Marion Vredeling
Hotelschakeling
Een lichaam ligt in het schemerdonker languit op bed en zou als het voor zich uitkeek over de buik heen langs de lengte van de benen, vier voeten moeten zien.
Als het voor zich uitkeek.
Maar het geluid van de klok heeft de laatste schemer verdreven en een donker gordijn neergelaten.
Het getik.
Het getik van naaldhakken op de traptreden.
Close-up van de kuiten. Er is zwart nylon overheen gespannen.
Een stuk groene stof met witte ballen golft om de bewegende benen. Het lichaam wordt door een onzichtbare kracht omhoog getrokken langs de ronde leuning die een lange schaduw op de muur werpt als het licht weer aangaat. Ver weg rijdt een trein over de metalen brug. Dichterbij, achter een muur, fluiten twee kanaries. De schoenen passeren diverse kleine kokosmatten in het trappenhuis. Hoe wonderbaarlijk is het om zovele dichtbijzijndheden te zien die onbeantwoord blijven.
Voordeuren die gesloten blijven, bezoeken die nooit plaatsvinden.
Na iedere zestien treden is er op de muur een oranje lichtpuntje te zien, als het licht weer uitgaat. Na iedere negendertig treden gaat het licht weer uit. Negen treden worden in het donker beklommen.
In de mond komt de herinnering op aan de smaak van witte wijn.
Nog zestien treden en ze zal een uitzicht bedenken.
Ze zal daar zwijgend, rook verspreidend, uitzien over een verte.
Ze zal zo lang blijven staan tot de ogen gaan tranen en de lichtjes beginnen te dansen. Dan zal ze een lichaam in een donkere glanzende jurk verzinnen en samen met haar in het uitzicht stappen. Ze zullen elkaar daar zonder berekening omhelzen. Op het groen van de jurk verschijnen rode monden die om witte wijn vragen. De witte wijn zal worden geserveerd op de plaats waar door een zonwering oranje licht op de gezichten valt. Ze zullen praten over herfstbladeren en zich vrolijk maken over het verkleuren van het groen. De lippen worden steeds natter nu ze onophoudelijk lachen. Dan strijken ze het haar glad en kijken naar het glas in de handen en zwijgen na een tijdje.
Nu het daar stiller en stiller wordt, klinkt dichterbij het gekwaak van eenden in het water. Het geluid kaatst omhoog tegen de gevels en sluipt de oorschelp binnen.
In het donker beweegt het lichaam de handen naar de oren en drukt ze dicht met de wijsvingers om niet te merken hoe de nacht onafwendbaar voorbijgaat. Maar de trein in de verte brengt de weke grond onder de stad in beweging.
De trilling plant zich voort tot in het lichaam, dat zachtjes geschud wordt.
Heel langzaam beginnen geluiden het donker te verdrijven.
Hier en daar knipt het licht achter de ramen uit en worden gordijnen opengeschoven.
Nu het lichter wordt en de verticale lijnen zich weer beginnen af te tekenen, kijkt het lichaam over de buik heen langs de lengte van de benen en denkt de voeten terug te vinden... Maar nog voordien spat het beeld uiteen.
Onmogelijk om als de oude op te staan.