘Weertje,’ zei Frits.
Jos knikte. ‘We mogen niet mopperen.’
‘Hoe staan de zaken?’
‘Ach, ge kent 't wel, hard werken, weinig verdienen.’
Frits lachte. ‘Je bent ook een echte Verheijen. Altijd klagen. En dat met zo'n boerderij!’
Jos glimlachte. Hij liep naar de fruitautomaat en gooide er vijf guldens in. Nadat de rollen een paar keer hadden gedraaid, begonnen de felgekleurde lampjes te knipperen en werd de geldlade volgestort met munten.
‘Doeme toch! D'n duvel schijt ook altijd op de grootste hoop!’ riep Willem.
‘'t Is zeker je geluksdag,’ zei Frits.
Jos knikte. ‘Doe iedereen er nog maar eentje van mij.’
‘Dat sla ik niet af,’ zei Willem. Uit zijn mond ontsnapte een wolkje verzuurde bierlucht.
‘Hoeveel is de schade?’ vroeg Jos twintig minuten later.
‘47 en een kwartje.’
| |
| |
Jos telde zijn zojuist gewonnen 25 guldens uit op de tapkast en legde er een biljet van 25 gulden naast. ‘Is goed zo.’
‘Bedankt, hè! Zien we je morgenavond nog?’
Dat was waar ook. Het biljartconcours. ‘Ben bang van niet. Er moeten er vier biggen. Zou je deze brief aan Frans Koremans willen geven?’
‘Met alle plezier.’
‘Houdoe.’
‘Houdoe, Jos.’
‘En de groeten aan Vonne!’ riepen de dames hem na.
‘Zal ik doen!’ galmde hij terug.
‘Veldslazaad komt morgen weer binnen,’ zei Louis.
‘Dan neem ik nu schommeltouw mee, een meter of tweeënhalf, drie. Niet van dat oranje kunststof spul. Echt touw.’
De bediende mat de juiste lengte af.
‘Doe er nog maar een halve meter bij. Liever méé verlegen dan óm verlegen.’
‘Mijn idee. Verwen je je kinderen niet te veel? Dat was 't zo?’
Jos knikte.
‘Thuis alles goed, Jos?’
‘Z'n gangetje. Is de arm van jullie Adriënne al uit het gips?’ ‘Dinsdag.’
‘Da's nog vrij snel, niet?’
‘Toch nog vijf weken. Zal ik 't opschrijven?’
Hij had genoeg geld op zak. Maar nu was het niet het moment om zich anders dan normaal te gaan gedragen. ‘Da's goed. Houdoe, hè.’
‘Houdoe.’
Jos bond het touw onder zijn snelbinders. Zijn horloge piepte achter zijn manchet vandaan. Kwart over drie al. Alsof de duvel hem op de hielen zat, zo hard fietste hij naar huis.
Nahijgend keek hij op de keukenklok. Hij had nog ongeveer een uur. Hij legde de brieven op hun plaats. Voor Vonne een dikke envelop op
| |
| |
het aanrecht, voor zijn moeder en zus een dunnere eronder. Om het zekere voor het onzekere te nemen las hij de polisvoorwaarden nog-maals door. Hij floot naar Kazan. Die kwam aangerend. Hij sloot de hond op in zijn buitenren, gaf hem vers drinken met een bak brokken. Hij liep langs de wei. De paarden begroetten hem met een lage hunkering. Hij hield zijn wang tegen het grijze, satijnen vel van Flicka's neus. Haar geur maakte hem licht in het hoofd. Een ronde door de grote stal. Alles rustig. Mirza lag tevreden kreunend haar jongen te zogen.
In de vroegere koeienstal zette hij het houten trapje onder de tweede hanenbalk. Met een welgemikte worp slingerde hij het touw eroverheen. Het ene uiteinde knoopte hij stevig vast. In het andere maakte hij een lus. Hij ging op het krukje staan. De lengte was prima. Hij daalde het trapje af. Hij keek over de akker. De maïs stond er goed bij. Nog een week zulk weer en hij kon worden geoogst.
In de badkamer trok hij zijn kleren uit en nam een douche. Hij droogde zich zorgvuldig af, ook tussen zijn tenen, voordat hij zijn haar kamde. In de slaapkamer legde hij zijn krijtstreeppak met witte overhemd op bed. Uit de ladenkast pakte hij een nieuwe onderbroek, sokken en een blauwwit gestreept T-shirt. Zijn kakibroek met riem hing over de stoel. Zijn nep-Timberlands stonden in de gang, onder de kapstok. Een blik in de passpiegel verzekerde hem ervan dat hij er netjes uitzag.
Hij rolde een sigaret. Terwijl hij inhaleerde, zag hij Vonne, Erna, moeder en Chris voor zich, ontroostbaar. Bas zou het later pas bevatten. Het verdriet zou slijten. Vonne was jong genoeg. Die zou van een ander kunnen gaan houden. Hij gooide het peukje op de grond, plantte zijn voet erop en draaide die enkele keren heen en weer. Het vuur was gedoofd.
De dubbele houten deuren van de koeienstal liet hij aanstaan. Voor de tweede keer beklom hij het trapje. Staand op het plateautje bovenop, schoof hij zijn hoofd door de lus van het touw, biet kriebelde. Hij
| |
| |
zuchtte een keer, haalde diep adem en tikte met de neus van zijn linkerschoen het trapje weg. Het touw snoerde zich strak rond zijn nek. Inademen ging niet meer. Zijn voeten zochten schoppend naar houvast. Een warme stroom vloeide uit zijn lendenen. Het werd donker. Hij hoorde autobanden knisperen op het gravel van het erf. Kazan sloeg niet aan. Net op tijd.
‘Papa, kijk eens, m'n nieuwe jas! Papa, waar ben je?’
‘Erna! God, vergeef me.’
|
|