Is er iets als een filmdoek in mijn hoofd waarop voorstellingen worden geprojecteerd? Het geprojecteerde is een ruwe, misschien lukrake, montage van allerlei fragmenten. Verbeelding?
Herinnering?
Het is overbelicht in mijn hoofd. Er zijn mensen met glimmende neuzen en rode, niet weggewerkte vlekken in de hals.
Fantasie is een vies woord zei een man. Hij heeft gelijk. ‘Gebruik je fantasie’, wat betekent dat? Soundeffects, special effects, maar vooral beeld. Tuimelend, hectisch en even gemakkelijk weer star, bevroren. Still. Ssst.
Hij zegt vaak: ‘Als ik mijn scriptie nou maar af had.’
Vandaag zeg ik: ‘Wat dan.’
‘Tering,’ zegt de jongen.
Hij heeft zich in zijn vinger gesneden.
Ik probeer te kijken naar mijn situatie als door een lens. Niet wat ik vind is belangrijk, maar hoe het eruitziet. Nee: wat het is. Maar hoe is dat los te koppelen van wat ik zie? Vrijwel alles, of is het alles om me heen, is een verwijzing naar iets, iemand anders.
‘Jij bent altijd met jezelf bezig,’ zegt de jongen.
Dat is niet waar. Het ziet er alleen zo uit.
In mijn kamer staat een bed. Een bed zou ik kunnen omschrijven door de onderdelen waaruit het bestaat op te sommen. Dat zou ik voor alles kunnen doen. Maar dan moet je steeds kleinere deeltjes benoemen om zorgvuldig te zijn.
Ik weet niets over quantummechanica. Behalve dat twee van de allerkleinste deeltjes nooit allebei tegelijk op één plaats kunnen zijn. Dat heb ik onthouden omdat ik het me kon voorstellen. Ik en een ander kunnen ook niet allebei tegelijk op dezelfde plaats zijn. Is dat juist de kracht van elk mens en de daaruit voortkomende frustratie van twee minnaars, de reden waarom ze elkaar zo dicht