afwezig te zijn, hun identiteit tijdelijk af te leggen en open te staan voor de stem van het verhaal. Virginia Woolf noteert in haar Writer's Diary: ‘Als ik schrijf ben ik louter ontvankelijkheid.’ Voor haar was het ‘ongelooflijk belangrijk (...) om onbewust te schrijven’. Het verhaalde moest een eigen stem kunnen krijgen.
Midden in het schrijfproces van een van haar romans, The Years, zegt Virginia Woolf in haar dagboek: ‘Het komt er nu op aan (...) geen moment door te duwen; rustig achterover te gaan liggen en de tere onderbewuste wereld zich met mensen te laten vullen; en niet door te drammen tot het schuim weer op je lippen staat.’
Niet geheel onverwacht identificeert Harry Mulisch zich als schrijver wel met god. Maar het is een lege god, geen persoonlijkheid als Zeus die op de top van de Olympus alle touwtjes in handen houdt. In Voer voor psychologen benadrukt hij de afwezigheid van de persoon van de god-schrijver: ‘Wie bestaat, maakt niets. De schrijver moet leeg zijn, niet-bestaan, zoals de schepper van hemel en aarde.’ De schrijver is geen alleenheerser over zijn verhaal. Het verhaal ontwikkelt zich volgens eigen regels, en dat zijn niet altijd de regels van de auteur. Personages kunnen zich loszingen van hun schepper en die verrassen, niet alleen met onverwachte acties, maar ook met hun persoonlijkheid. Tijdens het schrijven van fictie blijkt er vaak iets raars te gebeuren: de personages nemen het roer over van de schrijver, bepalen de loop van een verhaal, of blijken heel anders te zijn dan de schrijver bedacht had.
Tijdens het schrijven van journalistieke teksten daarentegen houdt de verslaggever de touwtjes van de tekst in handen. De gebeurtenis behoort in de journalistieke tekst niet een nieuw verloop te krijgen, personen dienen in de tekst niet van uiterlijk te veranderen of andere woorden te spreken. Bij fictie wordt pas echt duidelijk waar de tekst over gaat tijdens het schrijfproces. De fictionele tekst ontwikkelt zich in het schrijven, zelfs als de schrijver vooraf materiaal verzamelt.
Dat de wijze waarop literatuur en journalistiek worden gelezen en tot stand komen verschilt betekent niet dat de producten essentieel anders zijn. Het volgende, overigens niet-tekstuele, voorbeeld maakt