Lust en Gratie. Jaargang 15(1998-1999)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 77] [p. 77] Wik van Vuren Y: vreemde i zand wuift traag door het water een vis weet niets van wind aardt naar zee en paardenvlees de krantenjongen is weer terecht hij was verdwaald roepen ze alleen dat het eiken waren wist ik zomereiken jonge zomereiken zegt hij ik ben teruggevonden hijzelf zet het kopje naast het schoteltje steekt over bij rood licht je kunt niet duidelijk genoeg zijn er is hem niets overkomen de kopjes fier in de kast hij zou verloren willen gaan tussen het een en het ander maar het ontbreekt hier aan reten haarscheuren bodemloze bossen en de wind komt altijd van zee [pagina 78] [p. 78] hoedanigheid zoals de vrouw daar staat licht leunend tegen de pilaar de handtas ter hoogte van haar wuivende heup wordt zij mij vreemd - de koudslachter lacht de koe keert weder tot zult en damesleder - naar gelang de grondsoort de tongval van de dag of haar schraapzucht voert zij het vlees aan haar botten de tas aan de hand als blinde getuige [pagina 79] [p. 79] standplaats ze heeft zichzelf opgeslagen tussen de hoek en haar tas ze komt nooit ze is er altijd al of niet als het gele kopje breekt op uren met vereelte randen of als het brood toch op is ze houdt zich graag afzijdig om het kopje uiteen te laten vallen tot scherven steen om de uren te laten passeren om de trommel leeg te laten ze waakt bij het bestaan [pagina 80] [p. 80] verblijfplaats ze is niet meer gewoon aan licht zoals het scheert en schampt langs dingen in normale doen stoelen zonder reden van bestaan dringen zich op kranten geven hijgend kennis van verstreken tijd in het midden hangt een lamp op ooghoogte de muren hebben zich verdicht tot kamers ontbind het licht ontdoe het van dorpel en kozijnen laat het vallen op de stenen van het plein [pagina 81] [p. 81] boedel zie de fakkeltocht van vlaggen glanzend op het nachtblauwe schutblad van een atlas of onderaan een landkaart van de wereld met goud en groen en rood ik was een ander geweest met ander land en bloed van vreemde verwanten als zij gezien was aan de rand van de akker als zij was meegenomen dwars door het stoppelland en zij de gangen van water was nagegaan haar land stond niet blank zij had haar vlag geplant het pootgoed gezien wij waren niet gebonden door vrees voor het water ik was een ander geweest met ander land of varensgezel Vorige Volgende