| |
| |
| |
Mila Haugová
Alfa draagt haar schuilhoek bij zich
Alfa draagt haar schuilhoek bij zich, een grot
gestoffeerd met woorden (Altamira achter iedere
wand). Beweeglijk in dierlijke eindigheid,
vochtig van wedergeboorte, in zichzelf, in angst
voor het bestemde, met hoop.
Het bos waar moeder met vader achterbleef, is niet
werkelijk. Prikkel met een getekende, met beweging
in schemer, kleuren die langs boomstammen druipen.
Waartegen ik leun? Ze gebiedt niet om te kijken,
de vergiffenissen te merken.
In rottende bladeren is 't zwaar ademen. Ik verdraag
geen geur van 't ongeziene. (De erfzucht van een vrek
zich 't ongeziene te herinneren van moeder, van vader?)
Zonder adem, tot die verdwijnt, zonder adem,
te vallen in krenkende lente, op de weke aarde planten
van verleden jaar inademend.
Bereid je voor op dagen zonder pijn,
bereid je voor op dagen zonder liefde,
bereid je voor op het weggaan naar maanzieke bomen,
het beëindigen van gesprekken.
| |
| |
| |
Alfa nadert de winterslaap
Alfa nadert de winterslaap,
zoekt zuivere woorden, beweging
voor haar bar winterverblijf, ze houdt
van de vast volkmaakte volle oktobermaan.
Zoekt ze zichzelf, dan zoekt ze ook de man,
ze kan niets voorgoed geloven.
Ze kwelt, verwijt zichzelf, leeft op boze woorden,
bezweert, tovert, verliest alles wat haar ooit
toebehoorde. Alfa heeft geen plek meer om te gaan,
dochter en man vullen de ruimte. Verstijfde handen
dompelen zich in woorden. Alfa wil een gedicht,
maar het sterft weg, dat ook misschien. Het gedicht
verzet zich, het gedicht is water. Ze wil twee stenen
tafelen. Woorden. Ze wil preciezer zijn dan de dood.
| |
| |
| |
Alfa is opeens zonder vleugels
Ontwaakt in beweeglijk duister.
Tussen de twee dromen beleefde ze alles.
...hoe ik daarvoor alles heb geraden; de beweging van
hoe het al bewoog, mannenstappen die bij me hoorden,
moederlijke tekens voor mij verborgen
onder het hemd, water in de woestijn, jouw stille kreet,
de komst van een gedicht...
Nu wen ik opnieuw aan mezelf,
kan kiezen uit twee doden:
| |
| |
Ik zie geen principieel verschil
tussen een gedicht en een handdruk
Ontdaan van alle huiden zweept ze heftig het paard,
rukt de roos van haar mond. Alfa zwemt, rozengeur
stijgt op uit de gloeiende wind, naakt, contact
niet gericht op een omhelzing,
ruil van onbeantwoorde dromen, bloemen, hun strakke
slanke lijven wachten tot ochtendgloren, pijnlijk,
en we bereiken ze niet, stampers hongerend naar pollen,
losgerukte sluier, dauw, ademen van lichamen, iemand
kijkt naar ons, lang en precies, observeert ons
nauwgezet en geeft zin aan geheugen dat deze blik
ze zwemt in eigen lijf, de beweging duurt buiten mij om,
opnieuw schrijven, alsof ik steel, tussen de deuren
de dochter, vertrekt nooit volledig, maakt zich alleen
de boog van haar oog gespannen naar de verre spiegel.
Uit: Dama sjednorozcom (Dame met de eenhoorn)
Vertaling: Jana Beranová
|
|